| |
| |
| |
Ophelderende aanmerkingen over de nieuwe wyn-proeve, benevens de bereiding van een versterkt proefvocht, (Liquor probatorius fortior.)
Door den Heer Hahnemann.
(v. crell, Chem. Annal. 1794.)
§. 1. Toen ik myn middel ter beproeving van Wynen vervaardigde, was myn oogmerk, om het lood, koper en andere schadelyke metaalen, die daarin bevat mogten zyn, aan den dag te brengen, op eene wyze, waardoor het yzer, zo dit te gelyk door het eigen zuur des Wyns daarin opgelost ware, niet tevens nedergeplofd werd, en de proef dus niet hinderen kon.
§. 2. Wanneer eenig tegenwerkend middel (reagens) duizende maalen aan de verwachting voldoet, zo is het meer dan waarschynlyk, dat, wanneer het eenmaal kwalyk uitvalt, de oorzaak daarvan niet aan 't Voorschrift van het Proefmiddel, maar aan de verkeerde bereiding, of bewaaring, of aan eenige omstandigheden by het gebruik, moet toegeschreven worden.
§. 3. Zodanig was het geval met myn Proefvocht, welks nuttigheid my noopt, om, zo veel mooglyk, alle misslagen, die by het bereiden, bewaaren en gebruiken, van hetzelve kunnen plaats hebben, uit den weg te ruimen.
§. 4. Onder de misslagen, die by het bereiden hebben plaats gehad, is mooglyk een der minst zeldzaamen geweest, dat men, daar ik by het eerste voorschrift niets van den graad van warmte, die het water, het welk 'er toe gebruikt wordt, hebben moet, gemeld hadde, somtyds zeer koud water daartoe gebezigd heeft; het geen voorzeker niet in staat was, om de overbodige hoeveelheid wynsteens, die nodig is om het gezwaveld yzer opgelost te houden, te ontbinden. Water van 33° Fahr. lost naauwlyks 1/200 wynsteen op; in zulk een onecht Proefvocht is wel leverlucht (gaz hydrogêne sulfuré) genoeg om het yzer neder te ploffen, maar geen genoegzaame hoeveelheid zuur, om het in deszelfs vereeniging met zwavel opgelost te houden. In myne aanmerkingen op het eerste Deel der Arzneimiddel-leer van monro, heb ik reeds den graad van warmte opgegeven.
| |
| |
Mooglyk heeft men ook wynsteen-kristallen genomen, die niet fyn genoeg gestampt waren.
§. 5. Ik gelastte voorts het vocht tien minuten lang om te schudden, hierdoor meende ik zonder tusschenpoozing, deels om de werking der moeilyk op te lossen kalk-lever (sulfure de chaux) op het niet min ongemaklyk te ontbinden zuure zout te bevorderen; deels om de oplossing van eene genoegzaam overtollige hoeveelheid wynsteens te verhaasten, ten einde 'er een gezuurd leverlucht-water door te verkrygen. Misschien heeft men met dit omschudden niet lang genoeg aangehouden.
§. 6. Wanneer men het mengsel eenigen tyd staan laat, zonder het van het onöpgeloste af te gieten, of door te zygen, alsdan klimmen 'er nog leverlucht-blaasjes op, die de fynere deeltjes van de ligter kalk-zwavel-lever mede opwaarts voeren, en op deze wyze het weinige overschietende wynsteen-zuur weder wegneemen; het is dus beter, dat men het mengsel eenige dagen tot de volkomen ontbinding der lever staan laat, (waarop zich alsdan de overschietende wynsteen weder oplost,) of hetgeen nog de voorkeur verdient, dat men het terstond na het omschudden, zodra het helder geworden is, afgiet en doorzygt. Mooglyk is men ook in dit stuk somwylen onoplettend geweest, daar ik 'er in myn Voorschrist niet van gesproken heb.
§. 7. Zo men een wel bereid Proefvocht op eene plaats nederzet, alwaar het aan de winterkoude is blootgesteld, dan heeft het geval plaats, waarvan §. 4. gesproken is. De overvloedige wynsteen, die 'er in opgelost is, schiet tegen de wanden van 't glas tot kristallen aan; omdat 'er by eene zo geringe warmte slechts eene ongemeen kleine hoeveelheid opgelost kan blyven, die niet toereikende is om het yzer ontbonden te houden. Misschien heeft het soms ook hier aan gehaperd.
