Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1794
(1794)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijOphelderingen van de natuurlyke historie des olyphants.(Ontleend uit de Philosoph. Essays of Mr. foucher d'obsonville.)
Aan de Heeren Schryveren der Algemeene Vaderlandsche Letteroefeningen.
myne heeren!
‘In UE. Mengelwerk, No. VIII deezes Jaars, las ik eene en andere Byzonderheden tot de Natuurlyke Historie des Olyphants behoorende, door den Heer corse, overgenomen uit de Asiatic Researches, en daar opgegeeven als zodanige stukken betreffende, welke men, tot nog toe, niet wel begreepen heeft; zy liepen over het Zuigen, de Voortteeling, en den tyd des Dragts, deezer viervoetige Dieren. By het leezen viel my in, over de drie Byzonderheden, in het opgemelde Werk des Heeren d'obsonville, breedvoeriger, omtrent het zelfde, ge- | |
[pagina 367]
| |
leezen te hebben. Ik sloeg het na, en vond dat myn geheugen my niet geheel en al bedroog. - Ik oordeelde het geen hy schreef der Vertaalinge, en eene plaats in UE. Mengelwerk, waardig. Keurt Gyl. het ook zo, dan zal ik, met genoegen, zien, dat deeze myne Vortaaling geplaatst worde. - Vertaaling, schryf ik; doch ik heb het oorspronglyke eenigzins verkort, en my, om den wil dat uw Werk in aller handen komt, ten opzigte van het Paaren min uitvoerig uitgedrukt dan de Schryver. Ik volgde, het oorspronglyk Fransch niet bezittende, de Engelsche Overzetting van den Heer thomas holcroft, die, in den Jaare 1784, eene Vertaaling van het Fransche Werk heeft uitgegeeven, onder den Tytel: Philosoph. Essays on the manners of various Foreign Animals; with Observations on the Laws and Customs of several Eastern Nations. Written in Frensh by Mr. foucher d'obsonville, and translated into English by thomas holcroft, Eene Vertaaling, welke het zonderling voorregt heeft, van onder des Schryvers oog vervaardigd, en door hem naagezien, te zyn. ‘Indien deeze Proeve van Vertaaling uit dit Werk UE. mogt behaagen, en ik van UE. een wenk kryge, dat myn verdere arbeid, aan de Vertaaling van de Waarneemingen omtrent een en ander Dier, in dit Werk voorkomende, besteed, UE. niet ongevallig zou weezen, zal ik my daar toe gaarne, van tyd tot tyd, verledigen. Ik blyf, enz.
E.S.Ga naar voetnoot(*).
* * * *
Van de vroegste Eeuwen af is de OlyphantGa naar voetnoot(†) een voorwerp geweest der bewonderinge van Geleerden en Ongeleerden; en 'er is, mogelyk, nog geen Dier, meer de | |
[pagina 368]
| |
aandagt des Wysgeers waardig. Zyne grootte, zyne sterkte, zyne schranderheid en aandoenlykheid, en een Instinct dat schynbaar het Verstand zeer naby komt, kennen hem eene uitsteekenheid toe. De Olyphanten teelen in veele Landen voort; doch ik zal alleen het een en ander opgeeven van die in Indie gevonden worden. Tegenwoordig komen de Olyphanten in grooten getale voor in die deelen van het Schiereiland, welke gelegen zyn aan de Noord-noord-oost kant van het Gebergte van Komahu, en aan den tegenovergestelden uithoek, waar de Bergketen in 't Zuiden raakt aan Kaap Comorin. Omtrent deeze laatstgemelde alleen zal ik eene en andere Waarneeming mededeelen. Ik bevond my te Coemboutour, eene Stad in Neder-Maissour, ten tyde dat de Bevelhebber van dien Oord, onder hyder ali, last gaf tot de groote jaarlyksche Jagt, waar toe tusschen de twee en drie duizend Boeren gebruikt worden. - De Olyphanten, welke men vangt in dit Zuidlykst Gebergte van Indie, zyn van de grootste. Ik heb 'er twee of drie gezien tusschen