Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1795
(1795)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 225]
| |
Algemeene Vaderlandsche Letter-oefeningen.Aardrykskunde des Bybels, door Ysbrand van Hamelsveld. Vyfde Deel. Te Amsterdam, by J. Allart, 1794. In gr. 8vo. 490 bl.De geleerde en yverige van hamelsveld, deeze Bybelsche Aardrykskunde met het Zesde Deel willende sluiten, deelt, in dit Vyfde Deel, 1) de Beschryving of Lyst van eenige Steden des Joodschen Lands mede, die in de Apokryfe boeken, josefus, enz. voorkomen. 2) Een kort bericht van de laatere veranderingen in de landverdeeling van Palaestina, en Schets van den tegenwoordigen toestand van dat Land, en deszelfs bewooners. 3) Een onderzoek naar de ligging van het Paradys. 4) De eerste Woonplaatsen der Aardsvaderen, na den Zondvloed. 5) De Oorsprong der Volken, volgens moses. 6) De Woonplaatsen van abraham en zyne Voorvaderen, vóór 's mans komste in Kanaän. Eindelyk, in vyf byzondere Hoofdstukken, een gedeelte der uitheemsche Aardrykskunde van den Bybel, in het byzonder, als 1) Fenicië. 2) Syrië. 3) Ammoniten, Moabiten, en de Zwervende Stammen in de Woestyn van Syrië. 4) De Volken, welken ten Zuiden van Palaestina, in het Steenachtig Arabië, de nabuuren der Israëliten geweest zyn, Edomiten, Amalekiten, enz., en 5) De Filistynen, woonende ten Westen der Israëliten. Dit Deel verdient dezelfde goedkeuring, met welke wy meermaalen van dit Werk gesproken hebben; ten bewyze daar van zullen wy 'er eenige berichten uit overneemen wegens Tyrus, welëer het Tooneel van een onmeetelyken Handel en Scheepvaart, de Wieg der Kunsten en Weetenschappen, en het Vaderland van misschien het nyvrigst en werkzaamst Volk, dat ooit op den aardbodem geleefd heeft. ‘De naam Tyrus is duidlyk dezelfde met dien van Zor, gelyk hy in het Hebreeuwsch luidt, en Sur of Sor of Sour, die nog heden in gebruik is, trouwens, de ouden hebben dien ook Sara of Sarra uitgedrukt. Zor betekent by de Hebreën eene rots of steenklip, en deze | |
[pagina 226]
| |
naam is aan de Stad gegeeven, om de rotzen of klippen, die men daar op de kust in menigte vindt. Ezechiel doelt 'er op met eene woordspeeling, Ezech. XXVI. 4. Ik zal Tyrus tot eene gladde Steenrotze maaken. - Andere naamsafleidingen vindt men by bachiene, III Deel. II Stuk. bl. 378. De Stad was, van de zyde van Palaestina, de eerste Stad van Fenicië; gelegen aan den voet van den Antilibanon, niet verre van de plaats, waar de rivier Kasimir in Zee valt. In de oude Landkaarten van Palaestina ziet men ze verschillende geplaatst, in sommigen op het vaste Land, in anderen op een Eiland, en weder in anderen op een Schier-eiland, het welk door eene landëngte aan de vaste kust verbonden is. De reden hier van is in de geschiedenis van Tyrus te zoeken, volgens welke men Palae-Tyrus, of Oud-Tyrus, wel moet onderscheiden van het jongere Tyrus. Men is wel niet eens, of de Stad op het Eiland niet in de daad de oudste zy, maar dat derzelver inwooners, toen zy hun te klein werdt, de Stad op het vaste Land, tegen over het Eiland, hebben aangelegd, en derwaards alle pracht en vermogen overgebragt hebben; doch hoe dit zy, Paloe-Tyrus, of het Oude Tyrus, is de naam der Stad op het vaste Land; doch deze van nebucadnezar belegerd wordende, weeken de inwooners naar het Eiland, het welk die Vorst, schoon hy de Stad op het vaste Land innam en verwoestte, niet kon vermeesteren; en nu werdt de Stad op het Eiland Nieuw-Tyrus genoemd, of enkel Tyrus, tot dat alexander de Groote, deze willende te onderbrengen, de zeeëngte, welke het Eiland van het vaste Land scheidde, gevuld heeft met eenen dam, gemaakt van de puinhoopen van het Oude Tyrus, waar door die Zeeëngte in eene Landëngte is veranderd geworden. Dus ziet men, hoe Tyrus op de Kaarten kan vertoond worden als eene Stad op het vaste Land, op het Eiland, en op een Schier-eiland. Wanneer Tyrus gesticht zy, en door wien, is onbekend; zy is zeker eene oude Stad, Jes. XXIII. 7. en men heeft eenigen tyd getwist, of aan haar, dan aan Zidon, de eer der oudheid moest worden toegekend. - Doch deze twist is thans lang uitgemaakt; wy weeten met genoegzaame zekerheid, dat Tyrus eene Volkplanting is der Zidoniërs. - Van de Zidoniërs gewaagt reeds homerus, die komen ook in de boeken van moses voor, maar geen van beide deze aêloude Schryvers maakt | |