§. 8. Wanneer het vocht ter beproeving van Wyn gebezigd wordt, is het onverschillig, of men 'er veel of weinig op eenmaal by giete, indien 'er slechts zo veel wordt bygedaan, als tot het nederploffen der daarin bevatte schadelyke metaalen genoegzaam is, en tevens de tegenwerking van 't middel bevordert, door het mengsel een paar minuten lang om te roeren.
§. 9. Dit echter moet ik herinneren, dat, by het doen der Wyn-proef, slechts het yzer, hetgeen in een plant- | |
| |
zuur (het zuur van den Wyn) opgelost is, zich niet kentekenen zal, en ontbonden blyven. Wil men daarentegen het middel, door het bydoen van yzer-vitriool of yzer-salpeter, op de proef stellen, gelyk zeker scheikundige onlangs deed, alsdan vordert men meer van hetzelve, als ik beloofd heb. Hoe verbaazend zeldzaam toch zullen die gevallen voorkomen, waar het yzer-vitriool met Wyn vermengd is, en by toeval althans naauwlyks ooit met voordagt nimmer, omdat dit zout niets aan den Wyn verbeteren, maar 'er wel een waglyken smaak aan geeven kan.
§. 10. Het half gedephlogisticeerd yzer van het yzervitriool kan, in deszelfs gezwavelden toestand, door het weinige zuur dezes Proefvochts niet opgelost gehouden worden, maar wel het yzer, dat door het zuur van den Wyn, zelfs tot verzadiging toe, ontbonden is. Dit moet het Proefvocht doen, en dit kan het.
§. 11. Ten einde dus de misvattingen by de bereiding van myn Proefvocht te kunnen vermyden, geef ik nogmaals het Voorschrift daarvan op, maar met zodanige voorzorgen, waardoor dergelyke feilen kunnen voorgekomen worden.
§. 12. Op een mengsel van twee drachmen gestampte drooge kalk-zwavel-lever, en zeven drachmen fyn gestooten wynsteen-kristallen, giet men in een wyde sterke flesch zestien oncen laauw (90o Fahr.) bronwater, schudt het tien minuten lang zonder ophouden om, zet het dan omtrent één minuut lang neder, om te bezinken, giet terstond het melkwit vocht af, en zygt het door vierdubbeld vloei-papier op eene maatig warme plaats. Dit vocht, hetgeen dan byna zo helder als water is, bewaart men in kleine wel toegekurkte flesjes op eene taamelyk warme plaats, en neemt by het gebruik daarvan omtrent één deel op twee deelen Wyn, hetgeen men dan twee minuten lang omroert. Blyft het mengsel klaar, zo bevat het, uitgenomen misschien eenige yzerdeelen, geen metaal in zich; wordt het troebel, dan is het zwartachtig nederplofsel eenig schadelyk metaal, lood, koper, enz.
§. 13. Wordt het vocht op deze wyze bereid en bewaard, dan is het ter beproeving van Wyn, in welks eigen zuur yzer is opgelost, onfeilbaar.
§. 14. Dewyl ik echter niet gaarn een zaak slechts ten halve laat steeken, zelfs dan, wanneer ik niet beloofd heb meer te zullen doen, en men toch mooglyk in het
| |
| |
ongemeen zeldzaam geval van het aanzyn van yzer-vitriool in Wyn, of van eenig half verkalkt yzer in andere vochten, die den Artzen ter onderzoeking worden aangeboden, en waarin tevens schadelyke metaalen bevat konden zyn, gaarn verlangen zoude zodanig een Proefmiddel te bezitten zo heb ik een middel uitgevonden, hetgeen alle de voordeelen van de straks opgegeven Wyn proef heeft, en te gelyk eene genoegzaame hoeveelheid zuur bevat, om het half verkalkte yzer, hoe veel het ook zyn mogt, opgelost te houden. Dit is het geen ik, onder den naam van Liquor probatorius fortior, op de volgende wyze bereide.
