Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1795
(1795)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBeschryving van de Zaanlandsche Dorpen, Oostzaan, Oostzaandam, Westzaan, Westzaandam, Koog, Zaandyk, Wormerveer, Westknollendam en Nauwerna; uit oorspronglyke Handschriften van wylen den Eerw. Heer Adriaan Loosjes, in leeven Leeraar der Doopsgezinden te Westzaandam: met Aantekeningen tot deezen tyd vermeerderd door Petrus Loosjes Adz., Leeraar der Doopsgezinden te Haarlem. Met Plaaten, en eene Kaart. Te Haarlem, by F. Bohn en A. Loosjes Pz., 1794. In gr. 8vo. 322 bl.De oorsprong deezer Beschryving van de Zaanlandsche Dorpen, die zo zeer nader verdienen bekend te worden, vermeldt de Uitgeever, in het Voorberigt; waarin hy, den zeer leezenswaardigen Leevensloop zyns Vaders verhaald, en de Schriften, door dien agtenswaardigen Man vervaardigd, aangeweezen, hebbende, optekent, - dat de kennis aan, en de verkeering des Schryvers met, den grooten Geschiedschryver j. wagenaar, en zyne gemeenzaamheid met den Boekhandelaar tirion, te wege bragten, dat, wanneer de eerste, met de Beschryving van den Tegenwoordigen Staat der Vereenigde Nederlanden, in het beschryven van Holland, tot de Zaan en Zaanlandsche Dorpen gevorderd was, deeze nevens de | |
[pagina 337]
| |
laatste hem verzogten om deswegen eenige Berigten mede te deelen. Die zamelde de Eerw. loosjes op, en gaf ze, ter bewerkinge, aan zynen Vriend wagenaar, die ook deeze hulpe aan den voet van bl. 345 des VIIIsten Deels erkent. Het opstellen deezer Berigten maakt het Grondwerk uit van de thans aangeboodene Beschryving dier Dorpen. Tot ruim het midden deezer Eeuwe heeft de Schryver het Werk beschaafd en vermeerderd, met oogmerk om het in 't licht te geeven. Vervolgens hebben die Papieren berust by des Schryvers oudsten, en zyn naderhand gekomen in handen van diens jongsten, Zoon, die deeze Uitgave vervaardigde. Hoe weinig de Uitgeever, gelyk hy verklaart, te schikken of te veranderen vondt, (want het moest zyns Vaders werk blyven,) deedt 'er zich eene aanmerkelyke zwaarigheid op. Het verloop van tyd hadt in een aantal byzonderheden zo veele Veranderingen veroorzaakt, dat, zonder deeze aan te tekenen, het als een verouderd Werk zou hebben mogen en moeten aangezien worden. Deeze Veranderingen waren den tegenwoordigen Uitgeever deels bekend, dewyl de nabuurigheid zyner Standplaatze, Haarlem, hem veelvuldig te Zaandam deedt verkeeren; doch alle niet naauwkeurig genoeg om 'er op af te gaan. Dan, op alle de Zaanlandsche Dorpen Vrienden of Bekenden hebbende, van wier welwillendheid om hem te helpen hy zich ten vollen verzekerd hieldt, deedt hy deswegen aanzoek, en by niemand vrugtloos. Hunne meer of min uitvoerige Bescheiden verschaften hem deels de stoffe tot veelvuldige Aantekeningen, den tegenwoordigen toestand betreffende, van die zyns Vaders door kennelyke tekens onderscheiden. Dit vertraagen der Uitgave brengt het baarblyklyk voordeel te wege, dat de Berigten van den tegenwoordigen staat zeer jong, ja zo jong mogelyk, zyn. Te recht merkt de Eerw. in 't licht Zender van deezen arbeid zyns zeer werkzaamen Vaders op, dat deeze Beschryving der Zaanlandsche Dorpen deelt in de algemeene aanmerking op meest alle Plaatsbeschryvingen gereedlyk te maaken, naamlyk dat 'er Kleinigheden in vermeld worden; doch hy vertrouwt, dat de Bewoonders dier Plaatzen, voor welken toch deeze Beschryving meest geschikt is, daar in behaagen zullen vinden: en | |
[pagina 338]
| |
