Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1795
(1795)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 375]
| |
Vaderlandsche Historie, vervattende de Geschiedenissen der Vereenigde Nederlanden, zints den aanvang der Noord-Americaansche Onlusten, en den daar uit gevolgden Oorlog tusschen Engeland en deezen Staat, tot op den tegenwoordigen tyd. Uit de geloofwaardigste Schryvers en egte Gedenkstukken zamengesteld. Met Plaaten. Ten Vervolge van Wagenaar's Vaderlandsche Historie. XIIde Deel. Te Amsterdam, by J. Allart, 1794. Behalven den Bladwyzer, 479 bl. in gr. 8vo.‘Een groot veld hebben wy reeds afgeloopen onder de beschouwing der Gebeurtenissen, Staatsverrigtingen en Bemoeijingen der Ingezetenen, in dit Jaar [1786] voor geen gering gedeelte de Vereenigde Bondgenootschaplyke Gewesten in 't algemeen betreffende, of daar mede eenigermaate verbonden. Wy hebben niet niet kunnen nalaaten, hier en daar aanwyzingen te doen op meer byzondere Gevallen, of dezelve in 't verschiet ontdekt, die bepaalder tot eenig Gewest afzonderlyk behooren. Deeze vorderen eene nadere voordragt. Elk Gewest levert tooneelen op vol woelige bedryven. Deels dezelfde, deels andere, Mannen treeden te voorschyn, en speelen verbaazende Rollen, waar over de Naakomelingschap zal versteld staan, en nooit vertoond worden, dan in Tydperken van algemeene gisting en geestdrift, onder eenig Volk, en te vreemder by de Nederlanders, die, gelyk de Geschiedschryver hoofdt aanmerkt, zagtgangers uit den aart zyn, en gewoon hunne zaaken met dubbele zorge te beleggenGa naar voetnoot(*). Een Charactertrek te meermaalen by onzen Landzaat geheel onkenbaar geworden, of liever met eene tegenovergestelde verwisseld, wanneer het de Vryheid goldt, of men dit dierbaar Pand, 't zy ten regte of ten onregte, in gevaar rekende; wanneer heerschende Partyschappen, uit een verschillend inzien op dit stuk, of andere oorzaaken, gebooren, de gemoederen aanvuurden, en alles in eene rustlooze en bykans ontembaare beweeging bragten. - De Gebeurtenissen en Lotgevallen, in byzondere Gewesten, staan ons derhalven te beschryven; ja zullen wy, ter volko- | |
[pagina 376]
| |
mene vermelding van het gebeurde, ons in veele Steden en Plaatzen bepaald moeten ophouden; naardemaal het daar voorgevallene dikwyls eene vonk was, die, niet ongelyk aan eene der Electriciteit, een schok door het gansche Lichaam van den Staat verwekte.’ In deezer voege vangt de Vervolger van wagenaar's Vaderlandsche Historie het XII Deel aan, 't geen thans voor ons ligt, of wel het XXXII Boek. Overeenkomstig met dit Plan brengt hy den Leezer eerst in 's Gravenhaage, niet zelden het middenpunt der Staatsbeweegenissen, en schetst den Aanslag van mourand op gevaerts en de gyzelaar. Het voorgevallene met de twee onderscheide Wapenhandelende Genootschappen aldaar, en wat 'er te doen viel over Oproer en Leuzen; met het ontslag der Schutterye uit den Eed des Stadhouders. - Voorts hoe men te Dordrecht voor eene Grondwettige Herstelling yverde, en veele zaaken daar toe behoorende volvoerde. - - Breedvoerig is 's Schryvers vermelding van het uittrekken eeniger Haarlemsche Burgers na Utrecht, en de onrust in die Stad verwekt door drie Schepen, die men dagt met Krygsvolk gevuld te zyn. - De woelingen te Delst omtrent het Gewapend Genootschap, en andere gewigtige gebeurtenissen te dier Stede. Het aanstellen der Geconstitueerden te Leyden. Het toeneemen des Wapenhandels te Amsterdam, de voorzorgen daar gedraagen om die Stad tegen overval te dekken. - De opgang des Wapenhandels te Gouda. Het voorgevallene te Rotterdam over de Regeeringsverandering. Het vertrek van de Staatsbezending uit die Stad, met het verslag hunner verrigtingen. Wat verder in de andere Zuid- en Noordhollandsche Steden ten deezen Jaare gebeurde in veelvuldige Onlusten. Terwyl hy dit Boek met deeze algemeene Aanmerking besluit: - ‘Wilden wy van andere Steden en Dorpen in Holland en Westfriesland, waar iets, ten aanziene der Grondwettige Herstelling en den Wapenhandel, de twee ten deezen tyde heerschende en zo naauwvereenigde voorwerpen, ondernomen, wederstreefd, of tot stand gebragt werd, afzonderlyk spreeken, wy zouden tot eene verveelende langwyligheid vervallen, en op andere kleindere tooneelen, door andere Speelers, dezelfde rollen zien herhaalen, welke wy in grootere Steden zagen. Gehugten, naauwlyks meer dan in naam bekend, namen deel in deeze Beweegenissen; dewyl zy voor zich zelven daar in, hoe klein en ongeagt, hun belang oordeel- | |
