Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1795
(1795)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijNaauwkeurig Bericht van het Volksfeest te Franeker, op den 5 Maart 1795, by gelegenheid van het verbreeken der Ketenen en het herstellen van de Poorten aldaar. Voorafgegaan door een kort Betoog van de redenen, welke de Ingezetenen van Franeker bewoogen, om hunne blydschap, over de gewichtige verandering van zaaken, op eene byzondere wyze aan den dag te leggen. Door Jacobus Scheltema. Derde Druk. Te Franeker, by D. Romar en D. v.d. Sluis, 1795. In gr. 8vo. 32 bl.Deelde Frieslands Academiestad diep, zeer diep, in het leed der Omwentelinge des Jaars 1787, het is, by eene zeer eigenaartige tegenwerking, dat dezelve een groot aandeel heemt in de Tegenömwenteling deezer dagen. - Mogt men ergens, daar mogt men wagten een Vryheidsfeest van eenen uitsteekenden en byzonderen aart. - De uitkomst heeft aan deeze verwagting beantwoord, gelyk de Nieuwsmaaren ons vermeld hebben, en zulks met een bepaalder oogmerk, en breedvoeriger, in het Stukje voorhanden beschreeven wordt. De Burger jacobus scheltema, door de Provisioneele Vertegenwoordigers verzogt om een Verhaal op te stellen van de Plegtigheden by het verbreeken van de Ketenen der Burgery van Franeker, voldeedt aan dit verzoek, en oordeelde zich verpligt om de Geschiedenis van die Ketenen, die hy, met regt, de Geschiedenis van de Deugden dier Burgeren noemt, vooraf te laaten gaan. Het eerste gedeelte vervat dus eene zeer korte aanduiding van het groot aandeel, 't welk de Stad Franeker nam om de Grondweettige Herstelling in Friesland te bewerken; en welk een schok die Stad by de Omwenteling onderging; van het Gedenkteken haarer vernederinge, door de Poorten weg te neemen, en, ten aandenken, aan Ketenen te kluisteren. By deeze gelegenheid,’ opdat wy die treffende byzonderheid, zo zeer tot eere der Burgeren strekkende, overneemen, ‘betoonde het behoeftigste gedeelte der Burgery van Franeker de waare Republicainsche grootheid te kennen, en voldeedt aan derzelver vereischten op het uitsteekendst. Schoon de meesten in 't Wintersaisoen, by gebrek aan | |
[pagina 263]
| |
werk, veroorzaakt door het afzyn van 34 der voornaamste Burgeren, honger leeden, en 'er dubbele en hooger dagloonen werden aangeboden, weigerden allen, om tot dit veragtlyk werk mede te werken. - Drie Smeden weigerden, zonder dat de een iets van den anderen wist, om hunne gereedschappen tot hetzelve te leenen, of te verhuuren, en hier door was 's Lands Bouwmeester genoodzaakt, de Soldaaten van het Guarnisoen te gebruiken, die met moeite dit werk verrigteden. Men bragt de deuren, hekken en boomen, in de Kerk, liet ze aldaar, ten spyt der Burgers, ten toon liggen, en, uit vrees dat dezelve zouden worden weggehaald, koppelde men ze aan elkander met zwaare kettingen en overgrootste sloten. Dit behoeftig gedeelte der Burgery verdient in alle opzigten den meesten lof. Hadt hetzelve zo gemaklyk tot plundering en geweld te verleiden geweest, als in andere plaatzen, zoude het met het overige gedeelte der Burgery 'er deerlyk hebben uitgezien, daar het hen aan geene aanmoedigingen daar toe ontbrak. Zy sloegen dergelyke uitnoodigingen met veragting af, en zo men, op zogenoemde Vreugdedagen, aan hen sterken drank en bier zondt, namen zy zulks aan; maar, in plaats van Oranje boven! te roepen, dronken zy op de terugkomst hunner gevluchte en gevangeneGa naar voetnoot(*) Medeburgers.’ Eene beknopte, maar treffende, Beschryving van het ongelyk en leed, den Burgeren van Franeker aangedaan, treffen wy vervolgens aan. Naamsvermelding van de Verongelykers en de Verongelykten hadden wy hier verwagt; doch deeze is door den Schryver, om welke reden weeten wy niet, agtergelaaten: alleen noemt hy twee Burgers, Leden van het Hof van Justitie, te weeten, ahasuerus vegelin van claerbergen en arend aulus van haersma, die altoos ten voordeele der ongelukkige Patriotten, en ter verzagting van hun akelig kerkerlot, werkten. Het beknopt berigt deezer Verdrukkinge oordeelt de Schryver genoegzaam, om elk te overtuigen, dat de Burgers van Franeker de grootste redenen hadden, om in den voor- en tegenspoed der Fransche Wapenen een deelneemend belang te stellen, weetende dat van deeze hunne Vryheid of Slaverny afhing. De komst der Franschen bragt het vernietigen der Bloedplakaaten, gevelde Sententien en Fletrissures, te wege; als mede het ontslag der Regeeringe, het aanstellen eener Provisioneele Municipaliteit, het planten der Vryheidsboom. - Doch dit | |
[pagina 264]
| |
mogt voor andere Steden genoeg zyn; niet genoeg was het voor Franeker. ‘Eenige Burgers begreepen, dat het onteerende voor de Burgery zou zyn, indien men de Kluisters, waarin Franeker zeven jaaren was geketend geweest, langer liet blyven bestaan, nu men zich in zyne oorspronglyke Regten hersteld hadt: zy oordeelden, dat men, by het openlyk verbryzelen van deeze Ketenen, een nuttig en tot Burgerdeugden opwekkend Volksfeest kon doen plaats hebben, en vervaardigden hier toe een provisioneel Plan.’ Welks inrigting en uitvoering het treffendst gedeelte van dit klein Gedenkschrift uitmaakt: een Plan, waarin de Commandant der Franschen, loy, genoegen en deel nam. Wie leest zonder hartlyke deelneeming de beschryving van den welgeregelden Train, opdat wy 'er dit uit aanstippen: ‘De Burger dirk waardenburg, met een stok, waar aan een zwaar touw, en een aan driekleurige linten hangend Schild, in de gedaante van een Romeinsche Legervaan, met het opschrift:
Met zulke touwen was ik aan myn' Zoon gebonden!
