Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1794
(1794)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBeschouwingen van, en waarneemingen op, den ouden en tegenwoordigen staat van Rome.(Ontleend uit de onlangs in Engeland uitgegeevene Letters, during the Course of a Tour through Germany, Switzerland and Italy, in the Years 1791 and 1792; with Reflections on the Manners, Literature and Religion of those Countries; by robert gray, M.A. Vicar of Farringdon, Berks.)
Door welk eene verscheidenheid van trekken zullen wy Rome kenmerktekenend beschryven! Wy vinden ons verward door de min zamenhangende verscheidenheid van voorwerpen, welke wy, in het verloop van weinige dagen, gezien hebben, onder het geleide van den Abbé andré; een Cicerone, die ons geleide op zeer schiklyke voorwaarden, en zeer spaarzaam is in uitgaaven: hy mag een wandelende Kaart heeten, en heeft genoegzaame kennis aan de Oudheden, tot welke hy ons bragt. Wy hebben reeds veele der vervallene Gedenkstukken van het Heidensch Keizerryk bezogt - de verstrooide Kolommen van Tempelen, waarin de Afgodery zegepraalde - de verbrookene Overblyfzels der Waterleidingen, welke geheele Rivieren in Rome bragten - de vergruisde Muuren der Schouwburgen, waar de Zwaardschermers onderhouden werden om vrywillig hun bloed te storten, en geleerd bevallig te sterven, tot vermaak der onmenschlyke aanschouwers van beiderlei Kunne - | |
[pagina 500]
| |
de ingezonke Boogen, onder welken men gevangen Koningen heenvoerde, geketend en bespot. Onder deeze hebben wy vermengd gezien, de trotsche Heerschappy van het Pauslyk Rome - de Paleizen der hoogmoedige Pausen - de Museums, waarin de Werken der oude Vernuften verzameld zyn, met de mededingende Voortbrengzelen van laatere tyden - de Kerken, waarin de Cieraaden der Heidensche Gebouwen ingevoerd zyn, wel schitterend, doch zeer ongepast. Vergeefsch zoekt men na eenige trekken van het Heidensch en het Christensch Rome van elkander afgezonderd; ze zyn wonder dooreen gemengd, en in elkander ingelyfd. Zomwylen valt het bezwaarlyk de Werken van ouden of laateren Tyd te bepaalen, en het is bykans onmogelyk, onderscheid te vinden tusschen de charactertrekken der oude of hedendaagsche Bygeloovigheid. Huizen van laate jaartekening vertoonen de afgenomene brokken van die Oud Rome vercierden. Christen - kerken zyn gegrondvest op de grondslagen van Heidensche Tempelen, en opgehaald met bouwstoffen van dezelve ontleend. De Standbeelden der Apostelen staan op Kolommen van de Keizeren; en de overblyfzels van de Puteoli, geschikt om de slegtste Slaaven te ontvangen, maaken thans een doolhof uit van Catacombes, vereerd als de Begraafplaatzen der eerste Martelaaren. Hadt Rome, in de dagen haarer grootheid, kunnen voorzien, dat de Belyders van den toen versmaaden Godsdienst van jesus, in volgende eeuwen, in zulker voege de heerschappy zouden voeren over de ruïnen van haare Heidensche grootheid, hoe zeer zou zy het trotsche hoofd geboogen hebben? Het is, met de daad, opmerkenswaardig, hoe het Pauslyk Rome als uit de assche van het Heidensche herreezen is, en zich met de cieraaden daarvan opgepronkt heeft. De Kerk van St. Theodorus rust op de grondslagen van een Tempel, opgerigt ter eere der kinderlyke Stigters van Rome, op de plaats waar de vertelling wilde, dat deeze gezoogd werden. De Kerk van St. Cosmo en St. Damian opent de deuren van een Tempel, toegeheiligd aan dezelfde Grondvesters der Stad. Die van Santa Maria, Sopra Minerva, duidt haare oude herkomst aan; en, zonder buiten Rome te treeden, om de muuren van den Tempel van Bacchus, in de Kerk van St. Urbino, te vinden, behoeven wy alleen op te merken, dat het Pantheon, door agrippa toegeheiligd aan Jupiter en | |
