Naar aanleiding der Textwoorden, ontvouwt hy het verkeerde, wederregtelyke en landverdervende, 't welk, vóór de jongste Revolutie, in ons Staatsbestuur hadt plaats gehad. Daar tegen loopt hy, in den geest van opgetogene bespiegelinge, vooruit in die betere dagen, welke, zints de verlossing des deerlyk geschokten en wreed getrapten Vaderlands, over deszelfs bewooners zullen aanbreken. ‘Niet meer (schryft de Redenaar, onder andere) zullen braafheid, verdiensten, deugd, in het duister blyven, in vergetelheid begraven worden, of by het verheffen van haare stemmen den kerker of de ballingschap te duchten hebben. Niet meer zal de onwaardige, de domme booswigt, zo ydel van verstand als onrein van hart, de losbandige deugdniet, de verwyfde wellusteling, de vergulde dwaas zich in het bewind dringen, om dat misschien zyne voorouders, waar van hem naauwlyks de naam geheugt, verdienstelyke lieden geweest zyn; of het blind geluk hem, zonder eenige verdiensten, met schatten overhoopt heeft; of om dat hy gewetenloos genoeg geweest is, om, ter bereiking zyner Staatzuchtige bedoelingen, den mantel van een Godsdienstig genootschap om te hangen; of omdat hy zyne waarde als mensch heeft kunnen vergeten en in het stof kruipen, om op die hoogte verheven te worden, van waar hy op zyne beurt onkreukbaare trouw en braafheid op den nek kan trappen. Neen; zy zullen niet meer zich vet mesten met de vruchten van den vlyt der naarstigen, in het zweet des aanschyns gewonnen, en eene grootsche vertooning maaken met het heilig eigendom van weduwen en wezen: zy zyn veroordeeld tot die duisternis, die verachting, die vergeting, welke zy alleen verdienen. Verdiensten van het hart en van den geest zullen voortaan de plaatzen vervullen, die zy ontruimd hebben. Zy zullen opgespoord en gezocht worden, ofschoon zy, afkeerig van zich optedringen, zich in de schaduw van nederigheid en bescheidenheid verschuilen. Zonder onderscheiding van geboorte, rang, bezittingen of
godsdienstige gevoelens, zullen niet meer de voorspraken van dwingelanden, maar alleen zuivere Vaderlandsliefde, onkreukbaare eerlykheid en de vereischte bekwaamheid en talenten, de eenige aanbevelingen zyn tot die posten van eere of voordeel, waar op zy billyke aanspraak kunnen maaken. En of dit nog geen