[pagina 377]
| |
den te vinden, en elk Ingezeten des Lands, in hoe duister een hoek ook woonagtig, waarlyk zyne Regten heeft, voor welke het hem vry staat, in een Vry Land, op eene bescheidene wyze, uit te komen. Wy laaten, derhalven, het ophaalen daar van niet agterwege uit kleinagting onzer Medevaderlanderen, die min aanzienlyke plaatzen bewoonen; maar alleen ter vermydinge eener noodlooze breedvoerigheid, en om dat de ons voorgestelde draad der Geschiedenisse ons geleidt tot een ander Gewest.’ Dit Gewest is Gelderland, ‘waar in wy,’ gelyk de Schryver zich, met den aanvang des XXXIII Boeks, uitdrukt, ‘de voorgaande Bedryven, om eene Grondwettige Herstelling te bekomen, kragtig zullen agtervolgd zien, en niet min sterk tegengegaan; waar zich eene gebeurtenis zal opdoen, welke het geheele Genootschaplyke Gemeenebest in rep en roer zette, en in Holland, ten deezen Jaare, zo ernstige en veruitziende gevolgen naa zich sleepte als ons laatst voorgaande Boek heeft uitgeweezen. In 't zelve hebben wy niet meer mogen doen dan met den vinger even wyzen op 't geen in Gelderland gebeurde; thans moeten wy ons als 't ware ter plaatze zelve vervoegen. Aangenaamer voorwerpen, dan zich daar opdoen, zou onze pen ter Schryfstoffe verkiezen; doch het is buiten haare schuld, dat de Geschiedkundige Waarheid van haar deeze taak vordert. Wy zullen 'er ons met alle mogelyke Onzydigheid van kwyten.’ Hy doet zulks met de voordragt van 't geen ter Geldersche Staatsvergaderinge voorviel, en wat 'er met de Steden Hattem en Elburg gebeurde, 't welk niet ter loops, maar uitvoerig, behandeld wordt; terwyl onpartydigheid zyne pen bestuurt. Ten staal hier van diene: ‘Met de ontzettende tyding der Overgave van Hattem spraken de loopende maaren, door de Nieuwspapieren ondersteund, van een groot getal Dooden en Gekwetsten, zo Officieren als Gemeenen, aan de zyde des Krygsvolks; van de wyze waar op dezelve begraaven, of liever, zo veel mogelyk, in stilte weggestopt waren; met byvoeging van omstandigheden, die veel agterdenkens van vergrooting baarden. Terwyl men van den anderen kant staande hieldt, dat geen een Officier, of Soldaat, by deeze Gebeurtenis het leeven hadt verlooren. Dit laatste verzekert de bevelvoerende Generaal in zyn Verslag, zo aan zyne Hoogheid als aan Staaten van Gelderland; en wordt beweerd, dat de drie- | |
[pagina 378]
| |
maandlyksche Lysten van de Manschappen na Hattem en Elburg afgezonden van geen Gesneuvelden melden. Staaten van Gelderland hielden dit mede met ronde woorden staande. De tyd heeft doen zien, dat de meeste Vertellingen, met hoe veel verzekerdheids gedaan, volstrekte onwaarheden waren; doch dat 'er eenigen van het Krygsvolk zyn gebleven, zeggen zommigen, kon niet in twyfel getrokken worden, uit de ligging der Zwolsche Batterye aan de overzyde van het Veer, welke, terwyl het Krygsvolk binnen trok, by aanhoudenheid bleef speelen: dan is ons van zeer goeder hand berigt, dat dit vuuren, by de eerste ontlaading, eene groote verwarring onder het Krygsvolk te wege bragt, welke, op eenen afstand gezien, eene slachting deedt onderstellen, die egter geen plaats greep; terwyl het volgend schieten, door de onbedrevenheid der geenen, die het bestuurden, hoe hevig ook, geen doel altoos trof’ - Voorts behelst dit Boek het geen omtrent de uitgeweekene Hattemmers en Elburgers gebeurde. Het voorgevallene wegens een Plakaat tegen de Vryheid der Drukperse. Vergeefsche aanhouding op de Herziening van het Regeerings-Reglement van Gelderland. Verscheide Beweegenissen in andere Steden van Gelderland vervullen dit Boek, en schetzen de Worstelingen der Vryheid met de overheerschende Dwinglandye. Terwyl het loflyk voorbeeld eener buiten Thiel aangelegde Begraafplaats dit Boek besluit. Een Kerkhof, t geen, dewyl het den naam droeg van het Patriottisch Kerkhof, voor schennis niet vry bleef. Het XXXIV Boek, waar mede dit Deel sluit, ontvouwt in 't breede de Invoering van het Stads-Regeerings-Reglement binnen