‘Het gehoorzaam kind.
De Moeder van julia zou op zekeren namiddag ééne haater vriendinnen een bezoek geven. ‘Mogen wy naderhand niet wel eens in den tuin wandelen?’ vroeg theodoor aan zyne Moeder by het uitgaan. - ‘Zeer wel,’ was het antwoord, ‘mids niet verder dan tot aan de breede laan; - onze buurman heeft my laten weten, dat een gezelschap dezen namiddag in zyn tuin naar een vogel zou schieten. 'Er mogt misschien een slits te rug vliegen, en u beschadigen. Zyt daarom voorzigtig.’ - Dit beloofden zy beide, en Moeder gaf hem den sleutel tot den tuin.
‘Toen de leertyd verstreeken en de Onderwyzer vertrokken was, bedienden zy zich van de vryheid, welke Moeder hun verleend hadt, en gingen in den tuin; daar dezelve zeer groot was, hadden zy overvloedig ruimte om daar in te kunnen speelen en wandelen, hoewel zy niet verder dan tot de breede laan mogten gaan. Reeds-waren zy meer dan een uur in den tuin geweest, toen theodoor onder een boom zeer veele Appelen zag liggen. - ‘Ei lieve julia, zie eens hoe veel Appels daar liggen!’ Ja! maar ziet gy niet dat die boom aan de andere zyde van de laan staat? ‘'t Is waar; maar heeft Moeder ons niet bevolen om het afgevallen Ooft op te zamelen, wanneer wy in den tuin waren?’ Ja, maar Moeder heeft ons heden volstrekt verboden, om aan de overzyde van de breede laan te gaan. ‘Dat is wel zo, maar zou nu juist op dit oogenblik ons een slits treffen; dat moest al toevallig uitkomen!’ Foei theodoor, zeide julia, gy wilt dan uw Moeder niet gehoorzamen? Naauwlyks hadt zy dit gezegd, of 'er valt een flits met veel geweld neer onder den Appelboom, en kwetst de voorste poot van een klein hondjen, 't welk onder dien boom gelopen was. - Beide kinders ontstelden 'er van, het arme diertje kermde geweldig, julia lokte het naar zich toe, en, de gekwetste poot ziende, zeide zy tegen haar broeder: - ‘Daar ziet gy nu, wat het gevolg zou geweest zyn, indien gy ook onder dien boom waard geloopen: dan hadt de slits u ook kunnen treffen. Wat is dat diertjen te beklaagen; wanneer gy my niet herwaards geroepen hadt, zou het waarschynlyk niet gekwetst zyn.’ Theodoor zag terstond zyn misslag; vol medelyden met het arme beest, bragt hy het by een oud man, om het te laten verbinden, en dus de ramp, waar van hy de aanleidende oorzaak was, zo veel mogelyk te vergoeden.