[pagina 501]
| |
andere Goden, door Paus bonifacius den IV gewyd is aan de Maagd en de Heilige Martelaaren, en door gregorius den IV aan alle de Heiligen. Het Corinthisch Koper, van het Voorportaal deezes Tempels genomen, werd veranderd in een verhemelzel, ondersteund door kolommen, by het Pauslyk Altaar van St. Pieters Kerk; en de Kerk van St. Paulus is vercierd met marmeren Pylaaren, ontleend van het Mausoleum van Keizer adriaan. De Onderschraagers van het Roomsche Geloof schiepen genoegen in het denkbeeld, dat zy de Heiligdommen der Valschheid en Godloosheid veranderden in Plaatzen van gewaande Heiligheid; en, op dergelyke beginzelen, bouwden zy het Carthuizers Klooster over de Baden van diocletiaan - de Kerk van St. Andrea della Valle ter stede waar de Schouwburg van pompejus stondt - die van St. Marcello op de plek des Tempels van Isis, door tiberius zelve, uit hoofde van de schandlykheden daar gepleegd, geslooten - en die van St. Agnes ter plaatze waar eenige Bordeelen stonden, voor welker besmetting deeze Heilige wonderdaadig bewaard werd, gelyk het fraaije beeldwerk van algardi getuigt. Het zou dienstig geweest zyn voor de agting der Opvolgeren van St. Petrus, indien zy alleen de uitwendige Bouwstoffen der Heidensche Gestichten ontleend, en, ten zelfden tyde, de Heidensche plegtigheden niet overgenomen hadden; deeze onheilige dingen vermengende met de zuiverheid van den Christlyken Eerdienst. Maar ongelukkig werden de Tempels, aan Christen Heiligen toegewyd, dikwyls even zeer de tooneelen van Afgodery, als die geheiligd geweest waren aan ingebeelde Godheden. De Standbeelden der Helden werden veranderd in die van Martelaaren, om nog de aanbidding te ontvangen, en beschermers te weezen van de hun geheiligde Altaaren. Zy, die de Kerken bouwden, besprengden zich met heilig water, deeden het wierookvat branden, staaken kaarsen op, enz. De volharding in Heidensche gebruiken heeft zich zomtyds, in andere voorbeelden, ten zigtbaarsten vertoond. De Vestaalsche Maagden herleefden in de persoon der Nonnen - de ommegangen met het Heilige bootsten een oud voorbeeld naa - gecanoniseerde Heiligen volgden op de Beschermgoden, en de wellustige plegtigheden, ter | |
[pagina 502]
| |
eere van schaamtlooze Zinnebeelden, worden nog in gedagtenisse gehoudenGa naar voetnoot(*). De omstandigheden en toestel van den Heidenschen Eerdienst werden zomtyds overgenomen, waarschynlyk in gevolge van de verwyten der Heidenen, aan de Christenen gedaan, dat zy deeze dingen ontbraken, welke het Menschdom gewoon geweest was te eerbieden, als Gode alleraangenaamst. Zy schynen ten minsten, uit hoofde van de naauwkeurige overeenkomst, hervoort te komen uit eene naavolging van de zyde der Roomschgezinden, en niet, gelyk de geleerde en verbeeldingvolle warburton zich verbeeldde, uit den algemeenen invloed des Bygeloofs; dezelfde uitwerkzels onder de Christenen, als by de Heidenen, te wege brengende. Gewoonten, in den Godsdienst lang gevestigd, konden niet naalaaten eenige kragt te behouden over de zodanigen, die beslooten hunne dwaalingen te laaten vaaren; en hoe zeer de vroegste Christenheid de heerschende Bygeloovigheden mogt wraaken, werden eenige dingen behouden, als schadelooze inschiklykheden aan de vooroordeelen, en andere werden ongevoelig aangenomen door dien geest van navolging, waardoor de zeden allengskens in elkander smelten, wanneer eene langduurige gemeenschap plaats heeft; even zo valt het gemaklyk in het burgerlyke eenige trekken van gelykvormigheid te vinden, tusschen het Character van het oude en hedendaagsche Rome. Dat het gevolg deezer overneeminge, in zaaken van den Godsdienst, nadeelig geweest hebbe voor de agting des Pausdoms, en dat de Leer der Roomsche Kerke, diensvolgens, voor een groot gedeelte, Anti - christisch is, hebben veele Schryvers aangetoond. De geest van die overeenkomstige Instellingen was dikwyls, mogelyk, goed; doch die geest is thans vervloogen, en het waare oogmerk verdweenen, terwyl de Kerk zich overlaaden vindt met een hoop dorre, en niets dan kwaad doende, plegtigheden. Eén trek van Zuiverheid, nogthans, heeft de Roomsche Kerk, te midden van alle die verdervende verkeerdheden, | |
