| |
Cardiphonia, derde Deel, of Vervolg van Gemeenzaame Brieven, zynde deezen geschreeven aan zyne Egtgenoote, geduurende drie Reizen naar Afrika, in de Jaaren 1750 tot 1754, en by volgende afweezigheid in Engeland; benevens een kort Verhaal van haare laatste Ziekte, en Godvruchtig afsterven. Door Johan Newton, Predikant te Londen. Uit het Engelsch vertaald, door M. van Werkhoven, en uitgegeeven met een Voorbericht, door Cornelis Brem. Te Amsterdam, by M. de Bruyn, 1794. Met het Voorwerk, in gr. 8vo. 494 bl.
Zonderling en zeidzaam was de levensloop van den Eerw. johan newton. Eerst bevelhebber van een Schip, tot den Slaavenhandel dienende; vervolgens opziener van het Tol-Komptoir te Liverpool; en eindelyk Leeraar te Olney. Eerst een persoon van alle gevoel en kennisse van den Godsdienst ontbloot; naderhand niet slegts een geoefend Godgeleerde, maar ook een yverig betragter van gemoedelyke godsvrugt. Zulk een was de persoon, welke deeze Brieven heeft geschreeven, allen gerigt aan zyne Huisvrouwe, zo als de Titel aanduidt. Te zamen zyn ze honderd een-en-twintig in getal. De eerste vyf-en-dertig, door newton geschreeven terwyl hy over eenen Slaavenhaaler het bevel voerde, 't geen men niet zou verwagten, zyn van den meest belangryken inhoud. De overige, hoewel de algemeene karaktertrek van stigtende gemoedelykheid ook dezelve is ingedrukt, loopen, meer dan de voorgaande, over huislyke of byzondere omstandigheden. Van hier dat de laatstgemelden, door veelen, met een vlugtig oog zullen doorloopen worden; schoon het tevens waarheid is, dat, van wegen 's Mans ongemeene geschiktheid tot den Briefstyl, een snipperuur aan het leezen van dezelve met genoegen zal besteed worden. De zulken onzer Leezeren, die met de overige Schriften van den Eerw, newton be- | |
| |
kend zyn, behoeven door ons niet onderrigt te worden, aangaande zyne denkwyze en leiding van gedagten. Zy weeten, dat hy, overeenkomstig met de beginzels van jan kalvyn, streng regtzinnig was; en in 't byzonder tot de gevoelens en leerwyze der zulken overhelde, welke men in Engeland Methodisten noemt; dat zyn zodanigen, welke met het, dus genoemd, innig Christendom sterk zyn ingenomen. Eene leevendige verbeeldingskragt kenmerkt allerwege zyne Brieven. Eene menigte aanmerkingen ontmoet men aldaar, welke men in een gemeenzaam Onderhoud
met eene tedergeliefde Echtgenoote niet zou verwagt hebben. Doch het zyn juist deeze aanmerkingen, welke dit Onderhoud tot de waarde van een stigtelyk Huisboek verheffen, en die ons geene zwaarigheid doen vinden, om het den zulken, die in hunne lecture op het ernstige gesteld zyn, aan te pryzen.
Om newton's denkwyze by de stukken eenigzins te doen kennen, zullen wy, ginds en elders, eenige proeven opzamelen. Uit dezelve zal blyken, dat zyn gemoedelyke ernst hem niet tot dweepzucht vervoerde, maar door oordeel en gezond verstand geleid wierdt. Zyne Huisvrouw, gelyk wy boven meldden, was de persoone, aan welke hy zyne Brieven rigtte. Van zyne tedere liefde tot dezelve, zie hier, uit veelen, eene betuiging: ‘Ik vinde,’ schryft hy, ‘zoo als salomon zegt, dat de liefde sterker is dan de dood; want myne genegenheid tot u voert dikwyls myne uitzichten tot aan geene zyde des grafs, en verligt het denkbeeld, dat wy hier eenmaal zullen moeten scheiden, door de hoop, van hierna weder vereenigd te worden, in veel beteren stand. Daar zal onze liefde gezuiverd en veredeld zyn; en de bewustheid, van onderling en voor altoos gelukkig te weezen, zal ons vervullen met eene vreugd, waar van wy thands geen begrip kunnen hebben.’ Aan deeze geliefde Wederhelft, zyne hoogagtinge voor de leere des Euangeliums betuigende, schryft hy aldus: ‘De Bybel leert ons, hoe wy den voorspoed met den hoogsten smaak zullen genieten, door elken zegen aan te merken als een geschenk en bewys der Godlyke Goedheid, altyd gezind om ons wel te doen; terwyl het smertlyke der tegenspoeden geleenigd wordt, door de overweeging, dat onze zwaarste rampen veel minder zyn, dan wy verdiend hebben - dat onze heer en zaligmaaker, om onzen wil, oneindig meer geleden heeft; en door
| |
| |
de verzekering, welke ons gegeeven wordt, dat, indien wy god liefhebben, alle dingen, ook die ons thands allerbitterst vallen, ons eindelyk zullen medewerken ten goede. - Het uur des doods, zoo vreeslyk voor anderen, zal den waaren Christen in het bezit stellen van het eeuwig leeven. Deeze dingen kon de Reden, zonder de hulp der Openbaaring, nimmer ontdekt hebben.
