Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1794
(1794)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 641]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Reize door Spanje, gedaan in de Jaaren 1786 en 1787, in 't byzonder met opzigt tot den Landbouw, Manufactuuren, Koophandel, Bevolking, Belastingen en Inkomsten van dat Land, door J. Townsend, A.L.M. en Predikant te Pewsey in het Graafschap Wilts. IIde Deels 2de Stuk. Te Haarlem, by A. Loosjes, Pz. In gr. 8vo. 211 bl.Wanneer een Werk, van eenige uitgestrektheid, by Deelen uitkomende, zich zelven, in alle opzigten, gelyk blyft, valt in het Vak der Beoordeelinge weinig of niet te verrigten, en mogen wy overzulks, met townsend's Reize door Spanje, ons werk der Beoordeelinge afgedaan rekenen, en ons beroepen op 't geen wy des ter aanpryzinge een en andermaal gezegd hebbenGa naar voetnoot(*), althans wy vinden volkomen vryheid om zo te handelen, ten opzigte deezes Tweeden Deels Tweede Stuk. De Heer townsend vangt aan met eene Opgave van de tegenwoordige Volkrykheid van Spanje, door hem gesteld op 10,268,150; dan de Vertaaler, die wel niet veele, doch meestal gewigtige, aanmerkingen maakt, stelt, volgens de Censo Espanol, door het Hof zelve uitgegeeven, het getal der Ingezetenen van Spanje op 10,409,879; een verschil daarnit ontstaande, dat de Heer townsend het groot getal Geestlyken onder deeze algemeene som niet gebragt heeft, terwyl hy 's Schryvers misslag in de telling der Kloosterlingen aanwyst. Leezenswaardig zyn des Schryvers opmerkingen over de oorzaaken van de mindere volkrykheid in Spanje dan voorheen. Veel komt hier in voor om het Volkscharacter te ontwikkelen. Onder anderen gaat hy het denkbeeld, van de Spanjaarden veelal gevormd, te keer. ‘Wy moeten,’ schryft hy, ‘ons geenszins verbeelden, dat de Spanjaarden uit den aart lui zyn; in tegendeel, zy zyn opmerkelyk wegens hunne behendigheid, bekwaam tot de sterkste inspanningen, en geduldig onder allerlei vermoeienissen. Dat zy den arbeid schuwen, moet derhalven toegeschreeven worden aan andere oorzaaken, waar onder, met opzigt tot zommige bezigheden, het nationaal vooroordeel eene der | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 642]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voornaamste is.’ - ‘Zo het Volk,’ leezen wy wyders ‘zich de tegenwoordige gesteldheid van zaaken ten nutte maakte, ten einde de Inquisiteurs te verbannen, en zyne Vryheid te handhaaven; zo hetzelve, vergenoegd in de bezitting van eene der rykste Landen op den Aardbodem, de grenzen van deszelfs overgroot Ryk inperkte; zo het zyne uitzigten bepaalde binnen den omtrek van zyn eigen Schiereiland, en de kunsten aankweekte, welke de gezellinnen des vredes zyn; zo het, ter opwekking van algemeen vlytbetoon, de munniken Orders afschafte, het getal van zyne Feestdagen verminderde, goede Wetten met opzicht tot den Velden Akkerbouw beraamde, en de kluisters afwierp, met welke zyn Koophandel tot hier toe geboeid geweest is; dan mogen wy ons gerust verzekerd houden, dat, uit aanmerking van den grond, het klimaat, den overvloed van water, de natuurlyke voortbrengzelen, de rivieren, de havens, de plaatslyke ligging, geen land van dezelfde uitgestrektheid beter bevolkt, ryker en magtiger, dan Spanje, weezen zoude.’ Het Character des Konings levert ons geen Man van groot Verstand, maar van een goed Hart, op. Bovenal behaagde ons, dat hy in de keuze zyner Staatsdienaaren alleen met de welvaart van zyn Volk raadpleegt, en gemeenlyk zeer gelukkig is in die keuze. De opgegeevene Characterschetzen van eenige der voornaamsten wyzen dit uit. ‘Het moet,’ luidt de taal van townsend na deeze opgave, ‘een Engelschman zeer byzonder in 't oog vallen, wanneer hy alle de gewichtigste Ampten in den Staat alleen in handen ziet van menschen, die uit de laagere klassen daar toe verheeven zyn, en onder deezen niet één Man te vinden van hooge geboorte, niet één Grande van Spanje. De laatstgenoemden zyn al te zamen werklyk geplaatst waar zy behoorden geplaatst te worden, dat is, zy zyn Kamerheeren, Opzichters van de kleêrkamer, Opperstalmeesters en diergelyke meer, dus alle naby den troon, deelende in al deszelfs luister, terwyl het zwaare werk en de verantwoordelykheid der amptsverrichtingen aan anderen worden overgelaaten, die bekwaamer zyn den last daar van te draagen. In Engeland is het verre weg geheel anders gesteld: daar worden de voornaamste Heeren, van hunne jeugd af, opgeleid tot hooger uitzichten; op de Schoolen wordt hun reeds eene edele eerzugt ingeboezemd, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 643]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en wanneer zy vervolgens in het Huis der Gemeenten zitting neemen, zien zy daar, dat de pooging, om weezenlyke kundigheden op te doen, en daar in boven anderen uit te munten, de eenige weg is om tot macht en aanzien te geraaken. Dit geeft zodanigen spoorslag tot naarstigheid, dat veelen der grootste Mannen en bekwaamste Ministers, in spyt van derzelver erflyke rykdommen en eeretytels, onder den eersten Adel gevonden worden. - Daar en tegen is in Spanje, onder de hoogste rangen, alles in traage vadzigheid weggezonken, de Grandes, te vreden met hunne erflyke rykdommen en eeretytels, vernederen zich tot bloote wellustelingen, en zyn dus voor den Staat verlooren. Zo algemeen is daar zelfs eene verwaarloosde opvoeding, dat het de voornaamste Ministers zeer moeilyk valt, om bekwaame Mannen, ter vervulling van de mindere Ampten, te kunnen vinden.’ Die schaarsheid aan bekwaame Mannen heeft ook, gelyk onze Reiziger met de stukken toont, ten gevolge, dat de bekwaamen van de eene post tot de andere geroepen worden, eer zy in die welke zy verlaaten, alles gedaan hebben, wat zy konden doen, of de zaak noodwendig vorderde. Van Madrid trekt de Heer townsend na Sevilla, en maakt onder den weg zyne leerryke bedenkingen over den Grond, den Land- en Veebouw, de Belastingen, en de hier en daar nieuw aangelegde Volkplantingen. Te laatstgemelder Stede van den Aardsbisschop allerheuscht ontvangen, hadt hy, door deezen, middel om alles op de beste wyze te bezigtigen, en ons eene Beschryving dier Stad te geeven. Veel behaagen vondt hy in de zamenstelling te zien van een nieuw Orgel voor de Hoofdkerk, ‘aan 't welk vyfduizend drie honderd Pypen aangebragt zyn, en dat honderd en tien Registers heeft, welk, volgens verzekering van deszelfs maaker, vyftig Registers meer is, dan in het beroemd Orgel te HaarlemGa naar voetnoot(*).’ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 644]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
's Reizigers oog werd onthaald op de schoonste Schilderstukken. De verbaazende Snuiffabriek en de Zydefabriek trokken zyne aandagt. De el quemadero, of de Verbrandingplaats, geeft hem gelegenheid om over de Inquisitie te spreeken, en twee gevallen, van laate dagtekening, te verhaalen, die in het Werk zelve moeten geleezen worden. Gevallen, geschikt om den rechtmaatigen afschrik van zulk een Gerigtshof te versterken. Hy voegt 'er by. ‘Ik kan niet nalaaten, in 't voorbygaan aan te merken, nat de Oorspronglyke Inquisitie, onder den naam van Geestlyk Gerechtshof (Spirituel Court), hedendaagsch in Engeland bestaat, alwaar, even als in Spanje, de arme lieden, door het misbruik van deszelfs gezag, wel het meeste lyden moeten. Het serpent, dat by ons zyn fenyn schynt verlooren te hebben, ligt slechts in onmagt, maar is niet dood; en zo onze Regeering, in vervolg van tyden, eene merkelyke verandering mogt ondergaan, zou hetzelve kunnen herleeven, en voor onze Naakomelingen even verderflyk worden als het ten aanzien onzer Voorvaderen is geweest.’ De Landstreek, omtrent Sevilla, is laag, aan overstroomingen onderhevig; doch de grond ryk en in vrugtbaarheid onuitputtelyk; onder de Voortbrengzelen munt het Zoethout uit: ‘Men zegt, dat van dit laatste jaarlyksch niet minder dan vierduizend Centenaars, of ten naasten by tweeduizend Ton, uit Spanje gevoerd wordt, waarvan men onderstelt, dat een zeer aanmerkelyk gedeelte wordt opgekogt door de Brouwers van het zogenaamde Porter, in Londen. Konden deeze Brouwers slechts bewoogen worden om de zogenaamde Indische Coculus (Kokelskerrels of Coćculi Indi) daar uit weg te laaten, dan zou men het gebruik van Zoethout, zonder de minste verhindering, aan dezelven zeer gerust mogen toelaaten.’ - By nader onderzoek bevondt de Heer townsend den invoer deezer Droogerye zeer aanzienlyk en steeds toeneemende, en moest hy uit den invoer in de buitenhavens van het Ryk besluiten, dat de Brouwers te Londen het gebruik deezer aan- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 645]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
genaame en onschadelyke Droogerye tot het brouwen van Porter, aan die der overige Steden en vanhet Plaateland, geleerd hebben. De Lugtstreek van Sevilla, en het omliggende Land, heeft op Gezondheid niet te roemen. Te scheep begaf zich onze Reiziger, de Guadalquivir afzakkende, na St. Lucar, van waar hy op Cadiz ging. Deeze Stad is het voorwerp zyner Waarneeminge in eene volgende Afdeeling. 't Geen hy vermeldt van het Hospicio, of algemeen Werkhuis, het voornaamste Gesticht te dier Stede, en dat in zyne soort het beste bestuurd wordt, verdient de aandagt van elk, die in den aanleg of beheering zulker Gebouwen deel heeft, ten hoogsten. Liet onze plaatsruimte het toe, wy zouden het afschryven. Desgelyks treffen wy hier hoogst belangryke aanmerkingen aan over de Oorzaaken, die de Voortplanting des Menschlyken Geslachts vertraagen, of waar door dezelve tot een vast getal bepaald wordt; welke wy alleen te dier zelfde oorzaake der Leezinge kunnen aanpryzen. Het zyn uitweidingen, doch niet van een louter bespiegelenden aart; maar op voorkomende Proeven gegrond. Zo is het ook gelegen met zyne gedagten over den Spaanschen Koophandel. Hy toont, met voldingende bewyzen, ‘dat de Kooplieden in Spanje aan groote en zeer byzondere nadeelen zyn blootgesteld, niet alleen wegens den aart der Regeeringe zelve, die volmaakt willekeurig is, en uit hoofde van de onkunde, verkeerde begrippen of onachtzaamheid, welke, by de beste Ministers zelve, zo dikwyls plaats hebben; ook niet alleen ter oorzaake van de ongerymde beletzelen en verbiedende Wetten, Monopolien en drukkende Belastingen; maar insgelyks door het wangedrag der Provinciaale Gouverneurs, die, by hunne uitspraaken tusschen twistende partyen, zich niet zelden door baatzuchtige oogmerken laaten verleiden.’ De Heer townsend deedt te Cadiz een kleinen uitstap, om de Tuighuizen en Dokken te Caraca te bezigtigen; en zag daar iets, 't geen hy waardig keurt naagevolgd te worden; ‘te weeten, om den voorraad van Masten te beveiligen tegen wormen, en te beletten, dat zy door de zon, den wind en het weer, niet beschadigd worden, begraaft men dezelve in Zand; zy worden, door dit eenvoudig middel, veele jaaren goed bewaard.’ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 646]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat de Zeemagt van Spanje betreft, vermeldt onze Reiziger: ‘Sedert den laatst geëindigden Oorlog, heeft Spanje de uiterste poogingen aangewend, ten einde haare Zeemagt op een geduchten voet te brengen. Geduurende myn verblyf aldaar, was inzonderheid alles in beweeging, en de Minister van het Zeeweezen beyverde zich, om, zo veel in zyn vermogen was, een sterke Vloot uit te rusten.’ Om te toonen hoeveel de Spaansche Zeemagt in weinige jaaren toegenomen heeft, geeft hy eene lyst van derzelver staat in de Jaaren 1776 en 1788.