de twaalf en dertien voeten hoog; in moed worden zy bykans gelyk gesteld met die van Ceylon, en ook met deeze menigmaal verward, schoon het lang geleden zy, dat zy eenige of ten minsten zeer weinige van dit Eiland gehad hebben; want, dewyl de Hollanders meester zyn van alle de Zeehavens, verkiest de Koning niet dat zyne Onderdaanen te veel gemeenschaps met hun hebben; en de uitvoer van de meeste Waaren des Lands is verboden: weshalven de handel alleen gedreeven wordt met kleine Vaartuigen, niet geschikt tot den overvoer van Olyphanten. Veele Schryvers hebben gewaagd van de Tekenen van Eerbiedenis die de Ceylonsche Olyphanten van die uit andere Landen ontvangen. 't Geen misschien aanleiding gegeeven heeft tot deeze veronderstelling is, dat de Ceylonsche Olyphanten, het hoogst geagt zynde, bewaard worden ten dienste der aanzienlykste Heeren; waarom men de andere leert tekenen van vrees of ontzag in derzelver tegenwoordigheid te betoonen. Niet te min gaat het vast, dat, onder de meeste Dieren, zelfs van dezelfde soort, een voorkomen van meerdere stoutheid en moed genoegzaam is om dergelyke uitwerkzels te wege te brengen. Wanneer men den Verkoopprys der Olyphanten be- | |
[pagina 369]
| |
paalt, meeten zy of de hoogte, van het middelste van den rug, 't geen het hoogste gedeelte is, of de lengte, van den wortel des Snuits af tot het begin van den Staart; want zy gebruiken deeze beide wyzen van meeten, en de waarde wordt bepaald door zekere bekende evenredigheden, en het getal der Cubieken in de hoogte of in de lengte. Dus zal, al het overige, wat den Ouderdom en de gevorderdheid in Leering betreft, gelyk gesteld zynde, wanneer een Olyphant van eene kleine gestalte tachtig of honderd Pagodas elke Cubiek kost, een ander, van twaalf of dertien voeten hoog, geschat worden op honderd en vyftig, twee honderd, of mogelyk meer, Pagodas. De Indiaansche Olyphant eet, in een vryen staat leevende, vrugten, kruiden, de toppen der boomen, en koorn. Hy is bovenal gesteld op het zaad van de BambooGa naar voetnoot(*), 't welk, in gedaante en smaak, zeer gelykt op Tarwe; zyn voedzel, in den getemden staat, verschilt hier van niet veel. Nu en dan worden zy onthaald op koeken, gemaakt van gekookte ryst, Tarwenmeel, doorkneed met boter en hef van zuiker, waar by zy eenige vlessen Arak voegen. De gewoone tred deezer Dieren is langzaam en voorzigtig, schoon niet log, als men de grootheid in aanmerking neemt; wanneer zy eenig gevaar willen ontwyken, of hun vyand aanvallen, verlengen en versnellen zy hun tred, zo dat zy het kunnen uithouden tegen een Paard, op een korten galop; doch niet op een vollen. De Indiaansche Jaagers hebben opgemerkt, dat zy lichter te rechter dan te slinker zyde afwyken; waarvan zy zich zomtyds bedienen om 'er een af te zonderen, en aan te vallen; maar dit gebrek leeren zy door onderwys ligt af. Gaarne loopen zy in helder water; zy kunnen langen tyd, en | |
[pagina 370]
| |
met gemak, zwemmen, bovenal als zy het doen in eene menigte by elkander, mits de golven of de stroom niet zeer sterk zyn. Wilde Olyphanten leeven, gelyk meest alle andere Dieren, die van kruiden en vrugten bestaan, in kleine Maatschappyen. De Opperste is altoos aan 't hoofd van de bende, en treedt, in geval van gevaar, vooruit, wanneer zy alle hunne kragten tot de gemeene zaak vereenigen; men heeft desgelyks waargenomen, dat die voorganger veelal van Wyfjes omringd is. - Verscheide kundige Indiaanen hebben my egter verzekerd, dat men nu