hadt hy niet geschroomd anderen, door het bybrengen van meerdere, te verveelen, hy zou, uit byzondere Aantekeningen, tot veel meer Byzonderheden, die men gewoonlyk met den naam van Kleinigheden bestempelt, hebben kunnen afdaalen. Dit is hoofdzaaklyk het breeder Verslag van den Oorsprong, den Voortgang en den Afloop, deezer Plaatsbeschryving, die dit te weinig te recht, en in deszelfs aanbelang, gewaardeerde gedeelte onzes Vaderlands eere aandoet. Overeenkomstig met de orde op den Tytel, wordt elk deezer Zaanlandsche Dorpen behandeld; naa dat de Schryver van den Zaanstroom in 't algemeen, van het Dorp en de Heerlykheid Zaanden, het noodige, en zo veel de Oudheid bydraagt, gezegd hadt. De veelvuldige Werkzaamheden en Handeltakken worden breedvoerig, van derzelver eerste opkomst aan den boord des Zaanstrooms, tot den tegenwoordigen tyd, beschreeven. Wy vonden reden om ons te meermaalen over het Verval te bedroeven: wie neemt 'er geen deel in, als hy, van den Scheepsbouw leezende, in de Beschryving vindt: ‘Doch, gelyk meest alle zaaken haare opkomst en daaling hebben, zo is 't ook met den Scheepsbouw te deezer Plaatze (Zaandam) gesteld. In stede van meer dan zestig Werven, die hier, weleer, ten Scheepsbouw dienden, telt men 'er nu, ten naauwen nood, drie- of vier-en-twintig; waar van 'er nog zommige maar alleen tot het herstellen van groote Schepen worden gebruikt.’ Zo schreef de Vader in 't midden deezer Eeuwe, en de Zoon voegt 'er, in eene Aantekening, by: ‘Deeze vermindering, reeds zeer treffende, is nog veel treffender, als men den tegenwoordigen staat van dit voorheen bloeiend en dit Dorp beroemd maakend Scheepstimmeren in overweeging neemt. Terwyl wy dit schryven (1794) zyn 'er slegts twee of drie Scheepstimmerbaazen overgebleeven, de overige Werven zyn geheel vervallen. Vyf-en-twintig jaaren geleden werden 'er doorgaans tusschen de vyftien en twintig Schepen, in 't jaar, gebouwd. Meermaals zagen wy 'er twee, soms drie, onder handen van eenzelfden Timmerbaas. De laatste vier jaaren kan het getal der gebouwde Schepen, door elkander genomen, geen vyf bedraagen. In 't jongst verloopen jaar is 'er maar één gebouwd. - Naar gelange hier van was | |
[pagina 339]
| |
ook de menigte der Schepen, tot herstel te Zaandam komende, groot, en is thans tot een getal van geene beduidenis gedaald. De des bykans ledige kom der Voorzaane, in onze jeugd daar door opgecierd, strekt hier van ten bedroevenden getuige.’ Zeer naauw verknogt aan den voormaals bloeienden Scheepsbouw was de Visschery op Groenland en Straatdavids, in de Zaanlandsche Dorpen. Tafels van beiden, door den Burger jacob van santen den Uitgeever medegedeeld en hier ingevoegd, wyzen den voortgang in vermindering uit. Dezelve was nog in vollen bloei toen de oude loosjes schreef; maar zyn Zoon mag 'er met regt by aantekenen: ‘Deeze drukte is in sluimerigheid veranderd, welke meer bedroevens dan verwonderings baart by den Aanschouwer, die de voorgaande woelige leevendigheid geheugt. Eenigen tyd vulde het vermeerderen van de Schepen ter Koopvaardyvaart dit gebrek eenigzins aan; doch ook dit aanvulzel heeft, in deezen laatsten tyd, veel afbreuks geloden, en wie ziet beterschap te gemoet.’ In de Beschryving van Wester - Hem, aan de Oostzyde van Zaandam, wordt de woelige drukte op de Scheepstimmerwerven door den Vader beschreeven, als, in zyne jeugd, ‘zo vol drukte met den middag en den avond, als of het Werkvolk van de Admiraliteits-Werf kwam.’ De Zoon maakt deeze bedroevende Aantekening: ‘Een overblyfzel van deeze woeligheid mogt ik, even als myn Vader, in myne jeugd beschouwen; en moest my daarom te meer bedroeven, wanneer ik, in den Zomer des voorleden Jaars 1793, by eene wandeling tegen den middag, te deezer plaatze, geen Hamerslag hoorde, geen Timmerman zag, en de voorheen digt met Scheepstimmerhout bezette Werven schaars voorzien vondt, en weinig zwaare Balken aantrof, en voor de steevige Krommers ligt Kromhout, alleen tot kleine Vaartuigen geschikt, ontdekte. De schakels van verval hangen niet min dan die van welvaard aaneen!’ Andere Fabrieken en Trafieken deezer Dorpen worden, in derzelver Opkomst, Bloei, Verval, of Instandblyving, beschreeven; doch zyn te veelvuldig om ons tot een byzonder verslag in te laaten: en treft men dezelve aan by elk Dorp, waar ze voornaamlyk geweest zyn, of nog bloeijen; grootlyks strekkende ter afwisseling van de veelal dor en droog vallende loutere Plaatsbeschryvingen. By- | |