[pagina 503]
| |
behouden; een Geest van Christlyke Goeddaadigheid jegens alle derzelver Leden, dikwyls tot uitersten gedreeven; een Geest betoond in allen mogelyk betoon van Liefde, ter hulpverleening in ongelegenheden van allerlei soort. - Wy kunnen een treffend kenmerk van onderscheid bespeuren, tusschen het Heidensch en het Pauslyk Rome, in de ontelbaare inrigtingen, welke 'er tegenwoordig bestaan, tot verligting van menschlyke elenden, die hem van de wieg tot het graf vergezellen, en het voorzien in alle behoeften, geestlyke en lichaamlyke, die bystand of hulpmiddel toelaaten. Ten allen tyde is 'er iets grootsch geweest in het Character der Romeinen: door alle eeuwen heen heeft het althans trekken ten toon gespreid, die ontzagwekkend, schoon gevaarlyk, waren. In de tydperken van het Gemeenebest kunnen wy, te midden van de krygsdriften, en eene woede om vermeesteringen te maaken, niet naalaaten te bewonderen eene ongemeene maate van edelmoedigheid omtrent de verwonnenen, eene onverwinnelyke dapperheid, eene onbaatzoekende vaderlandsliefde, maatige leevenswyze, en eene braaf heid van huislyke zeden. - Te midden van het bederf, 't welk den aanwas des Ryks vergezelde, worden wy nog verrukt door de ten toon spreiding van vernuft en behaagende letterkunde; door eene zedekunde zeer verfynd en schitterend, schoon verlaagd door daar aan kleevende dwaalingen, en vermengd met ondeugende beginzelen; door eene leevendige en bezielde welspreekendheid, en de betoverende bevalligheden der Dichtkunde. - Indien de deugden der Romeinen iets zeer aantreklyks in zich hadden, hunne ondeugden waren desgelyks groot en buitengewoon: het verderf was onder hun uitgestrekt, en hunne bygeloovigheden hadden een wydheerschenden invloed. De aart der Romeinen, altoos hoogvliegend, vertoont nog dikwyls haare kragt in het verzwakt hedendaagsch geslacht; wanrin wy nog mogen opmerken een veelbeteke end gelaad, een ontzagwekkende houding, een sterkte van geest, die alleen aanmoediging en bestuur ontbreekt, om de banden, welke het betoon daar van verhinderen, aan flarden te rukken. Indien wy het oog wilden wenden op de grootschheid der oude Stad, nog merkbaar in overblyfzelen, zullen wy, met bewondering, beschouwen het groote, schoon half verbryzelde, gevaarte van het Collissoeum; de uitge- | |
[pagina 504]
| |
strektheid en schikkingen der Keizerlyke Baden, uitgelegd als landschappen, met wandelwegen, Porticos en Museums, verrykt met alle verscheidenheid van cieraaadGa naar voetnoot(*); de Tempels der Stad, de Obelisken, de Zegeboogen, de welaangelegde Wegen, aangelegd over Rivieren en Bergen, tot het uiterste der verstafgelegene Landschappen, de WaterleidingenGa naar voetnoot(†), de Catacombes en de Paleizen. De overgebleevene gedenktekens, opgerigt in de bloeiende tyden van het Gemeenebest, zyn van weinig beduidenis, vergeleeken met die van deszelfs vervallenden staat. De Tyber verdeelt de Stad nog, schoon niet met den καθαρον ροον den Klaaren Stroom, van welken dionysius spreekt; dan hoe zeer zyn de Kunstwerken van menschenhanden verlooren geraakt! Wél drukt het de Italiaansche Dichter, janus vitalis, uit: Disce hinc quid possit Fortuna, immota labascunt
Et quae perpetuo sunt fluitura manent.
