| |
Aanmerkingen over het lang leven en de ontbinding der zintuiglyke lighamen; getrokken uit het Werk van den Heer William Smellie; getyteld: Philosophy of Natural History.
(Medegedeeld door den Heer reinier arrenberg, te Rotterdam.)
Het is eene vaste maar treurige wet der natuur, dat alle zintuiglyke lighamen moeten ontbonden worden. Niettemin zyn de tyden van derzelver ontbinding zoo verschillende als hunne soorten, en als de oogmerken van de natuur in hunne voortbrenging.
Onder het menschdom word de kortheid van het leven altyd gehouden voor een onderwerp van beklag. De helft van het menschlyk geslacht sterft ook vóór dat het agt jaren bereikt heeft, en, van dit vroege tydstip tot de tagtig jaren, doodt de natuur (behalven die door de vernieling van den oorlog en andere toevallen omkomen,) jaarlyks eenige millioenen. Het is waar, men heeft voorbeelden van menschen, welker leven tot ver
| |
| |
boven den gewonen levenstyd van het menschdom verlengd is; doch zulke menschen moet men dat niet benyden, of hen als begunstigde voorwerpen der natuur aanmerken. Met betrekking tot de rypheid van het verstand en de kennis van de wereld, kan men niet zeggen, dat een mensch wezenlyk bestaat vóór dat hy dertig jaren bereikt heeft; maar geef 'er hem nog dertig of vyf-en-dertig by, en men zal, in 't algemeen, ziel en lighaam zigtbaar zien verminderen. Die menschen, derhalven, welken zulke buitengewoon nooge jaren bereiken, kunnen wel gezegd worden te bestaan, maar niet te leven. Alle verstandelyke genietingen en vermogens, die de hoogste waardigheid en het geluk van den mensch uitmaken, gaan dan heen. Op dezen regel zyn wel eenige uitzonderingen, maar die uitzonderingen zelve bevestigen onze stelling. In de vroegste jaren der wereld, zegt men, hebben sommige menschen verscheiden eeuwen geleefd, en wy kunnen dat niet tegenspreken; maar beweren egter, dat, indien de menschen immer zoo lang geleefd hebben, dezelven, zoo ten opzigte van het maaksel hunner lighamen als ten opzigte van hunne zeden, zeer verschillende moeten geweest zyn met hen, die tegenwoordig leven. Van de kindsheid af tot de mannelyke jaren, is 'er eene trapswyze groeijing van ons gestel en zintuigen. Na dit tydstip, wanneer wy in jaren toenemen, word het gebeente harder, de spieren styf, de kraakbeenen veranderen in gebeente, en de vliesen in kraakbeenen; de maag en ingewanden verliezen derzelver veerkragt, en het geheele samenstel, in plaats van zagt, buigzaam, en gehoorzaam aan alle genegenheden, of onderworpen aan de bevelen van het verstand, te wezen, word styf, werkeloos en zwak. Dit zyn de algemeene en steeds toenemende oorzaken van den dood, en aan alle dieren gemeen. 'Er zyn zekere manieren van leven, welke gunstiger zyn ter bewaring van de gezondheid dan anderen; maar het ontbreekt niet aan voorbeelden van menschen, die een buitengewoon hoogen ouderdom bereikt hebben,
zonder eenige matigheid in acht te nemen, of zonder de een of andere levenswys te volgen, welke men onderstelt voor het lang leven gunstig te wezen. Sommige menschen, die matig en zeer strikt leefden, hebben een hoogen ouderdom bereikt, terwyl anderen, die een gansch tegenstrydig gedrag hielden, die los en zelf onmatig leefden, op gelyke wys, zeer lang
| |
| |
in stand gebleven zyn. Dan, in 't algemeen, kan men zeggen, dat, in weerwil van eenige weinige uitzonderingen, de matigheid, eene vrolyke en zagtzinnige geaartheid, eene taamlyke beweging, gevoegd by eene geschikte oefening van het verstand, gemeenlyk zeer veel toebrengen tot verlenging van het leven.
