Over de waardy der anecdoten.
(Uit het Hoogduitsch.)
Ik maak my dit denkbeeld van een Anecdote, dat ze een kenmerkend blyk behelze van de gesteldheid van iemands gemoed of verstand. 'Er zyn dus tweeërlei soorten van Anecdoten: door de eene word getragt het zedelyk, en door de andere het geests- en verstands - Character van een mensch te schetzen.
Waartoe kunnen de Anecdoten tog goed weezen? - Tot tydverdryf? - Na dat onze sinaak, die onophoudelyk op veranderingen gesteld is, van allerlei soorten van letterkundige vermaaken geproefd had, zo moest zekerlyk de beurt ook aan de Anecdoten komen. Indien ze slegts amuseerden, gelyk de onschadelyke toververtelzels, zo verdienden ze tog wel een plaats in de fraaije Weetenschappen. Dan ze schetzen ons geen zaaken der ideale Waereld, maar van de werkelyke, en, wanneer ze openlyk gedrukt worden, van gewigtige menschen. In dit opzigt verdienen ze wel dat men van haaren aart en waardy iets zegge.
Temperament, verbetering of verergering van character en geluimdheid, by voorvallende gelegenheden, brengen, gelyk bekend is, alle onze bedryven voort, 't zy ze goed of kwaad zyn.
De beminnenswaardigste temperaments - deugden kunnen met een verdorven ziel in één lighaam te zamen woonen. - Een man. beoordeeld naar een Anecdote, die de daar genoemde hoedanigheden schetzen, komt als goed en edel voor, zonder het weezenlyk te zyn- Een dwingeland kan ook, na een vreugdemaal, aan den ziedenden boezem eener verlokkende boeldeern, zagtmoedig en billyk weezen. Is hy nu daarom deugdzaam? Men zal hem daarvoor houden, indien men hem naar zulk een of meer, in dergelyke omstandigheden, verlokte gedraagingen beoordeelt. Al zyn edele gezindheid is behaaglust.
De Regent ylt een mensch, dien hy in gevaar ziet van te verongelukken, te hulp. Wat bewyst zyn spoed? Grondbeginzel van goedhartigheid - maar geen ontwyfelbaar blyk van onkrenkbaare menschlievenheid. Hy, die, met eergierige oogmerken, duizenden zyner Onderdaanen den dood te gemoet voeren, en, door hun stroomend bloed, duizend Weduwen en Weezen maaken kan, is niet edelaartig, al ondersteunt hy ook honderd noodlydenden. Hy blyst altoos - veel toegegeeven - half Vader van zyn Volk, en half Tyran.
Gebeurt 't daartegen niet dikmaals, dat een kwaade luim en verontwaardiging, die uit menigerlei omstandigheden in een deugdzaam man ontstaan kunnen, die hem niet te verwyten zyn; gebeurt 't niet dikmaals, vraag ik een ieder, dat deeze