§. 15. Men ontbindt twee drachmen wezenlyk wynsteenzuur (sal essentialis acidus tartari) in zestien oncen zuiver water van eene maatige warmte, doet 'er dan twee drachmen fyn gestampte drooge kalk zwavel-lever by, schudt het mengsel in een ruime flesch tien minuten lang zonder verpoozen om, zet het dan een half uur neder, om te bezinken, giet vervolgens het vocht in een flesch af, waarin te voren vier drachmen fyn gewreven wezenlyk wynsteen-zuur gedaan zyn, lost dit door omschudden daarin op, laat het een dag en nacht staan om te bezinken, en giet het bovendryvend helder Proefvocht in kleine sleschjes af.
§. 16. Het gebruik van dit vocht is het zelfde als van 't voorige; het ploft de schadelyke metaalen, het onschadelyke yzer uitgezonderd, met eene donkere kleur neder, en wordt op dezelfde wyze gebruikt. Daarenboven bezit het 't voorrecht, dat het ook 't half verkalkt yzer van de yzer-vitriool en yzer-salpeter niet doet nedervallen, zelfs in de strengste koude zyn kracht niet verliest, (het bevriest op 32o Fahr. niet,) en veel meer lever-lucht in zich heeft.
§. 17. Het oogmerk, dat ik by het bereiden van dit een en ander Proefvocht bedoelde, was het volgende. Op de kortste, minst duure en gemaklykste, wyze, een met zwavel-lever-lucht verzadigd vocht te verkrygen, (om de metaalen gezwaveld [donkerkleurig] neder te ploffen,) het geen tevens zo veel zuur bevatte, om het uit metaalontbindingen (vooral de met lood, enz. vergifte Wynen) zo moeilyk te weeren yzer, geheel en al opgelost te houden, terwyl de overige schadelyke metaalen met eene zwarte kleur nedergeplofd worden.
§. 18. Om water met zwavel-lever-lucht, die in byzondere glasen ontbonden en in een ander glas overgebragt
| |
| |
is, tot verzadiging toe te bezwangeren, is een arbeid, die aan elk niet kan toevertrouwd worden, tevens niet gemaklyk, (want Blaazen laaten deze lucht door,) en ook kostbaar is, wanneer hy gelykvormig zal uitvallen. Hier geschiedt beide te gelyk, het wynsteen-zuur ontleedt de kalklever, door met de kalkaarde een byna onoplosbaar nederplofsel te maaken, en in het water niets anders overlaat als lever-lucht, waarmede het tot verzadiging toe vereenigd wordt. Deze hoedanigheden vindt men alleen in deze zwavellever, en alleen in dit zuur.
§. 19. Het overtollige wynsteen-zuur, het welk in dit mengsel gedaan wordt, (hetgeen, wegens de wederöplosbaarheid van den kalk-wynsteen in een grooter hoeveelheid van zuur, by het Liquor probatorius fortior eerst wordt bygedaan, nadat het lever-lucht-water gereed is,) kon geen der bekende gezwavelde metaalen op nieuw oplossen, (zelfs niet het kleinste gedeelte derzelven) zonder hunne vereeniging te scheiden. Slechts het gezwavelde yzer, dat ook in het nederplofsel begrepen is, kan het ontbinden. Dit blyft opgelost, terwyl de andere metaalen met eene donkere kleur nedervallen, zodra 'er het Proefvocht by gedaan wordt.
§. 20. Het yzer, dat voorheen gedeeltelyk verkalkt is, gelyk het in 't yzer-vitriool gevonden wordt, maakt, na het byvoegen der zwavel-lever-lucht, eene stof, die door de zuuren veel moeilyker kan ontbonden worden, en dus een sterker zuur vordert. Daar wordt naamlyk een tegenwerkend middel (reagens) vereischt, zo als het Liquor probatorius fortior is.
§. 21. Elk redelyk scheikundige zal dit laatst genoemde middel, ter beproeving der delfstoffen, dikwyls nuttig, somtyds onontbeerlyk, vinden; terwyl het, ter ontdekking der schadelyke metaalen, by geregtlyke onderzoekingen van Wynen, waarin men lood, koper, rattekruid vermoedt, van vergiften, van kwakzalver-middelen, enz. niet kan missen van dienst te zyn. Het veel of weinig verkalkt yzer komt by deze beproeving niet te voorschyn, en maakt dus den uitslag niet dubbelzinnig. |
|