en dan Olyphanten ziet, die schynen beslooten te hebben volstrekt alleen te leeven; maar een Olyphant, in dien staat, wordt ligt door eene soort van dolheid aangegreepen, welke hem aanzet om mensch en beest te vervolgen en te dooden. Eenigen willen, dat de Olyphanten, die zich tot deeze afgezonderde leevenswyze begeeven, zulks doen uit dorst na wraak. Wat hiervan ook zyn moge, zo dra het bekend is, dat een deezer dolle krankzinnige Olyphanten zich vertoond heeft, vergaderen de Inwoonders van verscheide Dorpen, en weeten, door het een of ander middel, binnen kort, dit Dier uit den weg te ruimen. De Graaf de buffon my de eere aangedaan hebbende, om te verzoeken, dat ik hem wilde ontvouwen, op welk eene wyze de Olyphanten zuigen en paaren, zal ik tragten hier te neder te stellen wat ik hem toen mondeling gezegd heb. Een jonge Olyphant, twee of drie maanden oud, die omtrent de hoogte beeft van een Vaars van anderhalf jaar, in een huis tegen over de plaats myns verblyfs te Coemboutour, dien ik geduurig gelegenheid had om waar te neemen, zag ik te meermaalen, zo ras het Wyfje nederlag, een der mammen grypen en in den Bek neemen, terwyl de Snuit, zonder iets uit te voeren, op het lyf der moeder rustte. Dit Dier is, by de geboorte, onmiddelyk door den reuk verwittigd van de tegenwoordigheid der melk, een vogt, 't welk zyn Instinct verlangt, maar, even als elk ander viervoetig Dier, is het de Bek des Jongs, die het zuigen verrigt. 't Is waar, ik heb menigmaal gezien, dat dit Jong, inzonderheid als het stondt, met zyn Snuit aan de mammen van de Moeder speelde. Doch ik veronderstel dat het niet mogelyk is, voor een zo jongen Olyphant, op die wyze, eenige weinige drup- | |
[pagina 371]
| |
pels melk daar uit te trekken; ik zeg eenige weinige druppels, want eene hoeveelheid van eenig belang is eene volslaagene onmogelykheid; dewyl de opening in den Snuit als toen nog te klein was om de mam voeglyk te omvatten. Zodanig speelen, oppervlakkig gezien, heeft misschien de dwaaling veroorzaakt van eenige Reizigers; terwyl anderen, in opmerking neemende dat de Olyphanten doorgaans hun dorst lesschen met het water door den Snuit in de keel op te pompen, als een waarschynlyk gevolg daar uit opmaakten, dat zy op dezelfde wyze zoogen; doch, wat ook tot dit schryven aanleiding moge gegeeven hebben, het is ongetwyfeld eene dwaaling. Wat het Paaren der Olyphanten betreft, hierover kan ik alleen spreeken volgens hooren zeggen; doch dit, door daadlyke bewystukken geschraagd, zal misschien eenige maate van geloof verdienen. Menigmaalen heb ik de Oppassers en Jaagers van Olyphanten gevraagd, of zy deeze Dieren ooit hadden zien paaren in den vryen, of in den gevangen, staat? Allen hebben zy my verhaald, dat een tam Wyfje, schoon zeldzaam, zwanger wordt; doch dan was het by een wilden Olyphant, met welken het voorheen geleefd hadt. Eenige van deeze Indiaanen voegden 'er by, zo zy verzekerden uit ooggetuigen, dat het Wyfje, geholpen door het Mannetje, zich op den rug werpt, op eene plaats die van zelve eenigzins hol is, of door de tanden van het Mannetje hol gemaakt, waarop het Mannetje haar nadert. De hedendaagsche Reizigers door den Heer de buffon aangetoogen, hadden bykans 't zelfde berigt ontvangenGa naar voetnoot(*). Naa dat ik den Heer de buffon myne gedagten over deeze twee Vraagen hadt medegedeeld, schreef ik aan den | |
[pagina 372]
| |
