Redenvoering ter gelegenheid van de Uitdeeling der Pryzen aan de Kinderen van min vermogenden, die te Nieuwkoop en Noorden in het Spellen, Lezen, Schryven en Rekenen, onderweezen worden uit het Fonds te Bodegraven opgericht: den 14 Augustus 1794, op de Zaal van het Raadhuis te Nieuwkoop, uitgesprooken, door J. Roemer, Leeraar der Remonstranten. Te Amsterdam, by G. Roos. In gr. 8vo. 26 bl.
In deeze by uitstek wel gestelde Redevoering, bepaalt zich de Schryver, om 1.) de Nuttigheid en Noodzaaklykheid van het welbekende Instituut, te Bodegraven, enz. aan te wyzen, en 2.) de Vooroordeelen, welke op de plaats, waar deeze Redevoering is uitgesprooken, voornaamlyk heerschen, tegen te gaan. Hy beweert met regt, dat de op den titel gemelde Weetenschappen niet alleen zeer veel toebrengen om de Kinderen tot nutte Leden der Maatschappye voor te bereiden en te vormen; maar ook dat de onkunde hierin hen buiten de mooglykheid stelle, om in de samenleeving van 't vereischte nut te zyn. De Vooroordeelen; dat de Kinderen van den gezuiverden Godsdienst afgetrokken, en dat hun verkeerde denkbeelden omtrend het Vaderland ingeboezemd worden; dat het Bodegraafsche Fonds eene Nieuwigheid zy, gaat de Burger roemer, met kragt, te keer, en voldingt dus zyne taak, met de Ongegrondheid deezer Vooroordeelen aan te wyzen, om zyne Medeburgers, zo tot ondersteuning in, als getraikmaaking van, dit Instituut, door afzonderlyke Aanspraaken op te wekken en aan te moedigen.