De Christlyke Godsdienst (dus gaat newton voort) is een zeer redelyk Stelsel, in zich bevattende het waare en zedenkundige van elken Aanhang van Wysbegeerte, terwyl het de dwaalingen van die allen vermydt. Nu zien wy het nut en de voortreffelykheid der hartstogten, wanneer die behoorlyk geregeld worden; ofschoon ze ons ongelukkig maaken, wanneer ze verkeerdelyk worden toegepast, om dat ze als dan haar rechte doelwit missen. - Thands kunnen wy zeggen, dat vermaak ons hoogste geluk is, wanneer wy het woord bezigen in eenen zin, den Epikureer onbekend. Wy zoeken vermaak, maar het moet van den verhevensten aart, en van de bestendigste duurzaamheid zyn. Ingevolge van deezen grondregel, verzaaken wy alle tegenwoordig vermaak, welk, in deszelfs gevolgen, eene smert zoude veroorzaaken, grooter en langduuriger, dan het voorgestelde vermaak; en wy kunnen ons gewillig onderwerpen aan rampen en wederwaardigheden, wanneer wy duidelyk bemerken, dat zy ligt en kortstondig zyn, vergeleeken met het gantsch zeer uitneemend eeuwig gewigt van heerlykheid, waar toe zy leiden.’
In eenen Brief, in Zee geschreeven, in welken newton zyne Huisvrouw geluk wenscht, met de gelegenheid, welke zy op den volgenden dag zoude hebben, ter vieringe van het Avondmaal, gispt hy het gedrag der zulken, welke, om deeze of geene voorwendzels, zich aan die gewyde Instellinge onttrekken. Twee wanbegrippen gaat hy met naame te keer. ‘Het eerste,’ (dit, als zynde meest algemeen, zullen wy alleen vermelden) ‘huisvest by de zulken, die van het Avondmaal afblyven, om dat zy, zoo als ze zeggen, onwaardig zyn. - Indien hunne meening is, dat zy beslooten hebben, voord te gaan in eene leevenswyze, volstrekt aanloopende tegen het oogmerk van het Leeven en den Dood onzes verlossers, dan hebben zy voorzeker
| |
| |
aan zyne Tafel niets te doen. Maar, helaas! wat zullen zy beginnen, indien de dood hen, in deezen verharden toestand, voor 's heilands rechterstoel daagt. Maar wat hun betreft, die treuren over hunne zonden, en tegen dezelven stryden en bidden; het is eene list van den aartsverzoeker, dat hy hen van 's heeren Tafel afschrikt, om dat zy zondaars zyn, daar het immers zeker is, en eene heerlyke waarheid, dat zondaars juist die geenen zyn, die genodigd worden. Die gezond zyn hebben den Geneesheer niet noodig, maar die ziek zyn. Alle de Godsdienstige Instellingen, en deeze inzonderheid, zyn verordend, om de zwakken te versterken, de twyfelmoedigen vast te zetten, en op te rechten die gevallen zyn. Ongeloof, en eene wettische gemoedsgesteldheid, onteeren het Euangely, en ontrusten de ziel door bekommernissen. En, in de daad, de geheele tegenbedenking heeft haaren grond in hoogmoed; want zy bekennen, dat, indien zy beter waren, zoo als men het noemt, zy gereedlyk zouden naderen. Dan (dus besluit newton) het is best voor ons, alle schynbaar goed in onszelven te verzaaken, en, als hulpelooze en onwaardige zondaars, eeniglyk te steunen op gods Barmhartigheid, in jesus christus.’