Dat is:
Leer wat Fortuin vermag: het vaste valt ter neer,
Het altyd vloeiend blyft.
Van de Subliciaansche of AEmiliaansche Burg is maar weinig muurwerk overgebleeven; van het Capitool weet men alleen de plaats, de onbeweeglyke Saxum van 't zelve is verdweenen; van den Tempel, waarin numa pompilius zynen vertrouwden ommegang hadt met aegeria, en de bekragtiging zyner heilzaame Wetten ontleende, is niets te zien dan een druipende Grotto en een gebrooken Standbeeld; van het groote werk der Cloaca Maxima is slegts één boog van een riool te zien. Toen kennis aan de Werken van Griekenland, en andere | |
[pagina 505]
| |
Landen, smaak voor de Kunsten baarde, vervulde de nayver der streeveren na volksgunste, als mede de mededinging en ryklykheid der Keizerlyke bescherming, de Stad met Gebouwen, die de merktekens droegen van nutheid of praalzugt. Men voerde Steenbrokken uit Egypte, en het marmer van Asia werd naar Grieksche ontwerpen bearbeid. Ongelukkig viel het zo uit, dat de Tempels, in vroegeren tyde opgerigt, en de Gebouwen, in laatere dagen daar by gestigt, zo digt opeen gepakt wierden, dat zy de helft verlooren van derzelver aanzien. Rome was lang bepaald aan haare zeven Bergen, en vervaardigde haare Werken op eene bepaalde schaal. Wanneer de Heerschappy zich uitbreidde, bleef eene voorkeus voor den Zetel des Ryks stand houden; en de Kunsten, schoon algemeen ingevoerd, werden in derzelver uitoefening beperkt. De noodzaaklykheid om eene Stad te versterken, wier Inwoonders in gestaage oorlogen zich vonden ingewikkeld met de nabuuren, vorderde, dat de straaten naauw moesten weezen, als daardoor te gemaklyker te verdeedigen, en minder ruimte beslaande. Vastgestelde plans worden niet ligt veranderd, en het middelpunt van Rome moest, eeuwen lang, bepaald blyven tot de oorspronglyke afmeetingen, die zeer beperkt waren, gelyk wy mogen oordeelen uit het oude plan van Rome, ontdekt op een vloer in de Kerk van St. Cosmo en St. Damian; uit de afmeetingen van den ouden Forum, en de breedte van de Via Sacra, eene hoofdstraat van Rome, in welke de Godsdienstige ommegangen ten toon gespreid werden, en in welke horatius, met andere zich aan bespiegeling overgeevende lediggangers, zich onthielden. Rome breidde zich niet uit in open pleinen, vóór dat vastgestelde welvaard vertrouwen op de zekerheid van de Hoofdstad voortbragt. Genoeg, nogthans, is 'er van Rome overgebleeven, om ons in staat te stellen tot het nagaan van de Bouwkunde in die Stad, van derzelver volkomenheid ten tyde van augustus, tot derzelver verval in de dagen van constantinus. De overblyfzels van de marmeren Stad des eersten Keizers beschouwende, moeten wy ons vereenigen met den wensch van Vader augustinus, om Rome in haaren luister te beschouwen. Den Boog van den laatsten Keizer beziende, belaaden met de cieraaden van een gelukkiger tydperk, moeten wy het verval der schoone Kunsten betreuren. | |
[pagina 506]
| |
