geen geweld kan my de vruchten van myne nyverheid ontneemen; geen magt my de weldaaden ontrooven, waar mede de natuur haare kinderen gelyklyk bedeeld heeft. In de landen zelf, die de grootste Vryheid genieten, zyn voor de burgers oneindig veele banden, door de behoeftens eener hebzuchtige en nooddruftige regeering gelegd, welke niet weinig belemmering toebrengen aan de wettigste en natuurlykste middelen, welke dienen moesten ter bevordering van hun geluk, 'Er zyn duizende knevelaryen, welke de gewoonte, het vooroordeel, het begrip, byna ongevoelig gemaakt hebben. De wetten, gebruiken en gewoontens, de bygeloovigheden der volken, dikwyls in oorlog met het algemeene heil, onderwerpen de menschen, die zich het vryste meenen te zyn, aan duizende knevelaryen, waar over zy zich beklaagen, zonder hulpmiddelen daar tegen te zoeken, welke zy nogthans in de Rede zouden vinden, zoo zy zich verwaardigden daar mede liever te raadpleegen dan met oude gebruiken, dan met somtyds schadelyke gewoontens, verouderde wetten, kwalyk verduwde tytels, welke byna in alle landen, de verlichtste Natien, en die het na-yverigst wegens hunne Vryheid zyn, nog tyrannelyk handelen. - Maar om dat de waare Vryheid nog niet bekend is, zoo laat ons daar uit niet opmaaken, dat zy enkel een harssenschim zy; zy zal de wenschelyke vrucht zyn eener staatkunde, al meer en meer verbeterd door de ondervinding, door de kennis van het belang der Natien, geleid door de Zedekunde en Deugd, zonder welke de menschen noch waarlyk vry, noch waarlyk gelukkig, kunnen zyn. Indien, even als het geluk, de Staatkunde niet volmaakt kan zyn, dat de menschen evenwel niet nalaaten poogingen te doen om haar beter te maaken; zoo zal hun welzyn in denzelfden voortgang vermeerderen, als hunne kundigheden, hunne rede en hunne Vryheid.
Gelukkige Vryheid! geliefkoost voorwerp van alle edelaartige harten! Dochter der Billykheid en der Wetten! koom vestig uwe wooning by de bewooners der aarde. Verbryzel de ketens der Natien; verban het afgryslyk Despotismus, 't welk alle de gaven der natuur voor den mensch nutteloos maakt; ontsteek in onze zielen dat vuur, het welk gy voor deezen in zoo veele helden deedt branden, dat hunne eerbiedwaardige