tot uwe zedelyke verbetering en tot uw geluk toegebragt hebben.’ De woorden, door zollikofer bedoeld, zyn Voorspoed en Geluk, Tegenspoed en Ongeluk, Voorspoedig en Gelukkig, Rampspoedig en Ellendig. Niet ongevallig, verbeelden wy ons, zal veelen onzer Leezeren zyn, eene korte opgave van de wyze, op welke de waardige Leeraar zyne toehoorders over het volwigtig onderwerp onderhouden hebbe, om een schadelyk wanbegrip in veeler gemoederen te keer te gaan.
Voorspoed is het ruim bezit en genot van alle zodanige goederen, welke op het Lichaam een genoeglyken invloed kunnen oefenen. Rampspoed is het tegengestelde van zulk een bezit of genot. - Geluk en Ellende is de staat van genoegen of van ongenoegen, van tevredenheid of ontevredenheid, in welken zich de Mensch naar de Ziel bevindt. Op deeze bepaaling bouwt zollikofer de volgende Stellingen: Voorspoed en Rampspoed is iets, dat buiten ons; Geluk en Ellende iets, dat in ons is. Voorspoed en Rampspoed hangen niet altoos, en nooit gantschelyk, van ons zelven, van ons eigen willen en poogen, maar van duizend toevallige dingen en omstandigheden, buiten ons, af: Geluk en Ongeluk daarentegen hangen grootdeels, hangen eenigermaate gantschelyk, van ons zelven af. Voorspoed en Rampspoed zyn iets voorbygaande, iets hoogstveranderlyk en vergankelyk: Geluk en Ongeluk daarentegen zyn veel duurzaamer en bestendiger. Voorspoed en Rampspoed zyn van eene bepaalde grootte: het Geluk daarentegen kent geene grenzen; het is voor vermeerdering en verhooging tot in het oneindige vatbaar. Voorspoed, eindelyk, is het middel; Geluk is het eindöogmerk. Uit deeze gronden, welke breeder beredeneerd worden, leidt zollikofer de volgende nutte leeringen of gevolgen af: Niet ieder een kan voorspoedig, maar ieder een kan gelukkig zyn. ‘Niet ieder een kan gezond, sterk, schoon, ryk, magtig, groot worden; maar ieder een kan naauwkeurig en redelyk leeren denken en oordeelen; ieder een kan de beste dingen leeren willen en zoeken.’ Voorts: de voorspoedige is niet altoos gelukkig, en de rampspoedige niet altoos ongelukkig. Wyders: de voorspoedige kan wel te gelyk gelukkig zyn, maar hy wordt en is zulks niet eeniglyk door de bezitting van zynen voorspoed; de gelukkige daarentegen heeft den voorspoed niet noodig tot zyn geluk; hy kan ook zonder
denzelven gelukkig zyn. Eindelyk: niet