Heere gentil, een Colonel van het Voetvolk, en een myner Vrienden, wiens gevoelens hy desgelyks wenschte te weeten, aangaande deeze byzonderheden. Deeze Officier, die, door een zamenloop van omstandigheden, gelegenheid te over hadt, om kundigheden op te zamelen, betreffende veele weetenswaardige stukken, antwoordde my onverwyld: ‘dat hy, zo wel als ik, de jonge Olyphanten hadt zien zuigen; dat zy daar toe alleen den Bek bezigden: hier van bezat hy eene aftekening, welke hy voorhadt den Heer de buffon aan te bieden.’ - Wat het Paaren betrof, voegde hy 'er nevens, ‘dat zyn gevoelen geheel van het myne verschilde; naardemaal de Oppassers der Olyphanten, door hem ondervraagd, hem verzekerden, dat zy deeze Dieren, wilde en tamme, hadden zien paaren by bespringing;’ tot staaving van welk gevoelen hy 'er byvoegde, ‘dat de meeste Wyfjes, te wederzyde van den nek, de huid geschaafd hadden, 't geen hy toeschreef aan het vasthouden en wryven der tanden by het paaren.’ Desniettegenstaande komt my de door my gestelde Paarwyze beter overeen met de gesteldheid der Teeldeelen by het Mannetje en Wyfje, en zal die Paarwyze even goed de schaaving aan den nek kunnen oplossen. Diodorus van sicilie en andere Ouden hebben, volgens aristoteles, gezegd, dat zy paaren even als andere viervoetige Dieren. Doch, daar deeze laatstgemelde Wysgeer zyn berigt alleen van anderen hadt, is het niet vreemd, dat hy zich buiten staat vondt om zekerheid ten deezen aanziene op te doen; en schynt het tot heden, naa zo veel meer gelegenheden tot onderrigt, nog niet ten vollen uitgemaaktGa naar voetnoot(*). Ik heb desgelyks getragt het gevoelen van anderen, die my met hunne vriendschap vereerden, en verkeerd hadden in de streeken waar de Olyphanten voorkomen, in te neemen. De Heeren de lauriston, de la grenée, de rubec, de noirfosse en de maisonpré, hebben allen, schoon in verschillende standen, gereisd als oplettende | |
[pagina 373]
| |
waarneemers, met de bekwaamheid om zich by het Landvolk verstaanbaar uit te drukken, en hun te verstaan; zy allen verzekerden my, het zelfde berigt, als ik, van de Indiaansche Jaagers ontvangen te hebben. De tamme Staat belet niet dat de Olyphanten hunne tyden hebben, dat zy paarziek zyn. Het Wyfje betoont zich alsdan ongemaklyk; maar blyft, desniettegenstaande, zagtaartig en gehoorzaam. Het Mannetje, in tegendeel, wordt menigmaalen woedend, en breekt zomtyds los: hy zwerft dan om, nu eens traag, dan weder snel, loopende; zyn Cornac, of Bestuurder, is, op die tyden, niet buiten gevaar: en hy zou groote wanorders aanrigten, indien 'er geen Mannen waren, die, by tusschenpoozen, zyne woede tegengaan, door ontstooken toortzen op lange pieken hem voor te houden, met welken zy zich gelaaten gereed te zyn hem in de oogen te steeken. Deeze dolheid om te paaren, heeft men waargenomen, is allergeweldigst in de Olyphanten, die geheel volgroeid waren, eer zy in de bosschen gevangen werden. De grootste kragt van den Olyphant is in zyn Snuit, of Neus, gelegen, een Lichaamsdeel zo overkunstig gevormd, dat het een meesterstuk is van buigzaamheid, kragt en aandoenlykheid. Wat de sterkte des Olyphants voorts betreft, schoon hy gemaklyk drie duizend Ponden gewigts kan draagen, 't welk het vermogen van eenig ander Dier te boven gaat, is het egter zeker, dat zyne kragten, naar evenredigheid van de grootte, minder zyn, dan van veele andere viervoetige Dieren. Het Lyf van den Olyphant is kort, gedrongen, en ongeschikt om verscheidenerlei soorten van lasten te draagen: want, indien men de Schouders en de Billen vry en onbelast zal