‘Het is waare redeloosheid,’ schryft hy, ‘iemand daarover te haaten, om dat hy, ten aanzien van den Godsdienst, andere grondbeginsels ingezoogen, ander onderwys genooten, andere voorbeelden voor zig gehad heeft, - en dus in Godsdienstzaaken van een ander gevoelen is, dan ik ben.’ Het zelfde beginzel straalt allerwegen door in het Boekje van den Leermeester van convent, 't welk wy met volle ruimte een nuttig Handboekje mogen noemen, voor lieden, die geene gelegenheid hebben, om over het allergewigtigst gesprek van den onfeilbaaren Leeraar jesus uitgebreide Opstellen te kunnen raadpleegen. By manier van uitbreidinge of omschryvinge ieder textvers der drie gemelde allerbelangrykste Hoofdstukken hebbende nedergesteld, laat van convent telkens eene Aanmerking volgen, in welke het oogmerk des Hemelschen Redenaars nader ontvouwd, en zyne Leere ter betragtinge kortelyk wordt aangedrongen, uit de voortreffelykheid haarer natuure, en de heilzaame gevolgen, daar uit voortvloeiende, voor allen, die naar den inhoud der Voorschriften van den Opperleeraar zich gedraagen. Want, gelyk van convent elders schryft: ‘Niet het bloot uiterlyk belyden van jesus Godsdienst. Niet het bloote kennen van deszelvs zaligmakende Leerstukken. Niet het roemen op dezen of geenen Godsdienstigen aanhang verwerft ons de achting van God, geeft ons recht op den eerwaardigen titel, of maakt ons, tot waare belyders van jesus en van zynen Godsdienst, waar door wy voor ons zelven hoope op de zaligheid konnen maken; maar het doen, het volbrengen van den erkenden Godlyken Wil; onvermoeid poogen om God, den besten Vader, door edele gezindheden en beoefeninge van het goede, dat geboden is, of gemoedelyke opvolging der Voorschriften van het Christendom, steeds gelykvormiger en behaaglyker te worden.’
De Naarede behelst eenige Aanmerkingen over de gezegende uitwerkzels der waare kennis van het Christendom, zo voor den Mensch op zich zelven, als in zyne hoedanigheid van Lid der Zamenleevinge. - Indien het Onderwys van den Broeder van convent aan zyne Leerlingen geëvenredigd zy aan zyne Godsdienstige bevattingen, hier voorgedraagen, hoe nuttig onderscheidt hy zich dan van het gros zyner Confraters, die van huis tot huis niets dan Leerstellingen (en ach dat het die van het Euangelie waren!) ronddraagen, en altoos met zekere be-