| |
Tafereelen van de Staatsomwenteling in Frankryk. Eerste Deel. Met Plaaten en Pourtraiten. Te Amsterdam by J. Allart, 1794. In gr. 8vo. 189 bl.
Verre in Plaats en bovenal verre in Tyd afgelegene Gebeurtenissen te beschryven, moet, om verscheidene elk in 't oog vallende redenen, voor een gemaklyker en ligtvolvoerbaarder taak gerekend worden, dan Gebeurtenissen te boeken, op eigen Grond, of in de Nabuurschap, en in den eigen Leeftyd des Schryvers, voorgevallen. - Een Schryver, die zeer gelukkig in het eerste geval slaagde, en eene welverdiende algemeene toejuiching behaalde, kan zich, als hy het tweede onderneemt, des geene zekerheid belooven. - In hoe verre deeze aanmerking passe op den Autheur der Tafereelen van de Staatsomwenteling in Frankryk, welks Eerste Deel thans voor ons ligt, kunnen wy met geene volstrekte zekerheid bepaalen, daar hy, om redenen, in 't slot der Voorrede vermeld, verkoozen heeft zyn Naam te verzwygen; doch wie de Vier Deelen der Romeinsche Geschiedenissen, door m. stuart onlangs uitgegeeven, geleezen heeft, zal, in taal en styl, zo veel overeenkomsts tusschen dit geagte en gezogte Werk, en de nu het licht ziende Tafereelen, vinden, dat hy eene groote maate van waarschynlykheid heeft, om beide deeze Werken aan dezelfde meesterlyke Penne toe te kennen, en zal gevolglyk onze aanvanglyke aanmerking niet ongepast keuren.
Wat hier van weezen moge, de ongenoemde Schryver waagt het, zich in den drom te begeeven der menigte, die, zo in Frankryk zelve als in andere Landen, voornaamlyk in Duitschland en in Engeland, zich gezet hebben, om de in zeer veele opzigten alleraanmerkelykste Gebeurtenis der Staatsomwenteling in Frankryk, in derzelver beginzelen, voortgang en byzonderheden, aan het tegenwoordige Geslacht open te leggen, en voor de Naakomelingen te bewaaren. Hy waagt het niet zonder gevoel van de zwaarigheden, die zich in deeze taake opdeeden. Laaten wy hem zelve hooren.
| |
| |
‘Reikhalst het gansche beschaafde menschdom thans met een huiverig verlangen naar de eindelyke uitkomst dier Staatsomwentelinge, zeer zeker zal de nakomelingschap met eenen greetigen weetlust alle de gedenkstukken beschouwen van deezen merkwaardigen tyd, en de minste onagtzaamheid in het opzamelen, byeen houden, en zorgvuldig overleveren, daarvan, zou nooit door onze naneeven aan hunne voorouderen kunnen vergeeven worden.
Het voorgevoel van zulk rechtmaatige verwytingen, en de aandrang van eenen geest, die vol is van de tegenwoordige gebeurtenissen in dat Ryk, heeft ongetwyfeld reeds verscheide pennen op het papier gebragt, om der nakomelingschap een getrouw en volledig verslag daar van te bezorgen; maar zy, die zich door beide deeze aandoeningen niet geheel lieten verrassen, vonden zich als nog verpligt hun veder neder te leggen, of hadden reden om zich over eene ontydige onderneeming te beklaagen.
Gevoelig voor het verwyt, van den ryken oogst der hedendaagsche lotgevallen van zulk een aanzienlyk Volk van dit Waerelddeel onachtzaam verzuimd te hebben, en door de hevigste driften van deelneeming aan den toestand der menschlyke maatschappy ontvonkt, was de geest van hem, die u thans deeze Tafereelen aanbiedt, zinds lange bezwangerd met het stoute ontwerp, om de Geschiedenis des Franschen Volks van deezen tyd van naby onder de ontzettende oogen te zien, en haare waare gestalte met waarachtige verwen voor zyne naneeven af te maalen. Hy bragt hier toe een hart mede, het geen door geenen band des vooroordeels bekneld wordt; hy wapende zyn oog beurtlings met den byhaalenden kyker der voorige eeuwen, en met het verhelderend glas van de Wysbegeerte der Waereld; maar zyn stand in de lyn der tyden en in die der plaatzen maakte het hem onmogelyk, zyn voorwerp van alle zyden te beschouwen, en bedenkelyk, om zyne opmerkingen, in zulk een gebrekkigen stand gemaakt, zynen landgenooten thans aan te bieden, of voor echt in het vervolg na te laaten.’
