den Franschen wedervaaren in het vermelden van de gesteldheid hunner Krygslieden. Men leeze, by voorbeeld: ‘Niets is algemeener, dan, aan openbaare en byzondere tafels, een Grenadier naast zynen Colonel te zien, terwyl deeze gemeenzaamheid ook geen van beiden in het allerminst zonderling schynt. De een laat niet den geringsten hoogmoed, en de andere geene hoegenaamde slaafsche onderdanigheid blyken; beiden noemen zy elkander wederzydsch Burger of Kameraad. En, alhoewel dit eenen vreemdeling op het eerste gezigt zonderling zoude voorkomen, verdwynt het ongemeene van dit verschynzel aanstonds, wanneer wy nagaan, dat niet weinigen van deeze Nationaale Vrywilligers zeer gegoede lieden zyn, waar van 'er zommigen tien, twintig of dertig duizend Livres jaarlyksche inkomsten bezitten. Veelen van deezen, met wien ik gesprooken heb, deeden door hunne beschaasdheid het Fransche Volk in waarheid geen oneer aan, en al die belachlyke gemaaktheid, waar van deeze weleer zo algemeen verzeld ging, was by dezelve nu gansch en al verdweenen. Zy lieten zich op hunnen moed niet het allerminste voorstaan; spraken van hunne opoffering van alle gemakken en genoegens van dit leven, om daar tegen aan alle de gevaaren en vermoeienissen van den oorlog blootgesteld te zyn, als van een pligt, dien zy aan hun Vaderland verschuldigd waren, en waar van zy zich dan ook werklyk kweeten; terwyl zy zich daar over alleen beklaagden, dat hun Vaderland op zulk eene wyze, door den oorlog en binnenlandsche oneenigheden, verwoest werd, waarby zy dit als hunnen hoogsten wensch uitboezemden, dat naamlyk hunne vyanden te ondergebragt, of zy zelve hierby omkomen mogten. - Ik hoorde dit met bewondering, en hoope dat de Hemel en Master burke het my vergeeven zullen, dat ik oordeelde hen te zullen hoonen, wanneer ik deeze braave lieden met de thans ganschlyk vernietigde Ridderschap van
Frankryk wilde vergelyken.
Veelen onder de Officieren, en zelfs van den eersten rang, zyn van gemeen Krygsman tot dien stand verheven. Op een bal of by een toilet zouden deeze lieden zeker eene zeer vreemde vertooning maaken; dan dit is egter gewis, dat zv, na alvoorens de konst des oorlogs dus een geruimen tyd geleerd te hebben, veel geschikter zyn om een Compagnie of Battaillon in het vuur te geleiden, dan menig een verwaande, baardlooze jongen, die slegts nog even uit eene militaire Kweekschool is losgebrooken.’ - In deezen trant vaart de Reiziger voort met breeder het heldhaftig Character der Franschen te schetzen.
Hy ontveinst de gebreken en ongeregeldheden deezer gepree-