't Is, egter, eene geheel andere zaak, Rome te beschouwen als een Bewonderaar der Fraaije Kunsten, dan als een Wysgeer. In het eerste geval moeten wy genoegen scheppen by elke trek van uitmuntenheid; in het laatste moeten wy beklaagen die bescherming, aan de Kunsten verleend, welke de aandagt der vrygeboorene Ingezetenen van Rome aftrok van ontwerpen die de vryheid moesten verdelgen, welke van langzaamerhand medewrogten tot bederf des Volks, en die strenge deugden verzwakten, welke derzelver voorspoed te wege gebragt hadden. Het genoegen, 't welk men schept in het bezien der Ruïnen van oud Rome, van welk eenen aart dezelve zyn mogen, moet voornaamlyk ontstaan uit de aanmerkingen, die ze opleveren: over het algemeen gesprooken, hebben deeze Ruïnen weinig schoonheids in derzelver tegenwoordig voorkomen. - Een Bouwkunstenaar moge de gebrooken stukken des Tempels van Jupiter Stator, als een leerboek, bestudeeren; een Beeldhouwer weeken doorbrengen, om alles te ontdekken, wat hem de Torso kan leeren; en een Schilder zyne aandagt vestigen op de Boogen van den Tempel des Vredes, als schilderagtige schoonheden; doch de algemeener Reiziger moet zyn vermaak haalen uit het herinneren der Geschiedenis, by de voorwerpen, welke hy ziet, en door den loop te volgen van de gedagten, die zy inboezemen. De Ruïnen van Rome zullen altoos belangryk weezen, naar gelange onzer kundigheid in de Romeinsche Geschiedenissen, en onzer hebbelykheid om aanmerkingen te maaken. De enkele Toekyker, die de voetspooren van oud Rome alleen beziet als voorwerpen, welke zich aan zyn oog opdoen, vindt zich welhaast verzadigd en moede; maar de verstandige Reiziger, die met aanleerend denken verkeert omtrent de lotwisselingen, welke de Stad ondergaan heeft, en let op de zedelyke oorzaaken, die dezelve hervoortbragten, wordt eene groote voldoening gewaar in deeze wondervolle Stad, en vindt elk voorwerp zwanger van onderwys. Het Collissaum, treffende als een schoone Ruïne, vestigt onze aandagt niet genoegzaam, wanneer wy ons niet slegts herinneren de wreede oogmerken, waartoe het doorgaans gebruikt werd; maar dat ook de Altaaren, in den omtrek daar van opgerigt, gewyd zyn aan Heiligen, daar gemarteld voor den thans heerschenden Godsdienst. - De Tempel des Vredes wordt belangryker, als wy bedenken, | |
[pagina 507]
| |
dat in denzelven gebragt wierden al de Goederen, uit den Tempel van Jerusalem geroofd, en dat dezelve naderhand verbrand wierd, even als de Tempel, welks schatten daar gebragt waren, en dat de rykdom deezes Tempels in een gesmolten stroom vloeide door de Straaten van Rome. - De Zegeboog van titus levert bewyzen op van de vervulling der Joodsche Voorspellingen, voor hem, die de gebeeldhouwde afbeeldingen opmerkt van de Offervaten, van den Tafel der Toonbrooden, van de Wet, en den Kandelaar met zeven armenGa naar voetnoot(*) - Onze Godsvrugt zal zich opgewekt vinden, by de herdenking, dat titus onder deezen Zegeboog doortrok om de denren van den Tempel des Vredes te sluiten, ten gunstigen teken van een vastgesteld Verdrag; zinspeelende op dien Vrede, welken het Christendom, de Joodsche Staatkunde afschaffende, eindelyk