[pagina 340]
| |
zonder breed is de Beschryving van het overwinden der groote Schepen over den Dam, toen deeze in de Binnezaan getimmerd werden, met eene Afbeelding naar een oud Schildery opgehelderd. Voorts is dit Werk vercierd met de meerendeels wél uitgekoozene en uitgevoerde Afbeeldingen van Oostzaan, de Westzaander Kerk en Regthuis, de Achterzaan, de Voorzaan, Koog, Zaandyk en Wormerveer. De Uitgeever, tot het in 't licht zenden van den dus aangevulden arbeid zyns Vaders besluitende, hadt zich, gelyk hy schryft, eerst voorgesteld ‘dezelve te verbreeden, met iets meer Geschiedkundigs, wegens deeze Dorpen, daar aan toe te voegen, ter gemoetkoming van het dorre, 't welk aan Plaatsbeschryvingen, die geen schilderagtige tooneelen opleveren, onafscheidelyk vast is, zal men geene vreemde kleuren, ten dikmaal wanvoeglyken cieraade, gebruiken. Stoffe, ten dien einde, verzamelende, vondt hy dezelve, deels met zo veel onzekerheids, in de vroegste tyden, die heugenis van deeze Dorpen draagen, omgeeven, en deels van zo weinig weezenlyk aanbelangs, buiten 't geen, in de Plaatsbeschryving, ten overvloede gemeld, of door overwyzing op andere Schryvers aangeduid, was, dat de lust om dezelve te verwerken hem ten eenemaale ontging. Tot laater tyden afdaalende, leverde de Geschiedenis, die met een meer vasten tred voortging, zo weinig op, bepaald deeze Dorpen betreffende, dat de voorraad gering was, indien hy zich niet veroorloofde daarin 's Lands algemeener Lotgevallen te vermelden; tot welk laatste hy niet kon besluiten, aangemerkt de onvoegelykheid van Gevallen aan te voeren, tot welke deeze Dorpen weinig of geen meer betrekkings hadden, dan andere Steden of Plaatzen onzes Vaderlands. - Dagelyksche Voorvallen, die geen eenigzins bestendig uitwerkzel agterlieten, keurde hy der Aandagt van den Leezer, en gevolglyk zyner Beschryving, onwaardig.’ Dit alles bewoog den Uitgeever, van dit eerste Plan af te zien, en het te laaten berusten by de Plaatsbeschryving zelve. Dan gelukkig vondt hy, 't geen de voorafgaande Plaatsbeschryving van de Inwoonders zegt, voor een breeder bewerking geschikt, en werd te raade, om het een en ander, der Zaankanteren Geaartheid, Zeden | |
[pagina 341]
| |
en Leevenswyze, betreffende, by wyze van Aanhangzel, daar aan toe te voegen. Wat j. le francq van berkhey deswegen vermeldt, in zyne Natuurlyke Historie van Holland, en goeddeels het werk is van des Schryvers Broeder, wylen cornelis loosjes, voor afgedaan werk houdende, treedt hy ter vermelding van andere Byzonderheden, het Character der Zaankanteren raakende. Hy toont dat de Styfheid, welke hun van niet weinigen naagaat, meer Schyn dan weezen is. - Dat hun, van de zyde des Verstands beschouwd, een denkend en bestendig arbeidzaam Vernuft niet kan ontzegd worden. - Hoe de Opvoeding hun zeer vroeg tot het Koopbedryf, en het daar mede gepaard gaande houden der Fabrieken, vormt. - De veelvuldige gelegenheden tot Onderwys worden vermeld, met het geen de loflyke Maatschappy tot Nut van 't Algemeen daar onlangs aan heeft toegevoegd. - Men verwondert zich met regt over de vroegtydige Bekwaamheid ten Handel en het bestuuren der Fabrieken; doch het wordt hier opgehelderd. - De Gilden baaren hier geen belemmering. Gildendwang is 'er onbekend, dan in zo verre Gilden van nabuurige Steden