laaten, blyft 'er slegts een kleine plaats, om te belaaden, over. Doorgaans wordt hy belaaden met een Hoze, een soort van Plat, omringd met een klein hekje, en beschermd door een verhemelzel, onder 't welk de Vorst gemaklyk gezeten is; doch hy kan slegts twee of drie Heeren by zich hebben. Andere soorten van Hozen hebben zy voor den oorlog geschikt, die iets ruimer zyn; doch deeze bevatten zeldzaam meer dan vier of vyf strydbaare Mannen, gewapend met Boog, Pylen, Werpspietzen, Donderbussen en Handgranaaten. Ik twyfel zeer, of 'er mogelykheid is om op den rug des Olyphants een Hoze te plaatzen, waarin acht of tien Soldaaten plaats genoeg zouden hebben om zich van hun wapentuig te | |
[pagina 374]
| |
bedienen. - Oude Schryvers, nogthans, van zeer veel gezags, na den tyd van alexander, schynen te verzekeren, dat, ten hunnen dage, deeze Indiaansche Krygstorens op de Olyphanten geplaatst, zeven of achtmaalen het aantal Krygslieden bevatten, 't welk 'er thans in geplaatst wordt; doch dit zyn blykbaare dwaalingen. De Olyphant is zeer vatbaar voor dankbaarheid, verbittering, hoogmoed, nayver en verknogtheid. Wat deeze zedelyke hoedanigheden, die eene soort van Instinct schynen aan te duiden, zeer gelykaartig aan 't geen wy Verstand of Opmerking noemen, betreft, zal het genoeg zyn te melden, dat hy in den tyd van twee of drie jaaren alles leert van zyn Cornac, die schreilings op zyn nek zit, en over hem gebied voert; luisterende naar diens stem of de drukking van diens hand, gewapend met een scherpen haak, Ankoche genaamd, verhaast of vertraagt hy zyn stap; hy gaat op den buik leggen om met te meer gemaks beklommen te worden, of biedt zyn poot aan om 'er op te stappen, en is zyn meester met zyn Snuit behulpzaam, of ligt hem op. Hy vat een misdaadiger aan, werpt dien in de hoogte, en trapt hem, nederkomende, dood. Moet hy tegen een anderen Olyphant of wild Beest vegten, hy vereenigt beleid met moed. Is hy genoodzaakt zich tegen een Tyger te weer te stellen, hy kent de grootheid van 't gevaar waarin hy verkeert; zich zelven bezittende in de hitte des gevegts, schoon gewond, is hy zeer zorgvuldig om zyn Snuit op te heffen, of zodanig te rigten, dat dezelve buiten het bereik blyft van zynen Vyand; tragtende intusschen hem een slag toe te brengen, geschikt om hem te vellen, om hem onder zyn pooten te verpletten, of, zyn Snuit opkrommende, doorstoot hy hem met de slagtanden. - Een welonderweezen Olyphant zal in 't midden van vuurgeweer voorttreeden; het schieten van schaphaanen of het gebulder des geschuts niet ontziende; maar, schoon hy, slegts met een yzeren keten gewapend, een vreeslyke slachting in den oorlog kan aanrigten, wordt hy zelden in den stryd gebruikt, nu de vuurwapens zo algemeen zyn geworden. Hoewel men overtuigd is, dat van den Olyphant, geheel tam gemaakt zynde, weinig te vreezen is, dugten zy nogthans, dat hy, door wonden woedend gemaakt, schrik en dood zonder onderscheid van vrienden en vyanden zou verspreiden: in den Kryg wordt hy dus weinig gebruikt, dan om vertooning te | |
[pagina 375]
| |