Het zal den Lezer zeker niet onaangenaam wezen, schoon men 'er geen algemeen besluit uit trekken kan, wanneer wy hier eenige voorbeelden bybrengen van menschen, die zeer lang geleefd hebben. Wy zullen, ten dien einde, niet behoeven terug te zien tot eene verafgelegene en duistere oudheid, maar ons meer bepalen tot latere tyden, waarin de levenswys genoegzaam dezelfde was als tegenwoordig. Betreklyk dit onderwerp, geeft de vermaarde Lord verulam, in zyn Sylva Sylvarum, het volgende op, het welk byna geheel is overgenomen uit de Natuurlyke Historie van plinius: ‘Het jaar van onzen Heer zes-en-zeventig, vallende in den tyd van vespasianus, is gedenkwaardig, dewyl wy daarin vinden een Almanach, als 't ware, van menschen, die een hoogen ouderdom bereikt hebben. In dat jaar, werd 'er eene belasting gelegd (en men weet dat eene belasting de geloofwaardigste en zekerste berigter is, betreklyk den ouderdom der menschen) by welke gelegenheid men in dat gedeelte van Italie, liggende tusschen de Appenynsche bergen en de Rivier de Po, honderd vier-en-twintig menschen vond, die honderd en meer jaren oud waren, te weten:
Vier-en-vyftig van |
100 jaren. |
Zeven-en-vyftig van |
110 - |
Twee van |
125 - |
Vier van |
130 - |
Vier van |
137 - |
Drie van |
140 - |
Behalven de gemelden, geeft die Lord nog eenige andere voorbeelden op; doch den allerzeldsaamsten ouderdom, die iemand immer, in Groot-Brittanje, bereikt heeft, is de persoon van henry jenkins: hy was een Inboorling van Yorkshire, en leefde tot den verbazenden ouderdom van 169 jaren, en stierf op den 8 December 1670.
Op jenkins volgde de vermaarde thomas parre, ge- | |
| |
boortig uit Shropshire: hy stierf den 16 November 1635, hebbende toen 152 jaren bereikt.
Francis consist, uit Yorkshire, stierf in January 1768, oud zynde 150 jaren.
Margaretha forster, oud 136 jaren, en hare Dogter van 104 jaren, Inboorlingen van Cumberland, waren beiden in het Jaar 1771 nog in leven.
William evans, wonende te Carnarvon, oud 145 jaren, was in het Jaar 1782 nog in leven.
Dumiter radaloy leefde, oud zynde 140 jaren, te Harmenstead, en stierf den 16 January 1782.
James bowels stierf den 15 Augustus 1656, te Kilingworth, in den ouderdom van 152 jaren.
De Gravin van desmond, in Yrland, is 104 jaren geworden.
M. Ecleston, een Yrschman, bereikte 143 jaren, en stierf in het Jaar 1691.
John mount, een Inboorling van Schotland, bevond zich in zyn 136ste jaar, toen hy den 27 February 1776 overleed.
William ellis, van Liverpool, stierf den 16 Augustus 1780, oud zynde 130 jaren.
De Colonel thomas winsloe, een Inboorling van Yrland, stierf in zyn 146ste jaar, op den 22 Augustus 1766.
John taylor was geboren in Carrygill, in het Graafschap Cumberland, en een arbeider in de Mynen. Zyn Vader stierf toen hy vier jaren oud was. De armoede drong hem al vroeg tot den arbeid. Geduurende den tyd van twee jaren, maakte hy het Erts schoon, dat uit de Mynen gehaald was, voor twee duiten daags, en de volgende drie of vier jaren, hielp hy de Mynwerkers het Erts uit de Mynen halen, waar mede hy vier duiten daags won. Op dien tyd, zag men eene groote Zoneclips, die in Schotland byzonder bekend was by den naam van donkeren Maandag. Deze gebeurdtenis, die in 1652 voorviel, verhaalde hy dikwils met alle de omstandigheden, en van dien tyd berekende hy zyne jaren. Na verscheide jaren, zoo in dit als in het nabuurig Koningryk, gearbeid te hebben, stierf hy te Leadhills, in Schotland, oud zynde 133 jaren.