Utrecht. Een dag, door veelen als een heildag toegejuichd; doch met een min gunstig oog door verre de meeste Raadsleden van Utrecht aangezien, Geschillen tusschen de Burgery en Vroedschap, tot eene bystere hoogte loopende. Het afzetten der Regeeringsleden, en Inhuldiging der nieuwe. De Staatsvergadering na Amersfoort verlegd, een bron van nieuwe Onlusten tusschen de twee Staatsvergaderingen in één Gewest, tegen elkander overgekant. Utrecht vreest voor geweld, zoekt bystand in Holland, en in staat van Verdediging gesteld, met Manschap uit Burgerbenden voorzien. Eene afwisseling in deeze onaangenaame woelingen verschaft de Beschryving der Honderd en Vyftigste Jaardag | |
[pagina 379]
| |
der Hoogeschoole te Utrecht, te midden van alle die onaangenaamheden vol luisters gevierd. Aan tegenwoordige onrustige tyden hadt men een verloop van honderd Studenten toegeschreeven; doch by deeze Eeuwfeestviering beliep het getal 208, en evenaarde dus bykans het getal by het voorige Eeuwfeest, wanneer men 223 Studenten telde; en bleek het by eene opneeming in het Najaar gedaan, toen alles op het hevigst woelde, dat 'er nog 183 Studenten gevonden werden. Naa deezen verlustigenden uitstap keert de Schryver weder tot het verhaal der Staats- en Stadsgebeurtenissen. De eerstgemelde, wat Amersfoort betreft, waren reeds in die van Utrecht goeddeels ingevlogten. Weshalven het Geschiedkundig berigt zich bepaalt tot eene andere byzonderheid, die Stad meer byzonder betreffende; als daar is het vernietigen des Genootschaps van Wapenhandel, en de Balddaadigheid der Krygsbezetting te dier Stede. - Wyk by Duurstede mogt het tegenbeeld van Amersfoort en Utrecht in 't klein heeten. De Invoering van het Nieuwe Stads-Regeerings-Reglement aldaar, met de Regeeringsverandering, en de handelwyze der Staaten daaromtrent, wordt in 't breede geboekt; als mede de stryd tusschen Staaten van Utrecht, te Amersfoort vergaderd, met die van Wyk. Zo dat laatstgemelde Stad in staat van tegenweer gesteld wordt, en het zo verre komt, dat Vrouwen en Kinderen bevel krygen om Wyk te ruimen. Deeze byzonderheid vinden wy dus geboekt: ‘Wanneer de Staatsvergadering na Amersfoort verlegd was, en op deezen stap het inrukken van twee Regimenten op Stichtschen bodem volgde, wanneer het gebeurde te Hattem en te Elburg het gansche Land doorklonk, spelden die van Wyk zich een soortgelyk lot. Op de gedaane verzekering der Staaten te Amersfoort vergaderd, dat zy geen oogmerk hadden om dit Krygsvolk tegen Utrecht of Wyk te gebruiken, schynen de Wykenaars weinig, of liever geen, vertrouwen gesteld te hebben. Althans de Vroedschap nam een besluit tot een bevel, vervolgens afgekondigd, “om alle Vrouwen en Kinderen, oude en gebrekkige Lieden, met de Goederen der blyvende Burgeren, de Stad te doen ruimen, en aan het Geweld van eenen binnenlandschen Vyand te ontrukken!” - Een bevel, van hoe ontzettend eenen aart, dat terstond werd nagekomen; want welhaast zag | |
[pagina 380]
| |
men eenige Vaartuigen, met Menschen en Goederen belaaden, van den Wal steeken, terwyl anderen bezig waren met zo treurig een last in te scheepen. - De plaats der zwakke wegtrekkenden werd aangevuld door Gewapenden, die uit Amersfoort, Thiel, en elders, binnen Wyk trokken.’ Terwyl dit en meer in Wyk voorviel, baarde de Hervorming van het Reglement des geheelen Gewests nieuwe Zwaarigheden. Men was verdeeld in begrip over deeze gewigtige zaak. De onderhandelingen met Persoonen, door den Stadhouder benoemd, werden zonder vrugt afgebrooken. En de voorgeslaagene Bemiddeling der Bondgenooten hadt even weinig vrugts. Alle deeze aangestipte byzonderheden worden in het laatst des opgemelden Hoofdstuks behandeld, in een onderscheidend licht gezet, en 't zelve in deezer voege beslooten: ‘De aangebodene en aanvaarde Bemiddeling hadt, daar de begrippen te wyd uit elkander liepen, dan dat men in eenige Onderhandeling kon treeden, veel min een Vergelyk treffen, geene uitwerking altoos. Geheel andere middelen werden 'er gebezigd om deeze zaak ten einde te brengen; doch derzelver vermelden moeten wy tot de Geschiedenis van het volgend Jaar der Omwentelinge verschuiven, en hier mede afscheid neemen van dit Tooneel, vol beroerings, in het Sticht opengeschooven.’ |
|