zou aanbrengen. - Het Opschrift op den Boog van constantinus wordt met de daad leezenswaardig, voor den Leezer, die, in de uitdrukking, dat de Keizer het Gemeenebest behouden hadt, ‘door eene aandrift der Godheid, en de grootheid zyner ZieleGa naar voetnoot(†),’ eene toespeeling vindt op den Droom, welken de Geschiedschryvers willen, dat zyne overwinning van maxentius voorging. - By het wandelen over het groote plein, voortyds door het Paleis van nero beslaagen, schenkt het voldoening, met orosius te bedenken, dat een Gebouw, bezoedeld met de snoodste misdryven, en waaruit de Christenheid de wreedste vervolging leedt, door 's Hemels wraak uitgemerkt werd tot een gedenkteken van verwoesting. De Gebouwen van de tyden der Pausen, te zamen met den hoogmoed kenschetzende Ontwerpen van Pauslyke Magt, behoeven naauwlyks te wyken voor die van het Heidensch Rome; en de bedenkingen, welke zy eigenaartig inboezemen, zyn zo gewigtig en belangryk als die ontstaan uit het beschouwen van de Werkstukken der Heidenen. De Fonteinen, de Paleizen, de Kloosters en de Kerken, door de Pausen gebouwd, dingen om den | |
[pagina 508]
| |
voorrang met de Werken der Oudheid. Men wil dat het Vaticaan elf duizend vertrekken bevat, en, met de Tuinen, eene plaats beslaat gelyk aan de grondvlakte van de Stad Turin. Twintig millioenen Ponden Sterling waren 'er aan de St. Pieters Kerk te koste gelegd, in den tyd van fontana; en wie, die dezelve gezien heeft, smert deeze koste? De Schilders en Beeldhouwers van leo den X behoefden naauwlyks onder te doen voor die der Keizeren, en zy lagen hunne Talenten te koste aan veel verhevener voorwerpen; want, in stede van de woeste, wreede en ongestuime, driften, welke de Helden der Oudheid kenmerkten, door penseel of beitel uit te drukken, werden de hedendaagsche Kunstenaars aangevuurd om hun kunstvermogen in te spannen tot het verbeelden van de verhevene aandoeningen der Godsvrugt. - Sixtus de V vercierde Rome, indien niet zo veel als augustus, ten minsten, volgens voltaire, zo veel als Koning hendrik de IV Parys, schoon hy 'er, met een trek van Volkshoogmoed, byvoege, dat dit de minste roem van hendrik den IV, en de grootste van Paus sixtus den V, wareGa naar voetnoot(*). De Roomsche Kerk, 't is waar, heeft haare tydperken van Smaak in de Kunsten gehad, en ook de tydperken van verval. Haare Tempels, grootsch gebouwd, waar men de als bezielde Standbeelden, en de leeventreffende Schilderstukken, vertoont, zyn maar al te dikwyls overlaaden met ryke Stoffen en uitgewerkte Cieraaden; de Beelden van de Moeder - maagd, pragtig uitgedoscht, en de Altaaren, opgevuld met Kerkcieraaden, laat men zien; maar wy moesten bewonderen de Kunststukken van bramante, raphaël en michaël angelo. Met zulke beuzelingen zyn, egter, veelen voldaan; en Vreemdelingen staaren met oogen vol verwondering, als zy hooren vermelden de waardy van die valsche Steenen en nagemaakte Diamanten, ten geschenke gedaan door de ananiassen van vroegere dagen.
(Het Vervolg en Slot ter eerstkomende gelegenheid.) |
|