Zestien kleine Kinderen van geweezene Gevangenen, onder de tien jaaren; draagende de verbrookene Boeijen, waarin hunne Vaders waren gekneld geweest; voorafgegaan door een paar lieve kleine Tweelingen, elk met een stuk van een boel in de hand. Vyftien grootere Kinderen van dezelven, waar van de oudsten twee Ketenen met Sloten droegen, waar aan de Deuren waren gekluisterd geweest: waar by een ander Jongeling het Slot droeg, 't welk alle de Ketenen vereenigd hadt. Zeventien Vrouwen en Moeders van gevangene en gevluchte Burgers; ééne derzelven droeg een Banier, met het opschrift:
Wy deelden in de droefheid, nu deelen wy in ae vreugde!’
Naa dat alles in orde geschaard was, hieldt de aangeheeven Muzyk stil. ‘De President der Municipaliteit gaf den wenk aan de Draagers, om de Ketenen en het Slot op den grond te werpen. Deezen volbragten die order op het treffendst, en smeeten die tekenen der Slaaverny, met de zigtbaarste blyken van afkeuring, op den grond, terwyl de kleine Kinderen met de gebrooken boeijen rammelden. - Een yskoude huivering overviel alle de omstanders eene doodlyke stilte, en de traanen van de meesten, waren de beste getuigen van de algemeene aandoening; tot dat aan de Smeden den wenk gegeeven werd om de Ketens te verbryzelen, 't | |
[pagina 265]
| |
welk onder een onbeschryfelyk vreugdegejuich, het luiden van alle Klokken en het lossen van het Geschut, geschiedde.’ De Schryver zelve beklom, naa bekomen stilte, een Stoel, die op de Deuren geplaatst was, en riep de Burgery tot het Gezang op, door een schoon Recitatief. Waarop de Jonge Burgeressen een Lied aanhieven; een Lied, door de Jonge Burgers beantwoord: terwyl alle de aanweezigen een derde Zangstuk zongen. Welgepast en treffend zyn deeze Dichtstukjes. De Fransche Commandant dumaine beklom den Stoel, deedt eene Aanspraak, en hief, met zyne Medeöfficieren, een Vryheidademend Zangstuk aan. De Burger a. caudoir, Hoogleeraar, deedt eene Dankbetuiging in de Fransche Taal aan de Fransche Natie. Hierop volgde de weder terugbrenging en inhanging der Stadspoorten, in een staatlyken Optocht. ‘Onder deezen was de Zoon van een der Gevluchten, draagende het groot verbrooken Slot, en eene Banier, met het opschrift:
De Kluisters zyn verbrooken, Franeker is vry!’
De Burger j. van voorst, Hoogleeraar in de Godgeleerdheid, deedt, naa het weder inhangen der Poorten, eene Aanspraak, hier vermeld. Waarop de Burger b. van rees een welpassend Dichtstukje voorlas, hem door eene ongetrouwde Burgeres ter hand gesteld. Naa dat dit alles met de goedkeurende toejuiching der Burgery vereerd was, deedt de Burger jan scheltema eene Aan spraak, waarby hy eene aanmoediging voegde om de Carmagnole te dansen. - Eer de Dans aanving, las de Burget sicco roorda nog een Dichtstuk voor. Naa het eindigen van den Dans, verzogt de Municipaliteit den Schryver om alle de aanweezigen te bedanken. ‘Spoedig bragt men een der grootste Ketens, met het Slot van De Poorten, na den Tooren, en hechtte dezelve aldaar vast, tot gedagtenis van den tyd der Slaaverny, en plaatste een bord by dezelve, met het opschrift:
GESMEED IN 1787. VERBROOKEN IN 1795.’ |
|