maaken, om van verre te zien en gezien te worden, en dus blyft hy een voorwerp waarop men het munt. Indien de Olyphant deel neemt in het gevegt, moet hy met snellen vaart loopen, om de gelederen des vyands te breeken: daarenboven moet hy met yzer beschut zyn, om een snaphaanskogel te kunnen doen afstuiten: en behoort zyn Cornac een of twee andere Indiaanen agter zich te hebben, om hem, in gevalle van ongelegenheid, te vervangen, en desgelyks zo gewapend, dat zy voor geen snaphaanskogel behoeven te dugten. Men zou eene inrigting kunnen te werk te stellen, die, hoe hachlyk ook, ten behoedmiddel strekte tegen de wilde woede des Diers. De Cornac is, gelyk wy vermeld hebben, voorzien van een Ankoche, ten bestuur; dit werktuig moest dan twee punten hebben, en één derzelven genoegzaam sterk en scherp, om, in den uitersten nood, den Olyphant onmiddelyk te dooden, door dit wapentuig in het zagtste gedeelte van den kop te stooten. Nooit is de Olyphant, uit den aart zagt en omzigtig, van zelve wreed, en betoont geen trek om te beledigen, gelyk de Buffel en de Rhinoceros. Het is doorgaans met moeite dat men hem overhaalt om andere Dieren te bestryden, of aan te vallen: schoon in andere opzigten gehoorzaam, weigert hy dit in den beginne met afschrik en balstuurigheid. Ik twyfel niet of zulks ontstaat zomtyds uit vrees; doch het zou verkeerd zyn dit algemeen vast te stellen. Olyphanten, die grooten wederzin betoonden om een zwak kuiken te dooden, ten einde hun aan het bloedvergieten te gewennen, vogten nogthans met behendigheid en moed, als zy volstrekt getergd waren. Eene gebeurtenis, waar van de Baron de lauriston ooggetuigen was, is zeer geschikt om ons een denkbeeld te geeven van het aandoenlyk en zagtaartig Character des Olyphants. Geduurende den laatsten oorlog, dreef zyn yver, en zekere omstandigheden, hem na Laknaor, de Hoofdstad van Soubah, een Onderkoningschap van dien naam, op een tyd, dat eene kwaadaartige Ziekte de grootste vernieling onder de Inwoonderen aanrigtte. De voornaamste straat na de poort van het Paleis lag bedekt met zieken en stervenden, op den grond uitgestrekt, op het oogenblik dat de Nabob 'er volstrekt door moest. Het scheen onvermydelyk, dat de Olyphant, in zyn voortloopen, op veelen deezer elendigen moest trappen en hun | |
[pagina 376]
| |
verzeeren of dooden, als men niet ophieldt en vooraf den weg ruim maakte; doch men hadt haast, en daar en boven voegde zulk eene tederhartigheid niet aan een Prins van dat aanzien. De Olyphant, nogthans, zonder dat hy zyn tred scheen te vertraagen, of eenig bevel ten dien einde te ontvangen, boodt de liggenden bystand met zyn Snuit, schoof eenigen weg, rigtte anderen op, en stapte bezyden de overigen heen, met zo veel beleids en voorzigtigheids, dat hy geen Mensch verzeerde. Een Asiatisch Prins en diens Slaaven betoonden zich doof voor de stem der Natuure, terwyl een Beest aan die zagte inspraak gehoor gaf. De Olyphanten doen, by veele gelegenheden, den Indiaanen groote diensten; by voorbeeld, indien een Leger een rivier moet overtrekken, haalen de Cornacs deeze Dieren met woorden, en het uitbieden van een smaaklyk onthaal, over, om een zwaarder last dan gewoonlyk op te neemen; waarop zy gewillig over de rivier trekken en wederkeeren, en zomtyds zo diep in het water, dat men het uiterste van den Snuit alleen kan zien. Eenige Reizigers hebben gedagt dat zy, dus belaaden, zwommen; doch het is zeker dat zy loopen, dat men de diepte der riviere vooraf peilt, en dat zy, dus belaaden, geen stap zouden kunnen voortgaan, wanneer het voor hun te diep was om grond te vinden. Zy komen ook te passe om Kanon op de toppen van zeer hooge bergen te brengen, om Schepen in de diepte, of daar uit op strand, te haalen, enz. Dan ik laat af in een breedspraakig verhaal te treeden van deeze werkzaamheden, reeds beschreeven door meest allen, die in Indie geweest zyn. Daarenboven