Alle deeze redenen, in de Voorrede voorts breeder ontvouwd, ‘bragten den Schryver deezer bladeren wel terug van zyn Ontwerp eener Fransche Geschiedenis van zynen tyd; maar scheenen hem nog niet genoegzaam,
| |
| |
om zich te ontslaan van alle verplichting, om, op eene andere wyze, voor den onderzoekminnenden geest van volgende tyden te zorgen.’
De Tableaux de la Revolution Française, in acht-enveertig uitmuntende Plaaten, kwamen hem in handen, en deeden in hem het denkbeeld ryzen; ‘zie daar de alleronpartydigste wyze, om de nakomelingschap zelve te laaten zien, wat 'er gebeurd zy!’ Doch ook hier in deeden zich gebreklykheden en onvolkomenheden op, die hem deeden wanhoopen aan zyn ontwerp, om, het geleide der Tekenpen volgende, een volledig gedenkstuk dier groote Gebeurtenisse op te richten. - Dan uit deeze zwaarigheid zag hy zich gered, toen de kunstminnende Heer g.m. nebe, wien 's Schryvers ontwerp was medegedeeld, zyn uitmuntend Cabinet van Plaaten, Tekeningen en Pourtraiten, der geheele Fransche Staatsomwenteling voor hem opende, waar hy alles vondt wat ter volvoering van zyn oogmerk noodig was.
Alle zwaarigheid was hier mede niet uit den weg geruimd. ‘Zo noodig als het was,’ schryft de Autheur, ‘dat deeze Afbeeldingen door eenige Beschryving vergezeld gingen, zo moeilyk bleef het nu nog dien toon te treffen, die by dezelve voegde. Een doorgaand Geschiedkundig verslag hadt alle de bezwaaren eener Geschiedenis tegen zich, en een bloot bericht van het afgebeelde, in elke Plaat, scheen niet genoegzaam voor elk, wien de draad der gebeurenissen in Frankryk zedert het begin der Omwenteling reeds ontglipt mogt zyn. De Schryver koos des den middelweg, dien hy egter bezwaarlyk vinden kon, en stelde zich voor, by elke Plaat zulk eene beschryving te geeven als ter opheldering van dezelve, en tevens ter aanwyzinge van het verband, waarin de afgebeelde gebeurenis met de voorigen of met de geheele Omwenteling stondt, genoegzaam zyn zou.’
Wy gelooven, in de daad, dat hy dus doende het gevaar, waarvan wy in 't begin deezer Aankondiginge spraken, goeddeels vermyd hebbe. In het schetzen van Tafereelen heeft men eene meerdere ruimte en vryer hand dan in het schryven eener Geschiedenis.
De bronnen, waar uit de Schryver zyne beschryvingen geschept heeft, zyn, gelyk hy betuigt, ‘veelvuldig, en of zelve volkomen zuiver, of door hem oplettend van alle inmengzels van vooringenomenheid of partydigheid ge- | |
| |
zuiverd. Onder de eerste telt hy de Pieces Authentiques approuvées par l'Assemblée Nationale, onder de laatste de Histoire de la Revolution par deux amis de la Liberté - An impartial History of the late Revolution in France - Historische Nachrichten von christoph girtanner - Journal des Revolutions de l'Europe - de Geschiedenis der Omwenteling van campe en van schultz, en, behalven veele andere Brochures, de Beschryvingen eindelyk van het reeds genoemde en nog andere Fransche Plaatwerken over de Omwenteling.’