belemmering baaren, gelyk hier met de stukken beweezen, en dit agtervolgd wordt door eene treffende Beschryving van den drukbezigen Zaandammer Koopman, en teffens veelal Fabrikeur. - Van afkeer van Fraaije Letteren worden zy vrygepleit, en met de stukken beweezen dat zy hierin voor andere Landzaaten niet behoeven te wyken. - Hoe treffend is het voorstel van hunne Verdraagzaamheid in den Godsdienst! - Uitspanningen en Vermaak ontzegt zich de Zaankanter niet, en welke hy neemt vindt men hier afgemaald. Voorts ontmoet men eene aanduiding van der Zaankanteren Rykdom, en de spreekendste bewyzen dat Gierigheid hun ten onregte wordt ten laste gelegd; als mede een Tafereel van de Plaatslyke Vermaakneemingen. - Hulpvaardigheid is een Charactertrek hier breed ontwikkeld. - Dit alles wordt niet op den toon eens Lofredenaars voorgesteld; tusschen beide komende aanmerkingen wraaken het laakbaare 't geen men hier aantreft. Wy kunnen ons tot geene opgave van veele trekken inlaaten; maar ons niet wederhouden 't volgende af te schryven: - ‘Veelvuldigheid van Beroepsbezigheden, afgewisseld door Vermaaken den Zaankanteren eigen, brengt natuurlyk te wege, dat zy, Bewoonders | |
[pagina 342]
| |
des Platten Lands, niet geroepen tot eenig deel in Lands- of Staatsbewind, schoon den Lande onvergelyklyk veel meer opbrengende, dan meenig eene Stemhebbende Stad in Holland, zich weinig met Staats- of Regeeringszaaken, buiten den kring hunner Bans- en Dorps-Regeeringe, bemoeijen. - Groot ongelyk zou men intusschen den Zaankanteren aandoen, als zich der Algemeene Belangen van het Vaderland niet aantrekkende. In de daad zy hebben te veel Belangs by dezelve, en te veel Vryheidsmin, om des onverschillig te weezen. Doch zelden komen zy tot een in 't oog loopend betoon hier van, dan in tyden, die zich door eene afwyking van het gewoon beloop kenmerken. 't Geen 'er gebeurde, omtrent de bedoelde Opdragt der Ambagts-Heerlykheden (aan willem den IV.) van Oost- en Westzaandam, in onze Plaatsbeschryving vermeld, kan 'er tot een staal van strekken. En de laatste Tydperken onzes Vaderlands leveren 'er meer dan genoeg op. Wat wy deswegen in het breede, met aanduiding van byzondere Gevallen en Persoonsbenoeming, zouden kunnen bybrengen, verkiezen wy liever door eenige meer algemeene trekken aan te duiden. Niet vreemd, dat, by het ontstaan der Staatsverschillen, ten dage des jongstgevoerden Oorlogs met Engeland, de Zaankanters, als Kooplieden en Zeehandelaars, grootendeels de zyde van Amsterdam en andere Koopsteden koozen, en zich, als voorheenGa naar voetnoot(*), met dezelve in wenschen en poogingen vereenigden. De daar wakkere Leeslust aasde op Vryheid ademende Schriften, welke de zaak van het om Vryheid worstelend America ter baane bragt; en hadden deeze op veeler gemoederen de bekende uitwerkingGa naar voetnoot(†). Ten tyde des gevreesden Keizerlyken Oorlogs, by de Looting ter Wapening van den derden Man, in Hollandsch Zuiderdeel met zo veel misnoegens en opstands vergezeld, ging zulks in het Noorderdeel doorgaans geschikter toe.’ Dit bevestigd hebbende door | |
[pagina 343]
| |
eene aanhaaling uit het VIIde Deel der Vaderl. Hist. ten Vervolge van wagenaar, by allart, bl. 308, vervolgt de Schryver: ‘Deeze Wapening en Wapenhandel hadt ten gevolge, dat de Zaankanters zich, in dit, hun anders zo vreemd, bedryf, met onvermoeiden vlyt bezig hielden, en eerlang voor andere Gewapende Burgercorpsen, in den Vaderlande toen zo veelvuldig, niet behoefden te wyken. Vereeringen van Vaandels en Trommen, gepaard met Aanspraaken by de overgifte en het ontvangen, vielen 'er met veel staatlykheids voor. Sterk deel neemende in de ten dien tyde gezogte Grondwettige Herstelling, leenden zy ook den Gewapenden Burgerarm om Utrecht te