gers in Slaaverny blyven moeten. 10.) Over de Jalouzy of Minnenyd, en haare Gevolgen. Deeze Onderwerpen worden, in die gedeelten der Brieven welke op dezelven regtstreeksch slaan, op eene wyze behandeld, die alzins de goedkeuring moet wegdraagen; de aanmerkingen zyn, over het geheel genomen, zeer juist, en gewichtig; de styl is mannelyk, zonder stroefheid, dus geenzins verveelende, maar veeleer uitlokkende en vermaakende: de meeste Brieven worden, om de afwisseling, en tevens om het geleezene te verlevendigen, beslooten met een samenspraak tusschen verschillende persoonen. Twee derzelven, gevoegd achter de twee Brieven over Godsdienst en Wysbegeerte, zyn van eenen zodanigen inhoud, dat men oppervlakkig op de gedagte zoude kunnen vallen, dat de Schryver daar door bedoelde, ongeloovigen of spotters in de hand te werken; doch hy betuigt, in de Voorreden, geen ander oogmerk daarin gehad te hebben, dan te toonen, welke zwaarigheden 'er by opregte, maar ongeoesende, Christenen, by het leezen der H. Schrift, wel eens ontstaan, en dat het dus hunne onderwyzers aan te raaden is, zich hier tegen te wapenen. Wy willen dit, naar den aart der liefde, wel gelooven; doch wy zien de rede niet in, waarom, ter bereiking van dit oogmerk, de in die samenspraaken voorkomende Geestelyken zulke platters en eenvouwige
zielen moesten zyn, en hunne tegenspreekers, of natuurlyk, of door overdenking, schrandere lieden. - Over den titel van den laatsten Brief: de Jalonzy of Minnenyd, hebben wy alleen deeze aanmerking, dat Minnenyd hier niet geheel past, alzo in denzelven over allerlei soort van na-yver, zo tusschen byzondere persoonen, als geheele Natien, gehandeld word. - Het zal den Leezeren, zo wel als ons, zeer vreemd en byzonder schynen, dat deeze Brieven zo ingericht zyn, dat dezelven tevens tot een Liefdesverklaaring, en voortzetting van eenen Minnehandel, moeten dienen; waarlyk het contrasteert wat al te sterk, Wysgeerige Brieven gedeeltelyk op te vullen met somtyds niet weinig overgedreevene vryery. Men zou dit nog eenigzins kunnen dulden, indien 'er, om de leezing te veraangenaamen, met een enkel woord iets van inkwam; maar geheele bladzyden daar aan te besteeden, gaat, dunkt ons, wat te verre. Vooral, indien, gelyk hier, de Schryver zich niet aan zyn eerste grondstelling houd. ‘Mejuffer, (zo schryst zelidor aan de schoone eliante, (bl. 3.) onder welke verdigte naamen deeze Brieven zyn geschreeven,) Mejuffer, ik bemin, uwe gantsche persoon behaagt my, doch ik zal geenzins van liefde sterven, indien gy myn verzoek afslaat, en zal dus ook van myne drift niet dan ter loops spreeken: want, zo dra men eens gezegd heeft, ik bemin u en vinde