Wy deeden der Inleidinge, voor de Tafereelen geplaatst, te kort, als wy 'er den bynaam van meesterlyk aan onthielden, als wy 'er niet het een en ander uit overnamen. ‘Zonder,’ dus luidt des Schryvers taal, ‘dat de Geschiedenis alle deeze Tafereelen der Staatsomwenteling in Frankryk duidelyker behoeft te doen spreeken, vertoonen ons dezelven ongetwyseld eene ontzaglyke Volksbeweeging, welke, alle driften tot hartstogten vervoerde, alle menschlyke kragten in eene ongemeene spanning bragt, en persoonen ten voorschyn deedt treeden, wier aanzyn men in eene vreedzaame maatschappy niet vermoeden kan.
Maar, gelyk de burgerlyke Wysbegeerte alle Volksbeweegingen zorgvuldig onderscheidt in Oproeren en Opstanden, zoo is het ook voor het deelneemende menschlyke hart geenzins onverschillig, voor welke gewaarwordingen het zich verwydere. Zullen wy het waagen alle de ontzettende uitwerkzelen deezer groote Volksbeweeging te beschouwen, en by Tafereelen stil te staan, wier uiterlyk aanzien ons gansche hart met schrik vervult, dan moeten wy verzekerd zyn, dat geen dolle woede eener opreerige menigte ons mede zal sleepen naar de verschrikkelyke tooneelen eener ongeregelde raazerny, welke geen ander doel heeft, dan voedzel voor eene onmenschlyke wraakzugt te zoeken, of meestal alleenlyk strekt, om werktuiglyk der heerschzucht ten dienste te staan. By zulke vernederende tooneelen der diepverzonkene menschheid kan geen menschlyk oog met eenig genoegen vertoeven; de kunst mag vry haare uiterste vermogens ten kosten leggen, om zulke verschriklyke Tafereelen overeenkomstig derzelver rampzalige waarheid af te maalen, haare kwalyk besteedde bekoorelykheden zullen het gevoelig hart van den mensch
| |
| |
naar deeze schandelyke pynbank niet lokken; indien het zelfs al geene vernedering voor de scheppende kunsten is, te veronderstellen, dat zy immer zouden kunnen uitmunten in Carricaturen der Menschheid.
Zullen wy het Oproer beschryven om het te onderscheiden van den Opstand, en veilig te zyn voor de misleidingen, welke door derzelver verwarring maar al te dikwyls plaats hebben? Ja, de verbysterende indruk van de hier byeengebragte Tafereelen, waarvan 'er veelen ons om Oproerigheden doen denken, zoo lang wy derzelver uitlegging door de Geschiedenis missen, en anderen integendeel ons schynen te noodigen by de zegepraal der menschheid, maaken deeze onderscheiding hoognoodig.
Het Oproer - hoe gaarne ontsloegen wy ons niet van eene beschryving, welke ons alle de ellenden van die pest der burgermaatschappyen te binnen brengt, en ons de vermoordde en mishandelde lyken van de eerlykste en verlichtste burgers van hun ondankbaar Vaderland voorby de oogen sleept - onze pen stuit te rug van zulke trekken, en moet gedwongen worden door het overheerschend gevoel van dienst te doen aan de verlichting met deeze onderscheiding tusschen Oproer en Opstand - het Oproer welt uit geheel andere bronnen voort, en is door gansch andere middelen, en op rechtstreeks strydige wyzen, werkzaam, als [dit moest dan zyn] de Opstand.
Onkunde, bygeloof en eigenbaat, zyn de voornaame van het Oproer, terwyl versichting, onbevooroordeeldheid, en een belangloos gevoel voor het algemeen welzyn, de eigenaartige bronnen van den Opstand zyn.’
Naa dit ontwikkeld en getoond te hebben, ‘dat de vergiftigde poel, waar uit de verpestende dampen van het heillooze Oproer ryzen, onvergelyklyk is met de zuivere bron, waar uit de eerwaardige Beweeging van een Volk ter verbetering van deszelfs Staatsgesteltenis of Staatsbestuurs opwelt,’ vaart de Schryver voort, met, op even overredenden trant, te beweeren, dat even verschillend de middelen zyn, waarvan het eene en de ander zich bedienen, ja dat zy geheel strydig zyn in de wyzen waar op zy beiden werken. Hoe gaarne wy hier breeder zouden willen weezen, moeten wy tot het Werk zelve wyzen.