heeft de Heer de buffon de meest optekenenswaardige byeen verzameld uit de verhaalen der geagtste Reizigeren, en bovenal uit die van den Heer de bussi, die, terwyl hy den Staat en de Oostindische Maatschappy diende, met lof bekend was in deeze streeken. Niet alleen gehoorzaamen de Olyphanten aan de stem hunner Oppasseren, als deezen die Dieren op eenen afftand gebieden; maar eenigen zullen, in derzelver afweezen, ongewoone bevelen, hun vooraf gegeeven, volvoeren. Ik heb twee Olyphanten bezig gezien met een muur omver te werpen, 't welk de Cornacs hun bevolen, en waar toe zy deeze Beesten aangemoedigd, hadden, door de belofte van Vrugten en Brandewyn. Zy vereenigden hunne kragten, en, hunne Snuiten, die tot voorkoming van ver- | |
[pagina 377]
| |
zeering met leder bekleed waren, opkrommende, stieten zy tegen het sterkste gedeelte van den muur, en gingen, met herhaalde stooten, voort; steeds lettende op en met hunne oogen nagaande wat uitwerking het deedt: in 't einde deeden zy op den waggelenden muur een hevige pooging, en liepen 'er beide van af, om door de vallende ruïnen niet beschadigd te worden. Geduurende den laatsten oorlog hadden veele Franschen gelegenheid om waar te neemen, dat een Olyphant, die een wonde door een Kanonskogel ontvangen hadt, naa twee of drie maalen na het Hospitaal gebragt te zyn, waar hy zich op den grond nederwierp om verbonden te worden, alleen derwaards ging. De Chirurgyn deedt aan het Beest wat hy noodig oordeelde, en bediende zich zelfs van een brandmiddel; dan, schoon de pyn het zomtyds een klaagend geluid deedt slaan, betoonde 't zelve geene andere tekens dan die van dankbaarheid, aan hem, die, door kortstondige pynlyke middelen, zyne geneezing tragtte te bevorderen. Ik zou hier veel kunnen byvoegen van de Vermogens en Bekwaamheden deezer Dieren; doch alleen nog zeggen, dat de Olyphant, in een zeer korten tyd, de meening leert begrypen van de woorden der geenen die met hem omgaan, en, met eene bewonderenswaardige vaardigheid, geleerd wordt de gewigtigste diensten te doen. Eén ding is 'er waaromtrent de Olyphant geen onderwys behoeft, en dit is dankbaarheid; op het zien of hooren dat zyn Meester, of liever zyn Weldoener, in gevaar is, vergeet hy zichzelven. Eenige van de Indiaanen hebben een byzonderen eerbied voor de Witte, of liever Roomkleurige, Olyphanten; want doorgaans zyn ze meer of min donker graauw; de Naamen van beroemde Mannen, die van de vroegste tyden af een witten bereeden, worden by hun bewaard. Ik heb nooit zogenaamde Witte Olyphanten gezien; doch, ten deezen opzigte berigten ontvangen, welke zekere maate van geloofwaardigheid verdienen. Zy komen hier op neder - dat de Witte Olyphanten doorgaans middelmaatig van grootte zyn, en geen byzonder geslacht uitmaaken; dat zy een zwak gezigt hebben; dat het weinige hair, 't geen zy hebben, van dezelfde kleur met de huid is, niet geheel wit, maar eenigzins gesprenkeld; en eindelyk, dat, ter plaatze waar ze nog het hoogst geagt zyn, die hoogagting niet ontstaat uit hoofde van eenige boven | |
[pagina 378]
| |
andere uitsteekende bekwaamheden, maar om dat de witte kleur, zeer zeldzaam onder deeze Dieren, een Zinschets is van Zuiverheid. - Uit alle die byzonderheden durf ik bykans opmaaken, dat dit gewaande onderscheid niet tot de zogenaamde Speelingen van de Natuur behoort; maar eene soort van Melaatsheid is, van welke de ongesteldheid in het celagtig weefzel der pooren van de huid de aanleidende oorzaak kan weezen. |
|