| |
Gedachten over het Predikampt in de Gereformecrde Kerk, en deszelfs rechte waarneeming, naar de gesteldheid van dezen tyd, doormengd met Aanmerkingen over verschiliende Onderwerpen. Behalven de Voorrede, 355 bl. Te bekomen by verscheiden Bockverkopers. In gr. 8vo.
Het is reeds voorlang tyd geweest, dat wy deeze Verhandelingen, of Gedachten, over dit zo gewichtig Onderwerp, onzen Leezeren aankondigden; maar onvoorziene beletzelen hebben ons hier in verhinderd. Thans doen wy dit, met zo veel te meer genoegen, om dat eene herhaalde leezing ons dit Stuk, als zeer belangryk, niet alleen voor de Gezindheid der Gereformeerden, en haare Leeraaren, maar ook voor alle andere Christlyke Genootschappen, heeft doen hoogschatten. - De Schryver, zelf een Leeraar, toont, dat hy zyn Ambt, door ernstige en gemoedelyke opmerkingen, in zyn geheelen omvang heeft leeren kennen; dat onpartydige vrymoedigheid, in 't voorschryven van pligten voor den Leeraar en zyne Gemeente, en het beoordeelen van wederzydsche gebreken en verkeerde opvattingen, zyne pen bestuurd heeft; en tevens geeft hy blyken van menschlievendheid, en Christelyke zucht tot weering van het gebreklyke, en in plaats stelling van het noodzaaklyke, om het Leeraarambt, in zvne Gezindheid, van wezenlyk nut te doen zyn. Het Werk is verdeeld in de volgende dertien Afdeelingen: 1.) Over de Waardigheid van het Predikambt en derzelver gronden. 2.) Over de Zwarigheden van het Predikambt. 3.) Over de Vereischten van eenen Leeraar. 4.) De Leeraar moet achting en vertrouwen hebben by het Volk. 5.) Over de Bezigheden van eenen Leeraar. 6.) Aanmerkingen over het Prediken. 7.) Over het Catechismus-prediken. 8.) Het prediken over 's Heilands Lyden. 9.) Over het Catechiseeren. 10.) Over
| |
| |
de nuttigheid van het leezen. 11.) Over de Huisbezoekingen. 12.) Over de Verkeering met de Gemeente; en 13.) Over de verstandige Behoedzaamheid. - Alle gewichtige Onderwerpen, die, met de grootste naauwkeurigheid, op eene verstandige wyze hier worden behandeld, en verdienen, van alle Leeraaren niet alleen, maar zelfs van alle Leeken, die zich het onderwys van, en de verkeering met, hunne Leeraaren wenschen ten nutte te maaken, overwoogen te worden. Gaarne zouden wy een doorloopend bericht van ieder deezer Verhandelingen geeven; maar wy vreezen, dat dit voor ons bestek (want wy zouden niet gaarne iets van all' het fraaije, dat ons hier voorkomt, willen voorbygaan) te uitgebreid zoude worden. De Schryver heeft ons ook van deeze moeite ontlast, door zelf den Inhoud van iedere Afdeeling vry breedvoerig en naauwkeurig op te geeven; werwaards wy onzen Leezer wyzen. Zo verlegen wy somtyds zyn, om, uit andere Boeken, die ons ter recensie worden aangebooden, iets te kiezen dat wy belangryk genoeg achten, om het, ten dienste van het leezend Publiek, uit te trekken; zo verlegen zyn wy, om uit dit schoon bewerkt Stuk iets ter proeve van 's Autheurs schryf- en denkwyze uit te kippen. Wy laaten het Boek openvallen, en zie hier wat de Schryver opgeeft omtrent de Verbetering van het Catechetisch Onderwys.
