Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1795
(1795)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 349]
| |
Reize van den jongen Anacharsis door Griekenland. Uit het Fransch van den Abt Barthelemy, door M. Stuart. Eerste Deel. Te Amsterdam, by J. Allart, 1794. In gr. 8vo. 406 bl.Het was een zeer gelukkige inval van den onlangs uit de Fransche Staatsgevangenis verlosten Abt barthelemyGa naar voetnoot(*), eenen Scythischen Jongeling anacharsis, als 't ware, door oud Griekenland te laaten reizen, en van die reize eene Beschryving te geeven. Hy wordt ondersteld, in Grasmaand Ao. 363, uit Scythie te vertrekken; na eenig verblyf te Byzantium, Lesbos en Theben, komt hy den 13den van Lentemaand te Athenen. Den 1sten van Grasmaand, deszelfden Jaars, komt hy van een keer naar Corinthus te Athenen te rug; welke laatste Stad hy beschryft, geevende bericht van zyne naarspooringen omtrent het Staatsbestuur, de Zeden en den Godsdienst, der Atheners. In Grasmaand 361 trekt hy naar Phocis; te rug gekomen zynde te Athenen, doet hy verslag van eenige gebeurtenissen, welke van het Jaar 361 tot 357 zyn voorgevallen; behandelende tevens verscheidene Stoffen, tot de gebruiken des Atheners, de Geschiedenis der Letterkunde, enz. betrekkelyk, Naar Boeotie en de noordelyke gewesten van Griekenland, vertrekt hy Ao. 357, brengt den Winter tot 356 te Athenen door, in welk Jaar hy zich naar de zuidelyke deelen van Griekenland begeeft, alwaar hy de Olympische spelen in Hooimaand bywoont; komende van daar weder te Athenen, verhaalende de aanmerkelykste Gebeurtenissen van Griekenland en Sicilië, zinds het Jaar 357 tot 354 voorgevallen. In het laatstgemelde Jaar vertrekt hy naar Egypte en Persie, ontvangende, geduurende zyn afzyn van elf Jaaren, verscheidene brieven uit Athenen, die hem de beweegingen in Griekenland, de onderneemingen van philippus, en veele belangtyke feiten, melden. By zyne terugkomst uit Persie treft hy aristoteles te Mitylene aan, die hem zyne Verhandeling over de Regeeringsvormen mededeelt, en waar van anacharsis een uittrekzel | |
[pagina 350]
| |
maakt. Hy komt in den Jaare 343 weder te Athenen, alwaar hy zich met zyn gewoon Werk bezig houdt. In het volgend Jaar onderneemt hy eene reis langs de kusten van klein Asie, en naar verscheidene Eilanden van den Archipel; hy woont, Ao. 341, de Feesten te Delos by; komt in het zelfde Jaar te Athenen te rug, en zet daar zyne onderzoekingen voort; keerende, na den slag van Charonea, Ao. 337, weder te rug naar Scythie. De reize van den jongen anacharsis beslaat dus een Tydperk van 26 Jaaren, zynde van Ao. 363 tot 337, vóór onze gewoone Jaartelling. 'Er behoort meer toe dan een gelukkige inval, om denzelven behoorlyk uit te werken; en dat meerdere bezat de Abt barthelemy. Hy sleet dertig Jaaren in de verzameling, uit oude en nieuwe Schryveren, van alles, wat hem in staat kon stellen, om niet slechts de Grieksche geschiedenissen volledig te kennen en te beoordeelen, maar om tevens in dat moederland van alle fraaije Kunsten, nuttige Weetenschappen, beschaafde Zeden en heilzaame Wetten, zoo volmaakt bekend te zyn, als maar zelden een burger, in zyn eigen Vaderland, met die onderwerpen behoorde bekend te zyn. Deeze bekwaamheid voltooide zyne stoute onderneeming, welke zyne Leezers met Griekenland, en de grootste mannen van dien tyd, als epaminondas, phocion, plato, aristides, demosthenes, op eene onderhoudende en aangenaame wyze, bekend doet worden. Dit Eerste Deel, dat eigenlyk eene Inleiding tot het geheele Werk is, beschryft, [na eene korte Inleiding, in welke een kort begrip van de Grieksche geschiedenissen, van de oudste tyden tot aan de verovering van Athenen, Ao. 404 vóór J.C., wordt gegeeven:] in de eerste Afdeeling, of het eerste gedeelte, de Geschiedenissen van cecrops; de Argonauten, hercules en theseus; de twee Thebaansche en de Trojaansche Oorlogen; de terugkomst der Heracliden, de vestiging der Joniërs in klein Asie, eenige Aanmerkingen over de Heldeneeuwen, en het leven van homerus. Het tweede gedeelte behelst drie byzondere Afdeelingen, als: 1. De Eeuw van solon, waar in draco, epimenides, pisistratus; de wetgeeving van solon, en eenige Aanmerkingen op dezelve. 