De Leer der Doopsgezinden, vooral omtrend den Eed, uit eerbied voor Jesus gehandhaafd, een Euangelielievend opgehelderd, in zes Brieven van Philo-biblos aan Mennophilus. Te Amsterdam, by J. van der Burgh en Zoon, 1794. In gr. 8vo. 109 bl.
Dit Stukje is met zo veel bescheidenheid als oordeel geschreeven; - als ingericht tegen eene Verhandeling over den Eed, te vinden in de Bydraagen van het Tydschrift, getiteld: De Gereformeerde Godsdienst ongedwongen gehandhaafd, en menschkundig opgehelderd, enz. te Leyden by Honkoop, is het een Geschilschrift; doch het kan, dit voorbygezien, voor eene Verhandeling, op zich zelf, zeer wel beschouwd worden, en verdient de aandachtige leezing en overweeging van allen, dien het om waarheid te doen is. De Brieven behelzen het volgende: 1.) Iets over den Doop en de verbindende Belydenissen. 2.) Onderzoek wat by den Regter en hedendaagsch door een Eed verstaan word, en van waar die zyn Oorsprong had in voorige Bedeelingen. 3.) Verklaaring van het Bevel des Heilands, Matth. 5:33-37. en der Lesse van Jacobus, Hoofdst. 5: 12. 4.) De redenen ter Verdediging van den Eed overwogen en beoordeeld. 5.) Besluit uit het voorige tot de Ongeoorloofdheid van den Eed, en de daar uit volgende Verpligtingen; en eindelyk, 6.) Nog iets over den Doop, en Onderzoek over de Oorzaaken van het Verval der Doopsgezinden, en in aantal, en in het zedelyke. - Dit alles word op zulk eene wyze behandeld, dat, hoe veel weerzin wy ook hebben tegen alle Geschilschriften in 't gemeen, en Godsdienstige in 't byzonder, wy dit Stukje, wat het hoofdzaaklyke betreft, met het uiterst genoegen geleezen en herleezen hebben; en wy twyffelen niet, of onze Leezers zullen hetzelve, even als wy, gunstig beoordeelen, als voortgevloeid uit de pen van een kundig en ernstig over den Godsdienst denkend Schryver.
PS. Wy zyn zedert in 't zekere onderrigt, dat de Schryver is de Eerw. d. hovens, in leeven Rustend Predikant te Leyden.