[pagina 227]
| |
eenig gewag van Tyrus; een bewys, dat deze Stad in hunnen tyd nog geen bestaan hadt. Volgends de rekening van josefusGa naar voetnoot(*) is Tyrus gesticht 240 jaaren vóór den Tempelbouw van salomo, het welk omtrent overeenkomt met de tyden van den Richter gideön. Ook wordt Tyrus uitdruklyk Zidons Dochter, dat is, eene Volkplanting van Zidon, genoemd, Jes. XXIII:12. Het is waar, dat 'er, Jos. XIX:29, onder de Steden van Aser voorkomt eene met den naam, in de gewoone vertaaling, van de vaste Stad Tyrus; doch deze is niet de Stad Tyrus, die naderhand zoo vermaard is geworden, zelve, maar eene bergvesting, op eene rots. Tyrus zelve behoorde, zoo min als Zidon, tot de plaatsen, welke de Israëliten bemagtigd hebben, als zynde buiten de grenzen van het eigenlyke Kanaän gelegen; doch de Stad en haare Inwooners hebben doorgaands eene goede nabuurschap onderhouden met de Israëliten, schoon nu en dan deze vriendschap schynt afgebroken geweest te zyn, ten minsten Ps. LXXXIII:8. worden de inwooners van Tyrus ook genoemd onder de Volken van het groot Bondgenootschap, het welk zich tegen david, in het begin zyner regeering, verëenigde, op het welk toch de inhoud van dezen Psalm, naar alle waarschynlykheid, behoort. - Doch, na de overwinningen, door david behaald, schynt de goede nabuurschap hersteld te zyn, en veränderde dra in eene byzondere vriendschap tusschen david en hiram, Koning van Tyrus. - Wy moeten ons hier over te min verwonderen, dewyl de belangen der beide Volken zulke goede nabuurschap en verstandhouding vorderden; wy vinden dit opgehelderd door een merkwaardig voorbeeld, Hand. XII:20: herodes antipas, Koning der Jooden, was ten hoogsten misnoegd op de Tyriërs en Zidoniërs, welke van hunnen kant alles aanwendden, om dien Vorst te bevreedigen, en voldoening te bezorgen, overmids, zegt de geschiedenis, hun land uit het Joodsche land gespysd werdt. - Te weeten, de smalle Zeekust van Fenicië leverde geen genoegzaame levensmiddelen op voor de talryke inwooners der handelsteden Tyrus en Zidon, terwyl de Israëliten de vruchten van hunnen Vee- en Landbouw daar tegen aan hun het best slyten konden. - Dus zien wy ook, waaröm het leveren van Bouwstoffen tot den Tem- | |
[pagina 228]
| |
pel, welke die van Tyrus van Libanons gebergte, enz. aanvoerden, door salomo met eenen goeden voorraad van Koorn en Olie vergolden werdt, 1 Kon. V. Ook leverden die van Tyrus en Zidon de bouwstoffen tot den tweeden Tempel, Ezra III:7. Insgelyks bragten de Tyriërs Visch en andere Koopwaaren op de Markten te Jerusalem, Neh. XIII:16. Het is algemeen bekend, hoe grooten en uitgestrekten Koophandel die van Tyrus gedreven hebben; daar was de Markt der Volken; de algemeene Stapelplaats van de Kooplieden der geheele toen bekende Waereld, Ezech. XXVII:3, welk geheele hoofdstuk ons een denkbeeld geeft van alle de voornaamste Volken en Plaatzen, op en met welken de Tyriërs handelden. Hoe magtig Tyrus op de Middelandsche Zee en in het Westen geweest zy, is genoeg bekend. Karthago, Utica en Kadix, Volkplantingen der Tyriërs, zyn 'er beroemde gedenktekenen van. Men weet, dat die Stad haare Scheepvaart tot in den Oceaan, ten Noorden tot voorby Engeland, en ten Zuiden tot voorby de Kanarische Eilanden, uitstrekte. Haare gemeenschap met het Oosten, schoon minder bekend, was niet min aanmerklykGa naar voetnoot(*); de Eilanden Tyrus en Aradus (thans