Schoon nu de opgegeven voorbeelden van buitengewone langlevenheid alleenlyk rusten op het gezag der openbare Nieuwspapieren, is 'er egter geen twyfel aan, of
| |
| |
'er zyn in alle landen, en ten allen tyde, personen van de beide Sexen geweest, die een ouderdom, verre boven den gemeenen leeftyd, bereikt hebben. Iemand, begerig zynde meer voorbeelden van een hoogen ouderdom te hebben, kan die vinden in bacon's History of Life and Death; whitehurstt, Inquiry into the Original State and Formation of the Earth, en in Dr. fothergill's Observations on Longevity.
De algemeene oorzaken van den dood reeds aangewezen hebbende, moet men daaromtrent nog opmerken, dat de uitwerking dier oorzaken by de Vrouwen gemeenlyk trager gaat. By de vrouwelyke Sexe zyn de beenen, de kraakbeenen en de spieren, zoo wel als de andere deelen van het lighaam, weeker en minder sterk dan die der mannen: ook zyn zy, over het algemeen genomen, niet zoo veel aan lighaamlyke bewegingen onderworpen, en, by gevolg, vereischt haar gestel een langer tyd om dien trap van verharding te verkrygen, welke den dood veroorzaakt. Vrouwen schynen dus geschikter om langer te leven dan de Mannen. Deze redenering word bevestigd door de Sterflysten: want uit dezelven blykt, dat, wanneer by de Vrouwen zekeren tyd voorby is, zy veel langer leven dan Mannen van denzelfden ouderdom. De levenstyd der Dieren kan, eenigzins, berekend worden naar den tyd van derzelver groeijing. Een Dier of een Plant, gelyk ons de ondervinding leert, welke in korten tyd deszelfs vollen wasdom verkrygt, sterft veel eer dan anderen, die langer noodig hebben om dat tydstip te bereiken. Wanneer 'er onder de menschen iemand met eene ongemeene schielykheid groeit, sterven dezulken gemeenlyk zeer jong. Dit heeft gelegenheid gegeven tot het gemeene spreekwoord, vroeg ryp vroeg rot. De Mans groeijen in lengte tot hun zestiende of agttiende jaar, maar op hunne dikte of gezetheid kan men niet rekenen voor de dertig jaren. Een man, die geduurende zyne eerste dertig jaren by aanhoudenheid groeit, kan negentig of honderd jaren worden; doch een Hond, die maar twee of drie jaren groeit, leeft 'er gemeenlyk maar tien of twaalf. Hetzelfde heeft men genoegzaam in meest alle de Dieren waargenomen. Vischen groeijen by aanhoudendheid, geduurende een lange reeks van jaren. Sommigen van dezelven leven dienvolgens verscheiden honderd jaren, dewyl derzelver beenen en kraakbeenen zelden die vastheid van andere Dieren verkrygen. Men mag het
| |
| |
ook als een algemeenen regel vaststellen, dat groote Dieren langer leven dan kleine, om dat de eerste meer tyd tot hunne groeijing noodig hebben. Dus zyn de oorzaken van onzen dood onvermydlyk, en het is even zoo onmooglyk, om de komst van dat noodlottig tydstip te doen vertragen, als om de vastgestelde wetten der natuur te veranderen. Als het gestel gezond is, kan men, misschien, door het beheerschen zyner driften en door matigheid, het leven eenige jaren verlengen; maar de veranderlykheid der lugtstreken en de manier van leven maken geen wezenlyke verschillen met betrekkinge tot den tyd van ons bestaan, 't welk byna betzelfde is by den Europeaan, den Neger, den Asiaat en den Amerikaan, den beschaafden en den wilden, den ryken en den armen, den burger en den landman. Insgelyks maakt het verschil van voedsel, of eenige lighaamsgemakken, geene verandering in de geduurzaamheid van ons leven. Menschen, wier voedsel raauw vleesch, gedroogde visch, ryst of aardappelen, is, leven zoo lang als zy die kostbare en weltoebereide spyzen eten. Indien men 'er de weelde en onmatigheid van uitzondert, is 'er niets het geen de werktuiglyke wetten kan veranderen, door welken het getal onzer jaren onverzetlyk bepaald word. Eenig gering verschil, het welk men in het beloop van 