2. De Eeuw van themistocles en aristides, waar in de Veldslagen van marathon, de Thermopylen, van Salamis en Plataea, | |
[pagina 351]
| |
benevens eenige Aanmerkingen over deeze Eeuw, voorkomen. 3. De Eeuw van pericles, in welke pericles zelve, en eenige Aanmerkingen op zyne Eeuw, als mede alcibiades, de Peloponnesische Kryg, de Oorlog der Atheners in Sicilie, en de verovering van Athenen, voorgedraagen worden. Wordende dit Deel door agt meestdeels uitgebreide Aanmerkingen gesloten, gaande 1.) Over de Tongvallen, waar van homerus zich bediend heeft. 2.) Over epimenides. 3.) Over de Vaderlyke magt der Atheners. 4.) Over het Gezang van harmodius en aristogiton. 5.) Over de Schatten der Persische Koningen. 6.) Over de Schipbruggen, op last van xerxes over den Hellespont geslagen. 7.) Over het getal der Grieksche Troepen, die leonidas, by de Thermopylen, onder zyn bevel had, en 8.) over den prys der gedenkstukken, op last van pericles opgericht. Wy meenden dit Werk, dat in geheel Europa met roem bekend is, niet beter aan Nederduitsche Leezers te doen kennen, dan door de bovengeplaatste Schets daar van te geeven; terwyl wy, om tevens over den Styl te kunnen oordeelen, alleen eenige weinige Aanmerkingen zullen overneemen, uit die, welke over de Eeuw van pericles, bl. 351, enz. gevonden worden. ‘By het begin van den Peloponnesischen Oorlog moeten de Atheners wel ten uiterste verbaasd gestaan hebben, dat zy zoo veel van hunne Vaderen verschilden. Al wat de voorige eeuwen ter bewaaring der goede zeden hadden byeen gebragt aan wetten, inrichtingen, grondregelen en voorbeelden, hadden eenige weinige jaaren allen gezag kunnen doen verliezen. Nooit werd die waarheid, dat groote voordeelen even gevaarlyk voor de Overwinnaars, als voor de overwonnen zyn, op eene ontzettender wyze beweezen. Ik heb de rampzalige gevolgen reeds aangetoond, welken de overwinningen en de bloeijende Staat van Zeemagt en Koophandel op de Atheners maakten. Men zag eensklaps het grondgebied van het Gemeenebest zich uitbreiden, en in deszelfs schoot den buit van zaamverbondene en te ondergebragte Volkeren uitstorten: van daar de versnelde voortgang eener verderflyke weelde, en de onverzaadbaare begeerte naar Feesten en Schouwspelen. Terwyl de Regeering zich overgaf aan de bedwelming van eenen hoogmoed, die zich alles veroorloft, om | |
[pagina 352]
| |
dat hy alles bestaan kan, verwierpen de Burgers, op haar voorbeeld, alle soort van dwang, dien de natuur en de zamenleeving oplegt. Weldra verwierf de verdienste slechts bloote achting, terwyl daadlyke oplettendheid voor het aanzien bewaard werd: alle driften regelden zich naar het zelfbelang, en alle de bronnen des verderfs storteden zich over den ganschen Staat uit. De liefde, welke zich weleer bedekte met den sluier des huwlyks en der schaamte, ontstak nu openlyk onwettige vlammen. De oneerlyke Vrouwluiden vermenigvuldigden zich in Attica, en door geheel GriekenlandGa naar voetnoot(*): zy kwamen uit Jonie, van onder eene luchtstreek, alwaar de wellust zyne geboorte kreeg. Zommigen trokken verscheidene aanbidders, dien zy zonder voorkeus beminden, en van wien zy zonder naaryver bemind werden; anderen hielden zich by ééne veroveringGa