Barhain, in de Persische golf) de Steden Faran en Phoenicum Oppidum, aan de Roode Zee, die reeds ten tyde der Grieken vernield waren, bewyzen, dat de Tyriërs zedert langen tyd de Arabische en Indische Zeeën bevoeren, enz. Byzonder heeft de uitvinding der purperkleur de Tyriërs vermaard gemaakt, met welken zy Lakens en zyden Stoffen plagten te verwen, het welk in oude dagen eene Koninglyke dragt was. Deze verw werdt bereid uit het bloed der purperslak, die eeniglyk in de Zee by Tyrus gevonden werdt; de wyze dezer bereiding beschryft lundius (Joodsche Heiligd. I Deel, bl. 16 en 17.) die ook meent, dat het Scharlaken, naar ditzelfde Tyrus, Sarra benoemd is, zoo veel als Laken van Sarra, | |
[pagina 229]
| |
of Tyrus, hebbende men de beide kleuren, Purper en Scharlaken, somtyds by de Ouden verwisseld. Door dezen Koophandel werdt Tyrus ryk en magtig; de huizen der Stad waren groot en schoon, en hadden, volgens strabo, 3 en 4 verdiepingen: Zach. IX:3. zegt, ‘dat Tyrus het zilver vergaderd hadt, als het stof, en het goud, als het slyk der straaten.’ De Dochter, dat is, de Burgery van Tyrus, heet de rykste der Volken, Ps. XLV:13. ‘Haare Kooplieden waren Vorsten, en haare Handelaaren de heerlyksten in den lande,’ Jes. XXIII:8. Zy beroemde zich, met één woord, te recht: ik ben volmaakt in Schoonheid, Ezech. XXVII:3. Zodanige voorspoed bragt, gelyk het gaat, weelde en dartelheid te wege, gepaard met trotschheid en hoogmoed, welk één en ander door de Profeeten haar te last gelegd wordt, maar ook, in vervolg van tyd, eene bedreiging van Godlyke oordeelen. Men heeft meer dan ééne voorzegging nopens de lotgevallen van deze beroemde Koopstad, by de Profeeten. Jer. XXVIII:3. voorzeide, dat deze Stad zich aan nebucadnezar, den Koning van Babel, zou moeten onderwerpen. Jes. XXIII. voorspelt haaren ganschen ondergang, en Ezech. XXIX:18. heeft zelfs deze byzonderheid, dat de belegering ongemeen lang zou duuren, zonder dat de Babyloniërs eenigen loon zouden hebben van hunnen dienst. Dit is gebeurd. JosefusGa naar voetnoot(*) verhaalt, uit filostratus, ‘dat nebucadnezar de Stad Tyrus belegerd heeft, geduurende den tyd van dertien jaaren: als daar de Koning ithobaal regeerde.’ - Doch hier in schynen jesaia en ezechiël te verschillen, dat volgens jesaia, na een tydsverloop van 70 jaaren, de Stad uit haare verwoesting weder zal herryzen, Jes. XXIII:15, terwyl Ezech. XXVI:14, 21, haar eene eeuwige verwoesting bedreigt. - De geschiedenis heeft dit opgehelderd, en den schynstryd weggenomen. Paloe-Tyrus, door nebucadnezar verwoest, is nooit weder opgekomen, maar de Inwooners hadden, gelyk men verhaalt, geduurende de belegering, hunne beste goederen op het Eiland geborgen, en lieten eindelyk de ledige huizen en gebeukte Stad aan de Babyloniërs. - Dit Nieuwe Tyrus op het Eiland herhaalde zich in de daad, onder de Persische alleenheersching, tot | |
[pagina 230]
| |
dat alexander de Groote, na, met ongelooflyke moeite en kosten, door eenen dam, het Eiland met het vaste land vereenigd te hebben, zich, na eene belegering van 7 maanden, ook van Tyrus op het Eiland meester maakte, en dus den ondergang der Stad voltooide. Evenwel, de voordeelige gelegenheid der Stad, de Scheepvaart en de Visschery der purperslakken, deedt nogmaals de Inwooners van Tyrus het hoofd boven haalen, en weder eenen aanmerkelyken bloeistand herneemen, welken zy nog eeuwen naderhand genoten heeft. In het Nieuwe Testament is de Stad ook bekend; en schoon de Heiland der Waereld niet gelezen wordt haar ooit bezogt te hebben, is hy evenwel in haare nabuurschap geweest, en heeft daar dat wonder verricht aan de Dochter eener Fenicische of Kananeesche Vrouw, het welk wy Matth. XV:21, en Marc. VII:24, lezen. Eugesippus verhaalt, dat, in zynen tyd (Ao. 1040.) even buiten de Stad, een Marmersteen vertoond werdt, op welken jesus, ten dien tyde, zou gezeten