't menschlyk leven bespeurt, moet voornaamlyk toegeschreven worden aan de hoedanigheid van de lugt. In 't algemeen zyn 'er meer oude lieden in hooge dan in lage landen. De bergen van Zwitzerland, Schotland en Wallis, hebben altyd meer voorbeelden van langlevenheid uitgeleverd, dan de vlakten van Holland, Vlaanderen of van Polen; doch, indien wy een overslag maken op het geheele menschdom, schynt 'er naauwlyks eenig verschil plaats te hebben in de geduurzaamheid van het leven, onder welke lugtstreek het woont, of welke levenswys het leidt. Wanneer het leven der menschen niet door toevallige ziekten afgesneden word, bereiken zy doorgaans negentig of honderd jaren. Onze Voorvaders zyn, wanneer men 'er
eenige weinigen van uitzondert, nimmer dat getal te boven gegaan, en sedert den tyd van david, den Koning der Joden, heeft dit geene verandering ondergaan. Behalven de toevallige ziekten, welken, in den laatsten levenstyd, meer gewoon dan gevaarlyk zyn, zien wy de oude lieden aan natuurlyke zwakheden onderhevig, welken alleenlyk ontstaan uit een verval van de verschillende deelen van het
| |
| |
lighaam. De spieren verliezen derzelver veerkragt, het hoosd begint te schudden, de beenen waggelen, de aandoenlykheid van het zenuwgestel verstompt, de holligheid der vaten trekt zich te samen, de geheime werktuigen verstoppen, het bloed en de andere vogten stollen, en brengen alle die verschynsels en ziekten voort, welken gemeenlyk aan eene bederving der vogten toegeschreven worden; doch het natuurlyk verval der vaste deelen schynt niettemin de oorspronglyke oorzaak dezer ziekten te wezen. Het is waar, dat een bedorven staat der vogten voortkomt van eene ontaarting in het werktuiglyke der vaste deelen; maar de gevolgen, uit eene schadelyke verandering in de vogten ontstaande, geven doorgaans de allergevaarlykste verschynselen. Wanneer de vogten derzelver behoorlyken loop niet hebben, of dat 'er, door eene verslapping der vaten, eene uitstorting plaats heeft, bederven zy terstond, en doorknagen de weekere gedeelten der vaste deelen. Dit zyn de oorzaken van onze trapswyze ontbinding, en deze steeds toenemende en vermeerderende, word onze vyand van tyd tot tyd vermogender, en maakt ten laatsten een einde van ons bestaan.
Met betrekkinge tot de viervoetige Dieren, zyn de oorzaken van derzelver ontbinding volmaakt dezelfde met die, door welken het menschlyk geslacht vernietigd word. De tyd van derzelver groei heeft insgelyks eenige evenredigheid met de geduurzaamheid van hun leven.
Sommig Gevogelte levert voorbeelden op van langlevenheid. In dit soort van Dieren is de geduurzaamheid van derzelver leven geenzins geëvenredigd aan den tyd van hunnen groei. De meesten verkrygen derzelver vollen wasdom binnen weinige maanden, en zyn reeds in staat om hun soort voort te planten in de volgende Lente of Zomer na dat zy uitgebroeid zyn. Evenredig met derzelver lighaamsgestel, zyn de Vogels levendiger, en leven ook langer, dan de mensch, of viervoetige dieren. De Zwanen, zegt men, leven driehonderd jaren; dan, schoon zulks achtenswaardige Schryvers verhalen, word het egter niet gestaafd door eenig voldoend bewys. De Heer willouchby schryft hiervan in zyne Ornithology: ‘Een vriend van ons, een man, die geloofwaardig is, verzekert, dat zyn Vader een Gans had, die tagtig jaren oud, en nog gezond en lustig, was, zoo dat dezelve nog jaren lang had kunnen leven, als hy niet
| |
| |
genoodzaakt was geweest haar te dooden, om hare kwaadaartigheid, dewyl zy gestadig de jonge Ganzen en ganzekuikens beet en vernielde.’
In een ander gedeelte van dat schoone Werk, zegt de Heer willoughby: ‘Dat het hem, door geloofwaardige personen, verzekerd was, dat een Gans honderd en meer jaren leven kan.
(Het Vervolg en Slot in een volgend Stukje.) |
|