naar voetnoot(†), en verwierven, door dezen schyn van geregeldheid, de oplettendheid en den lof van dat gemaklyke Gemeen, het geen eene groote verdienste vond in haare trouw aan onwettige verbintenissen. Pericles, een ooggetuigen van deze misbruiken, nam geene proef van verbetering. Hoe strenger hy was in zyne eigene, te meer legde by zich toe op het bederf der Atheensche, Zeden, welke hy geheel en al verwyfde door zyne veelvuldige Feesten en SpelenGa naar voetnoot(‡). De vermaarde aspasia, te Milete in Jonie gebooren, bevorderde de oogmerken van pericles, wiens meesteresse en echtgenoote zy vervolgends was. Zy bezat op hem zulk een vermogen, dat men haar beschuldigt, van meer dan eens den oorlog verwekt te hebben, om haare persoonlyke beleedigingen te wreekenGa naar voetnoot(§). Zy bestond een gezelschap Hofdames op te richten, wier bevalligheden en gunsten de jonge AthenersGa naar voetnoot(**) moesten verbinden aan derzelver oprichtster. Eenige Jaaren vroeger was de gansche Stad opgekomen tegen het bloote denkbeeld van zulk een ontwerp: en by deszelfs uitvoering liet zy slechts eenig gemor hooren. De Blyspeldichters spaar- | |
[pagina 353]
| |
den aspasia nietGa naar voetnoot(*), maar niet te min zag zy het beste gezelschap van Athenen aan haar huis. Pericles leende gezag aan de ongebondenheid, aspasia breidde ze meer en meer uit, alcibiades maakte ze beminnelyk: zyn leeven is geschandvlekt door allerleie ongeregeldheden, maar dezelven gingen gepaard met zoo veele schitterende hoedanigheden, en waren zoo vaak vermengd met edele bedryven, dat het algemeen oordeel geene uitspraak wist te doenGa naar voetnoot(†). En hoe kon men ook de verleiding van een gif wederstaan, het geen de Bevalligheden zelve scheenen aan te bieden? Hoe kon men eenen mensch veroordeelen, wien niets ontbrak om te behaagen, en tevens niets om te verleiden; die de minste aanstootlykheden herstelde door de treffendste oplettendheden, en veel min misslagen scheen te begaan, dan ze zich te laaten ontglippen? Men gewende zich die allen te plaatzen onder die jeugdige fouten, welke met den loop der Jaaren verdwynenGa naar voetnoot(‡), en, wyl de inschiklykheid voor de ondeugd eene zamenzweering tegen de deugd is, werd de geheele Natie, eenige weinige Burgers, die aan de oude grondregelen gehecht bleevenGa naar voetnoot(§), uitgezonderd, door de bevalligheden van alcibiades verleid, en medeplichtig aan zyne losbandigheden, welken zy, na het veelvuldig verschoonen, eindelyk verdedigde. De jonge Atheners hielden hunne oogen op dit gevaarlyke voorbeeld, en deszelfs Schoonheid niet kunnende volgen, meenden zy naar hetzelve te gelyken, door 'er de gebreken niet slechts van naar te volgen, maar zelfs te overdryven. Zy werden beuzelaars, om dat hy los was; onbeschaamd, om dat hy stout was; vertreders der Wetten, om dat hy zich aan de Zeden niet bekreunde. Zommigen, die zoo ryk niet waren als hy, maar even verkwistend, voerden eenen Staat, die hun belachlykGa naar voetnoot(**), en hun gezin ongelukkig, maakte. Deeze ongeregeldheden planteden zy op hunne Afstammelingen voort, en alzoo duurde de invloed van alcibiades nog lang na zynen dood.’ | |
[pagina 354]
| |
Vier nette Kaarten, door barbie du bocage, naar de beste en nieuwste Waarneemingen, ontworpen, en door c. van baarsel gegraveerd, helderen de Geschiedenissen, in dit Deel voorgedragen, op: zy behelzen. 1. Grieland en deszelfs Eilanden. 2. Aftekening der Thermopylen, by den inval van xerxes. 3. Schets van den Zeeslag by Salamis, en 4. Schets van den Veldslag van Plataea. - Van de Vertaaling behoeven wy niets tot aanpryzing te zeggen, daar dezelve in zeer goede handen, in die van den Eerw. stuart, gevallen is. |
|