hulp te schieten. In Zomermaand des Jaars 1787 trokken uit de Zaanlandsche Dorpen 269 Man derwaards, en stondt 'er een gelyk getal gereed om dezelve af te lossen. Deeze Manschap, aangevoerd door de Aanzienlyksten, bestondt verder meestal uit de beste Arbeidslieden. De Bloem der Zdanlandsche Dorpen was gewapend. Voornaame Kooplieden en Dryvers van Fabrieken toogen ten Burgerkryg, met een gedeelte van die hun anders in het voortzetten hunner zaaken ten dienste stonden. - By het beurtlings uittrekken en wederkeeren, ontbrak het hier zo min als elders aan bemoedigende Aanspraaken; niet zelden door den mond der Leeraaren van onderscheidene Gezindheden, ook der Doopsgezinden, uitgesprooken. - Gelukkig dat zy tot geen daadlyk Krygsbedryf zich ingewikkeld vonden; want een voor hun nadeelig uitloopende Krygskans zou deeze Dorpen een zwaaren, zo geen onherstelbaaren, slag hebben toegebragt, uit aanmerking van de belangrykheid der Persoonen, die zich daar aan waagden. Een slag, niet te vergoeden door de gevraagde schadeloosstellingen der Gewapende Burgercorpsen aan en by de Zaan gelegen, by een Verzoekschrift ter tafel van hun Ed. Gr. Mog. ingediendGa naar voetnoot(*). Burger-Societeiten hieldt men op veele Zaanlandsche Dorpen. Men bragt 'er met ruime hand toe aan het Vaderlandsche Fonds: en traden ook eenigen te voorschyn met Dank-Adressen aan Staaten van Holland; daarin den toon slaande van veele Steden in dit Ge- | |
[pagina 344]
| |
westGa naar voetnoot(*). Te Westzaandam stelde men in Grasmaand 1787 negen Geconstitueerden aanGa naar voetnoot(†). Verkeerd zou egter het gevolg zyn, als men hieruit besloot, dat op alle deeze Dorpen de Ingezetenen dier Partye toegedaan waren. Op het eene meer, op het andere minder, vondt men Yveraars voor de andere Party in den Lande, die by wylen hunne ongezindheid tegen de Burger-Societeiten en den Wapenhandel, door bedreigingen, lieten blyken; doch in derzelver volvoering wederhouden werden door den vaardig betoonden moed der Burgeren, die wy eens in grooten getale zagen opkomen, om de Burger-Societeit te beschutten voor eene gedreigde stooring en omverhaaling der Herberge, waarin die Societeit aan de Westzyde van. Zaandam vergaderde. Naa de Omwenteling deeden deeze Bedreigers de voorheen bovendryvende Party niet weinig onaangenaamheden aan, schoon 'er geene Plundering is voorgevallen. - Welhaast begreepen de meesten, die gisting bedaard zynde, dat het hun belang was, de hand, als voorheen, aan den arbeid te slaan, en dien te zoeken by de Kooplieden, Fabrikeurs en Traficanten; verre het grootste gedeelte bekend staande voor die men ten dien tyde Patriotten noemdeGa naar voetnoot(‡).’ Een half jaar verwyls der Uitgave zou den Uitgeever in staat gesteld hebben om de Vaderlandsliefde zyner geweezene Medeburgeren in voller dag te haalen. Daar | |
[pagina 345]
| |
men aan de Zaan, zo als de Dagbladen ons uitweezen, naa de Heromwenteling, welhaast Afgevaardigden, als Volksrepresentanten, na 's Gravenhage zondt; die, gelyk men ons verzekerd heeft, daar zeer welkom waren, en, door hunne bedreevenheid in den Handel, licht gaven ten opzigte van den Lande zeer aangelegene onderwerpen. - Dit ondertusschen dient ter staavinge van 't geen hy wegens zyne Dorpsgenooten gezegd heeft. Met den Uitgeever hebben wy niet zonder gevoelige deelneeming en hartlyk leedweezen de Kwyning en het Verval eeniger Handel- en Welvaardstakken opgegeeven, en vereenigen ons met hem in den wensch: ‘Mogt de blyde dag eens aanbreeken, waar op die Kwyning en dat Verval verwisselden in Bloei en Welstand; waar op Koophandel en Zeevaart, de Steunzels niet alleen van deeze Dorpen, maar de Zuilen des geheelen Vaderlands, in 't oog der geheele Wereld praalden als in de dagen van Ouds!’ |
|