De Schryver brengt het op zyn Werk t'huis, zeggende:
| |
| |
‘Zyn nu de Tafereelen, tot wier beschouwing men ons noodigt, de voortbrengzelen van het Oproer, dan spaaren wy ons hart van de bloedige wonden, welke het van eene ontmenschte woede ontvangen zou; maar zyn zy, althans grootendeels, afbeeldingen eener geregelde Volksbeweeging, dan verlangen wy naar het gezicht der grootsche werkingen van edele en hooggestemde driften.’
Overneemens-, dubbel overneemenswaardig, is zyn daar op volgend betoog, dat de Staatsomwenteling in Frankryk onder de Opstanden moet, en onder de Oproeren niet mag, gerangschikt worden; doch te lang voor ons bestek. Alleen schryven wy af eene rechtmaatig door hem gemaakte uitzondering. ‘Van deeze algemeene maatregelen der Volksvertegenwoordigers zyn zekerlyk geheel onderscheiden de afzonderlyke daaden van byzondere persoonen of volksgedeelten; doch deeze zyn ook zoo weinig ter verantwoording des geheelen volks te stellen, als alle deszelfs Vertegenwoordigers den naam van Godverloochenaars verdienen, om dat één hunner Leden zich daar voor ééns durfde uitgeeven; maar ook terstond door een zyner medeleden tot een schandlyk zwygen gebragt werd. Zulke afzonderlyke ongeregeldheden, welke buiten geene Staatsomwenteling kunnen geslooten worden, daar zy vaak genoeg onder eene gevestigde Staatsgesteltenis plaats grypen, verdienen hier geenzins onze aanmerking. Men noeme dezelven vryelyk Oproerigheden, welke al die verachting en af keer waardig zyn, waar mede wy ons van derzelver schandelyke tooneelen zoo opzetlyk wilden verwyderen; men zal toch om dezelven aan de geregelde en doelmaatige werking van den Opstand zoo min redenlyk zyne oplettenheid kunnen onttrekken, als men de geheele oefening van schier alle kunsten verachten zal, om derzelver toevallig misbruik by haare byzondere beoefenaars.’
De Staatsomwenteling in Frankryk niet ter loops, maar met bedaarde aandagt, beschouwd, en voor een Opstand en geen Oproer in deeze Inleiding verklaard hebbende, meent hy, in zyne Voorreden, zyne Onpartydigheid aan het strengste onderzoek zyner tydgenooten onderwerpende, tot derzelver verdediging alleenlyk dit te moeten aanmerken: ‘dat zyne Inleiding geenzins als een bewys hier tegen kan beschouwd worden; wyl zyne beweering, dat het onderwerp zyner geleverde Tafereelen een Opstand en geen
| |
| |
Oproer is, even min zyne vooringenomenheid met het zelve kan bewyzen, als men ooit zal kunnen gehouden worden, eenig gevoelen voor waarachtig te erkennen, om dat men het zelve van den blaam van een bloot vooroordeel ontheven heeft.’
Zes Hoofdtasereelen worden, in dit Eerste Deel, opgehangen: I. Oproeping van de drie Standen tot eene Algemeene Vergadering. - II. Plegtige Omgang der Afgevaardigden uit de drie Standen. - III. Opening van de Algemeene Vergadering. - IV. Eedverbintenis in de Kaatsbaan. - V. Koninglyke Zitting in de Zaal der Nationaale Vergadering. - VI. Vereeniging der drie Standen.
Het tweede, derde en vierde, Tafereel wordt ons vertoond in drie Plaaten, volgens de beste Origineelen getekend door bulthuis, en in 't Koper gebragt door vinkeles en vrydag; terwyl de Pourtraiten, den Koning, de Koningin, necker, bailly en mirabeau, verbeeldende, van de keurige hand zyn van l.a. claessens. Weshalven dit Werk prachtig ten voorschyn treedt. - Wy verlangen na een volgend Stuk, om een Tafereel ook ten cieraad in onze Letteroefeningen op te hangen; oordeelende het, by den aanvang eens nieuwen Werks, 't geen uitvoerig, zeer uitvoerig, kan worden, noodig, eene Aankondiging van dien aart te plaatzen, als wy ons tegenwoordig toe bepaalden. |
|