Beginselen der algemeene oefenende Heelkunde, door David van Gesscher, Heelmeester, Directeur en Secretaris van het Genootschap: Ter bevordering der Heelkunde, te Amsterdam; Lid van verscheidene Maatschappyen van Weetenschappen. Te Amsterdam, by de Wed. J. Dóll en J.B. Elwé, 1794. Behalven het Voorwerk, 288 bl. In gr. 8vo.
De arbeidzaame van gesscher, aan wiens vlyt de Nederlandsche Heelmeesters reeds verscheide nuttige Geschriften te danken hebben, treedt thans weder met een nieuw Werk te voorschyn, hetwelk ter verbreiding van Heelkundige kennis onder zyne Landgenooten by uitstek geschikt is. Uit aanmerking der groote uitgebreidheid en daaruit volgende kostbaarheid zyner hedendaagsche algemeene oefenende Heelkunde, begreep de Heer van gesscher, met zeer veel reden, dat het voor de belangen der Kweekelingen in de Heelkunst niet kwalyk gezorgd zoude zyn, indien men ten hunnen behoeve een Werk vervaardigde, hetgeen in een kleiner bestek den noodzaaklyksten inhoud van het eerst genoemde bevatte. Met dit oogmerk dan, ontwierp hy deze beginselen der Heelkunde, na 'er dikwerf toe aangezocht te zyn, waar van thans het eerste Deel 't licht ziet, en het welk ook den korten inhoud van 't eerste Deel zyner grootere Heelkunde in zich behelst. Hy bepaalt zich echter in dezen arbeid tot geen bloot uittreksel, maar heeft tevens zorg gedragen, dat de meest wezenlyke verbeteringen, der algemeene oefenende Heelkunde, zinds den tyd der uitgaave dezes Werks, toegebragt, en begreepen in de Schriften van bell, richter, en veel anderen der beroemdste hedendaagsche Heelkundigen, 'er kortlyk in worden voorgesteld. Het Leerstuk van de Wonden - de Zweeren - de Gezwellen - de Uitzakkingen - de Wangestalten en de Beenziekten, zyn de belangryke onderwerpen, die in dit Deel verhandeld worden. In de wyze van uitvoering is de Schryver zeer wel geslaagd, en de kortheid, klaarheid en genoegzaamheid, welke hy zegt daarin bedoeld te hebben, zyn in hetzelve grootendeels bereikt. Wy wenschen, dat het den nyveren Heelmeester aan geen gezondheid, tyd, of lust ontbreeken moge, om in dezen taak, welke een zo geschik-