‘Om onze Catechizatien op eenen beteren voet te brengen, moet het Vraagboek, dat men in dezelve tot een leidraad gebruikt, hervorming ondergaan. Verstandige Leeraars zoeken wel, by het volgen van het een of ander boekje, hunne Leerlingen Godsdienst te leeren - alles, dat 'er in voorkomt, tot deszelfs waare eenvoudigheid brengende, het duistere en onnodige overslaande, en het noodzaakelyke en gewigtige naar de vatbaarheid van gemeene verstanden schikkende; maar van hoe veel beter uitwerking zouden hunne poogingen zyn, wanneer het Vraagboek, dat zy gebruikten, de gronden daartoe legde? Heeft de Leerling een Onderwysboek in handen, dat theologisch is, hy gewend aan deszelfs klanken, ook, zo veel hy 'er van verstaat, aan de denkbeelden, die daarin worden opgegeeven. Zet de Onderwyzer alles om, vertoont hy het zelve in eene andere gedaante, zoekt hy, met voorbygaan van scholastyke en te wysgeerige dingen, de aandagt by het gewigtige alleen te bepaalen, - hy heeft altoos het Vraagboek, dat des Leerlings tweede By- | |
| |
bel is, tegen zig. Hy zou veel meer nut kunnen doen, wanneer zyne Leerlingen een Vraagboek in handen hadden, waarin de waarheid zo wierd voorgesteld, als hy hun dezelve wenscht te leeren. Welk een verbaazend getal van Chatechizeerboekjes hebben wy in onze Kerk? Hoe veele men doorbladert, men vindt ze, wat het weezen betreft, op dezelfde leest geschoeid. De inhoud van alle is de theologie. Alle zyn het uittrekzels uit het systhema, naar het welk de Schryver zyne theologie op de Hooge Schoole geleerd heeft. In plaats van deeze moesten wy korte en duidelyke Opstellen hebben, waarin de leere van het Christendom, op eene wyze, die voor ieder bevattelyk is, wierdt voorgedraagen. Eene al te verre gedrevene regtzinnigheid is eene voornaame oorzaak, waar door de verbetering van het leerboek, vooral deszelfs bekorting, merkelyk wordt belet. Daar door blyven 'er veele dingen in die 'er uit moesten. Naar maate iemand streng regtzinnig is; naar maate hy
gezet is op de leerstukken, welke de meerderheid in de Kerk gelooft, naar die maate is hy ook tegen de verkorting van het Vraagboek, naar die maate is hy 'er op gezet, dat het Volk in alles, wat tot onze belydenis behoort, worde onderweezen. 'Er zyn, die ook in hun systhema regtzinnig zyn, maar die te gelyk het daar voor houden - dat veele van die dingen, die in het leerstelsel van onze Kerk begreepen zyn, tot de leere van den Godsdienst niet behooren, en daarom voor den gemeenen man niet zyn: maar andere begrypen, dat de geheele keten der Godgeleerdheid de gemeene Leerlingen moet worden voorgelegt, en daarom in het Vraagboek, dat voor de zulken is geschikt, begreepen. Een Vraagboek, waar uit het hoofddeel van Gods besluiten en praedestinatie mist, is by hen niet volledig, niet bevattende de geheele Euangelieleer. Wanneer het werkverbond en de onmiddelyke toerekening 'er niet in voorkwamen, zouden zy het niet willen gebruiken. Zo behouden de Vraagboeken, hoe beknopt ook zamengetrokken, in den grond haare grootte. Daar men, met dezelve te verkorten, ze zo veel geschikter ter onderwyzing van het grootst getal van Leerlingen konde maaken. Die verbetering is vooral in onze Vraagboeken noodig, dat 'er in dezelve een behoorlyke plaats aan de Christelyke Zedekunde worde gegeeven. Is het Vraagboek, waar van men by de Leerlingen zig bedient, hun Handboek, tot welhs nader verstand zy, door oplettenheid, nadenken, en
| |
| |
het gebruik van andere hulpmiddelen, zig oefenen, daarom moet het niet alleen de stellige waarheid, maar ook de Zedekunde, bevatten. Zonder dat word dezelve geen voorwerp van hunne oplettenheid en onderzoek. Het is niet genoeg, dat in een enkel hoofddeel eenige aanleiding worde gegeeven, om ook aan de Zedeleer te denken; maar dezelve moet in het Vraagboek zo veel plaats beslaan, dat de Onderwyzer gelegenheid heeft, om, naar het gewigt van het onderwerp, daar over te handelen; dat de Leerlingen bezef van deszelfs aanbelang worde gegeeven; dat zy daar door aanleiding krygen om geen minder tyd aan de beoefening der Zedeleer, als aan die des Geloofs, te besteeden. Zulke Vraagboeken beginnen 'er te komen; dat van den Heer tilanus, b.v., verdient allen lof. Wordt het veroordeeld van zulken, die alles voor even noodzaakelyk houden, en geene Menschkunde in hun Onderwys gebruiken; zy, die de leere van Jesus en het systhema behoorlyk weeten te onderscheiden, danken daar voor den Opsteller, en hoopen, dat de tyd haast komen zal, op welken men meer dergelyke Opstellen zal zien te voorschyn komen. Was de kragt der vooroordeelen nog maar niet zo groot, dat veele, die anders wel zouden willen, zulk een boek in hunne Catechizatien niet durven gebruiken, om niet voor onverschillig omtrent verscheidene Stukken van de leere der Kerk te worden aangezien. Ook heeft men zedert eenigen tyd aan een zoort van Vraagboeken beginnen te denken, die, naar myne gedagten, ter onderwyzing der Eenvoudigen zeer geschikt zouden zyn; zulke namelyk, waarin de waarheden en pligten van het Christendom uit de Bybelsche Historien worden afgeleid. De Eerwaarde van den berg heeft aan die taak de eerste hand gelegd. Het is te wenschen, dat hy van anderen gevolgd zal worden. Gelyk kinderen best door beelden worden onderweezen, zo zou men hen, die kinderen zyn in het verstand, met de minste moeite de waarheden en pligten van het Christendom kunnen leeren,
wanneer men hun dezelve in Geschiedenissen en Voorbeelden vertoonde.’
Geen menschelyk werk is volmaakt; dit moet men daarom in dit anders zo fraai geschreeven Stuk niet verwagten. Langwyligheid, uit al te groote naauwkeurigheid spruitende, is het voornaamste gebrek, dat ons in deeze Verhandeling ontmoet is; doch dit word, door de nuttigheid en aangelegenheid der behandelde Onderwerpen, ryklyk vergoed. |
|