Ruim naar de Waereld waren geenzins de omstandigheden, in welke newton en zyne Echtgenoote zich bevonden. Zie hier eene der redenen, welke hy aanvoert, om hem zelven en zyne gade tot weltevredenheid en vergenoegdheid aan te spooren: ‘Denken wy (schryft hy in de eerste plaats) aan de ellenden die ons in de Waereld bekend zyn, of welken wy dagelyks waarneemen. Hoeveelen zyn kreupel of verminkt, aan hunne lichaamen, of kwalyk gesteld in hunnen geest? Hoeveelen zyn, op deezen oogenblik, op het punt van te vergaan, door uiterst gebrek aan de gemeene noodwendigheden des levens! Hoeveelen zyn, door ziekten en bytende pynen, aan hunne legersteden gekluisterd, en vinden geen rust, by dag of by nacht! Om niet te spreeken van het nog beklaagelyker lot der zulken, die zwoegen onder de angsten van een geprangd gemoed, of van een wroegend geweten. Beschouwen wy de jammeren en onheilen, welken de geessel des Oorlogs over Steden, Landschappen, en geheele Volken brengt. Of zyn deeze tooneelen te akelig, om op dezelven te staa- | |
| |
ren; laat ons dan de vergelyking een weinig laager neemen. Laat ons slegts rondom ons zien, binnen den kring onzer bekenden, of, ten versten, binnen de paalen der Dagpapieren. Van hoeveele ouderlooze Kinderen - van hoeveele bedrukte Weduwen hooren wy! Hoe meenig, die zich met de schoonste vooruitzichten mogt vleien, wordt eensklaps ongelukkig, door hetgeen wy noodlottigheden noemen! Neem dit alles te saamen, en vraagen wy dan aan ons geweten, of eene aanhoudende bevryding van zoo meenigerlei rampen, en eene bestendige vervulling van de meenigerlei behoeften, die wy met anderen gemeen hebben, geene weldaaden zyn, welken wy genieten, en welke, betrekkelyk, maar aan weinigen vergund worden?’
't Lust ons, tot slot, hier nog te melden, de wyze, op welke de Godvruchtige newton eenen Zondag op Zee gewoon was door te brengen. ‘Des Zondags morgens (schryst hy) staa ik gewoonlyk ten vier uur op. Myn eerste werk is, eenen zegen te vraagen over den dag, voor u, en voor my; als ook voor allen, die, gelyk gy, zich schikken om god in het openbaar te dienen, en voor allen, die, gelyk ik, voor eenen tyd, van dat voorrecht verstooken zyn. - Hier op volgt eene ernstige wandeling op het dek. - Daar na lees ik twee of drie uitgekipte Hoosdstukken in den Bybel. - By het ontbyt eet en drink ik meer dan ik spreek; want ik heb hier niemand, met wien ik zulke gesprekken kan houden, als ik dan zoude verkiezen. - Op het uur als gy u ter Kerk begeest, verzel ik u, in myne gedachten, met een ander gebed. - En ten elf uur roept de scheepsklok myne kleine gemeente rondom my. Haar leeze ik den Morgendienst voor, volgens de Liturgy. - Na het eindigen van denzelven, begeef ik my op het dek, om, gelyk wy het noemen, myne waarneeming te doen; dat is, te onderzoeken aan de Zon, op den middag - indien zy schynt - op wat breedte het Schip zich bevindt. - Daar op volgt het middagmaal. - Na het eeten, neem ik doorgaans een slaapje, voor een half uur, indien niet, dan leeze ik, of schryf in een Boek, dat ik daar toe houde. - Des namiddags verzelle ik u wederom ter Kerk, en roep myn scheepsvolk byeen, gelyk des morgens. - Ten vier uur drink ik Thee; hetwelk myne geesten verfrischt voor
| |
| |
den avond. - Dan brengt een tweede Voorstel uit de Schrift, en daarna eene wandeling, het uur van zes aan; het welk myn vastgesteld uur tot het gebed is; (te weeten, geduurende de gantsche week). Ik gedenk alsdan wederom aan u, op eene gantsch bezondere wyze, en, vertrouwende, dat gy steeds in veiligheid voor my bewaard wordt, tracht ik den heere te looven voor zyne goedheid, dus lang aan ons beweezen.’
De aangevoerde Uittrekzels zullen genoeg zyn, om te doen opmerken, dat newton's Brieven met nut en tot stigting zullen kunnen gebruikt worden, vooral door die klasse van Leezeren, welke, ten aanzien van Godsdienstige begrippen en leidinge van gedagten, met hem overeenstemmen. |
|