hebben; doch dien de Franken, geduurende den Heiligen Oorlog, hebben weggevoerd. - Hoe het zy, reeds vroeg vinden wy Christenen in Tyrus, Handel. XXI:3-6, die in de vervolgingen der Heidenen tegen de Christenen gedeeld hebben, volgens eusebius. In volgende Eeuwen was zy een Bisdom, daarna een Aardsbisdom. De Stad werdt, in 't Jaar 636, door de Aarbieren veröverd; in het Jaar 1112 werdt zy door den Christen Koning van Jerusalem, boudewyn, vyf maanden lang vergeefs belegerd; maar twaalf jaaren daarna, in het Jaar 1124, bemagtigd, en zoo verdeeld, dat de Koning van Jerusalem twee derde, maar de Republiek Venetië een derde deel bezitten zou. Toen werdt de Stad ook tot een Aardsbisdom verheven, welks Zetel, onder meer anderen, bekleed heeft wilhelmus, daarom tyrius gebynaamd, de vermaarde Schryver van de zogenaamde Heilige Oorlogen. Ingevolge het bericht van dezen Schryver, aangaande den toestand der Stad, in zynen tyd, was dezelve aan den Zeekant genoegzaam natuurlyker wyze beveiligd, door de menigte der blinde klippen, die ze schier ongenaakbaar maakten, voor die, welke van het vaarwater geene genoegzaame kennisse hadden; doch zy was, daar benevens, aan die zyde, met eenen dubbelen muur omringd; van afstand tot afstand ver- | |
[pagina 231]
| |
sterkt met toorens; en aan de landzyde, ten Oosten, met eenen drie dubbelen muur, voorzien van toorens, van eene verwonderingswaardige hoogte en dikte, zeer digt by elkanderen geplaatst. Aan de Noordzyde was de Haven binnen de Stads muur besloten; hebbende eene naauwe opening, tusschen twee toorens, waarin de Schepen zeer veilig waren. In het Jaar 1187 belegerde saladin de Stad, maar kon ze niet veroveren; maar in het Jaar 1287 gelukte het den Sultan van Egypte haar te bemagtigen, wanneer zy ook geheel verwoest is geworden. - Zy heeft onder de Osmannische heerschappy wel gepoogd zich te herstellen; de Drusische Emir fakhreddin hadt 'er zelfs een Paleis voor zich gebouwd; maar zy is in dat verval verzonken gebleven, waarin zy thans ligt. - Maundrell zegt, dat 'er thans byna geen één geheel huis te vinden is; dat de Inwooners zeer arm zyn, en van den Vischvangst leven. Korn. de bruin vondt aldaar nog 12 of 14 slegte huizen, door Turken en Arabieren bewoond, die geen ander bestaan hadden dan van den Vischvangst: deze en andere Reizigers merken te recht aan, dat hier in een tastbaar bewys ligt, dat God zyn gesproken woord over Tyrus vervuld hebbe; zeggende: Ik zal u maaken tot eene gladde Steenrotze: gy zult zyn tot uitspreidinge der netten. - ‘Geene beroemde Stad der Oudheid, schryft hasselquist, (in zyne Reize, D. I. bl. 219.) uitgezonderd Troye, is zoo ten eenemaale verwoest als deze; want deze voormaals koopryke en bloeijende Stad, die de Koningin der Steden heeten mogt, is nu in een ellendig Dorp van eenige geringe hutten veranderd; waarin naauwelyks tien, zoo Turksche als Christen, Inwooners zyn, die slechts van den Vischvangst leven. Daar zyn hier en daar nog stukken van gebroken muuren overgebleven, tot gedenktekenen, dat zy voormaals zeer prachtige gebouwen geweest zyn.’ Hy zag 'er verscheidene zeer schoone Marmeren Porfier- en Graniet-Steenen onder. En ten opzichte van den Tyrischen Handel, meld een der nieuwste Reizigers, wiens beschryving deezer plaatze de Heer van hamelsveld geheel opgeeft, namelyk volney: ‘In plaats van dien ouden, zoo werkzaamen en zoo uitgestrekten handel, dryft Sour, tot den staat van een ellendig Dorp vernederd, thans geenen handel meer, dan alleen den uitvoer van eenige Zakken Graanen en Katoenen Lynwaden, en heeft tot eenig- | |
[pagina 232]
| |
sten handelaar eenen Griekschen Factoor, in dienst der Franschen van Saide, die naauwlyks zoo veel wint, dat hy zyn gezin kan doen bestaan.’ Intusschen zoeken de Fransche Koopvaardyschepen des Winters hier eene veilige Haven, die zy te Akra noch Saide kunnen vinden. |
|