Van de kleinder Fregatten, als van weinig aanbelang, maakt hy geen gewag; doch deeze aanmerking voegt hy 'er nevens: ‘Deeze lyst toont duidelyk aan, dat de Zeemagt van Spanje, indien wy alleenlyk op de menigte van Kanonnen zien, bykans verdubbeld is; doch slaan wy het oog, zo op het getal der grooter Schepen, als derzelver sterkte, dan zien wy die magt veel meer dan verdubbeld. Wanneer wy, wyders, de oogmerken van het tegenwoordig Ministerie, benevens den byzonderen smaak en neiging van den nieuwen Souverein, in aanmerking neemen, dan mogen wy daar uit besluiten, dat noch kosten zullen gespaard worden, noch dat het aan de uiterste oplettenheid ontbreeken zal, ten einde de Zeemagt van dit Ryk steeds meer en meer geducht te maaken.’ Zeer belangryk zyn 's Schryvers overweegingen, hier aan gehegt, over het Vraagstuk, of Spanje zich behoort toe | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 647]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te leggen om een voornaamen rang onder de Zeemogenheden te bekleeden; gepaard met de beschouwing der nadeelen, aan buitenlandsche en verafgelegene Bezittingen vast, met die des Oorlogs; welke in het Werk zelve moeten geleezen worden. En zal het niemand verdrieten, maar veeleer verlustigen, wanneer hy ten einde van dit Stuk over de meer plaatslyke, de Schouwburgen, de openbaare Predikatien, de Boetedoeningen, de Lykplegtigheden, leest, en 's Reizigers genoeglyke verkeering te Cadiz; waar hy onder zyne Vrienden telde, Don antonio ulloa, den Reisgenoot van Don george juan. ‘Deezen,’ op dat wy dit ten slot hier byvoegen, ‘vondt hy een volkomen Wysgeer, een verstandig en zeer kundig man; leevendig in zyne gesprekken, en even gemeenzaam als beschaafd van zeden en manieren. Toen ik twee Schildwachten aan zyne deur zag staan, verwagtte ik in deszelfs uiterlyk voorkomen min of meer trotschheid; doch vond niets minder dan dit. Deez' groote man, zeer klein van persoon, ongemeen mager, bukkende onder den last zyner jaaren, gekleed als een boer, en omringd van eene menigte van kinderen, met het jongste, omtrent twee jaaren oud, speelende op zyne knie, zat, ten einde het uchtend-bezoek zyner Vrienden te ontvangen, in een vertrek, welks grootte en huisraad myne opmerking voor eenige oogenblikken aftrokken van den Man, die het voorwerp van mynen eerbied was. Deeze kamer was twintig voeten lang, veertien breed, en minder dan acht voeten hoog. Hier in lagen verward door elkander, stoelen, tafels, koffers, doozen, boeken en papieren, een bed, een pers, zonneschermen, kleederen, timmermans gereedschappen, wiskundige werktuigen, een barometer, een klok, snaphaanen, schilderyen, spiegels, delfstoffen, mineraalen, hoorns en schelpen, zyn scheepsketel, bekkens, gebrooken aardenkruiken, Americaansche Oudheden, geld, en een fraaije Mummi van de Canarische Eilanden, of ten minsten den romp daarvan met het hoofd en de armen; want naardien deeze tot het dagelyksch speelgoed zyner kinderen behoorde, hadden dezelven zich vermaakt met deeze Mummi de tanden uit te trekken, en de leden daar van te breeken.’ - Ulloa liet hem onder de buitenlandsche Delfstoffen veelerhande Zeeschelpen zien, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 648]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die hy naby de kruinen der hoogste bergen in America zelve verzameld hadt, van welken eenige boven den grond, andere in kalksteenen rots, gevonden waren. |
|