Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1794
(1794)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 518]
| |
Richard Flemming, of de Deugdzaame Staatsdienaar. Tweede Deel. Naar het Hoogduitsch. Te Utrecht by de Wed. S. de Waal en Zoon, 1793. In gr. 8vo. 432 bl.Op het woordje nu! het welk flemming, volgens het slot van het Eerste Deel deezes WerksGa naar voetnoot(*), als een teken aan den Scherprechter gaf, dat hy gereed was, om zyn hoofd van het ligchaam te laaten scheiden, vervolgt het verhaal, met de aanvang van dit Tweede Deel: ‘Daar lag - het zwaard.’ De Scherprechter wild begeerde niet te houwen in den hals van zynen Weldoener, en wierp dus het zwaard, in plaatse van het hoofd voor de voeten van den deugdzaamen Staatsdienaar neder. Dit verdient echter de goedkeuring van flemming niet doch wild is zo sterk in zyne genegenheid voor denzelven, dat hy zich voor hem wil laaten onthalzen; zo dat een vreemde Scherprechter door den Schout ontboden, om het vonnis aan fiemming uit te voeren, daar in 't geheel geen middel toe ziet; roepende derhalven: ‘Myn Heer! ik kan geen twee menschen te gelyk het hoofd afslaan; en kort en goed, ik ben niet genegen, om één mensch hier te onthoofden; en daar mede afgedaan! Daar staan Grenadiers genoeg, laaten zy schieten.' De ontroering, welke dit Tooneel verwekt, wordt vervangen door eene niet minder treffende, op de komst van een Lyfjaager van den Vorst, welke, met het Pardon in de hand, by het schavot van vermoeidheid den geest geeft. Zeker Predikant eerha d, vriend van flemming, had den Vorst weeten te ontmoeten, even voor den tyd der te rechtstelli g, wanneer deeze zich, zonder Gevolg, met de Hartenjagt vermaakte, en - hoe gelukkig in deeze omstandigheid! tot aan den hals in eene Moeras gevallen was, uit welke eerhard hem redde. De belooning voor deeze daad was het reeds gemeld Pardon, het welk op den rug van eerhard, met 's Vorsten beevende hand, geschreven was, nadien 'er op dat oogenblik geen tafel werd aangetroffen. Intusschen eindigen de rampen van flemming, met het gegeeven Pardon, niet. - Hy wordt door den Vorst, op aanstooking van deszelfs echtgenoote, en van den verraderlyken inge stroom, uit het land gebannen en zyne goederen verbeurd verklaard. Hartige taal wordt over deeze verbanning gesproken. Een Onderofficier zegt, by deeze gelegenheid: ‘Schriklyk is het, zo als het hier toegaat. Burger en Boerenvrienden worden van hunne Ampten beroofd, en Volks- | |
[pagina 519]
| |
beulen worden van tyd tot tyd meer begunstigd. Braave Inboorlingen jaagt men het land uit, en vreemde bloedzuigers speelen hunne rol in het land.’ - Deeze redenen kunnen flemming echter niet te rug houden, welke eerlang weder gevangen raakt, en, door dezelfde kwaadstookers, nieuwe onheilen lydt: waarvan een dier Lieden het volgend verhaal doet, om flimming's karakter te bezwalken, en dat van zyne Vyanden, zo veel mogelyk, in een gunstig licht te plaatsen. De Vorst, den geheelen zamenhang der zaak willen e weeten, en waarom flemming in de gevangenis gezet is, antwoord E * * - , met alle zyne welspreekenheid, gekruid met menschenhaat: - ‘Die flemming, wanneer ik hem by zynen waaren naam noemen zal, is een van de verkeerde menschenvrienden, verlichters, volksschoolmeesters, die zich ten nadeele van de Vorsten, en ten bederve der Natien, meer dan ooit, beginnen uit te breiden. Na zynen moedwil in * * lang genoeg gepleegd, en eenen oproer verwekt te hebben, die door de waakzaamheid der Regeering nog in de geboorte is gesmoord, is hy aldaar eerst tot het Zwaard veroordeeld, maar vervolgens, door eene byzondere gunst, met zyne famielie het land uitgebannen. Daarop heeft een van uw Hoogheids Dorpredikanten hem opgenoomen. Dewyl het verre van hier en aan de uiterste grens is, heeft men er niet terstond kennis van kunnen hebben, tot het Hof van * * door eene aanschryving verzogt heeft, om zyn verblyf aldaar niet te dulden. Het is wel te begrypen, dat dit Hof niet onverschillig daar by zyn kon, wanneer zulk een landlooper zoo kort aan de grens geduld wierd, alwaar hy geduurig met zyne eens verleidde Medeburgers verkeeren kon. Uw Hoogheid heeft my gelast om u, geduurende uwe onpaslykheid, met geene rechtszaaken lastig te vallen. Men deed derhalven 't geen recht was, en het een Hof van het ander verwachten kan; men zond naamelyk een bevel aan den Predikant, om dien flemmi g van zich te verwyderen. 'Er is zelfs nog een reden waarom hy aldaar niet heeft kunnen blyven; te weeten: hy heeft honderden van Boeren uit zyn Vaderland herwaards gelokt, die hem met geweld, en onder medewerking van een algemeen oproer, weder zouden te rug breugen Daar uit zouden byna bloedige tooneelen tusschen Uw Hoogheids onderdaanen en onze nabuuren ontstaan zyn. Ja zelfs heeft deeze flemming zich verstout, zyne oproerige grondbeginselen ter plaatse van zyn verblyf te prediken, en de geheele gemeente tot oproer aan te zetten. Na dat hier over op nieuw eene aanschryving uit * * inliep, heeft men zich genoodzaakt gevonden om hem en zyne famielie het land uit te bannen. Toen dit alles reeds bezorgd was, kwam 'er nog een derde aanschryving uit * *, waarin gemeld wierd, dat flemming zich zelfs in deeze Residentie ophield, met een dringend verzoek, om denzelven, ingevalle | |
[pagina 520]
| |
hy hier mogt betrapt worden, in bewaaring te neemen. Men heeft hem hier opgezogt, gevonden, en voor eenigen tyd naar K * * gebragt Maar vermits 'er van * * niets meer ingekomen is, heeft men hem, met bevél, om het land nimmer wederöm te betreden, op vryë voeten gesteld, en over de grens gebragt.’ - De Vorst, die de zaak door zekeren Graaf, die in een naby gelegen Priëel alles hoort, geheel anders heeft hooren verhaalen, wordt spoedig uit zyne twyffeling geholpen, wanneer gemelde Graaf, toeschietende, den misleidenden E * *, op eene duchtige wyze logenstraft, en voldoende bewyst: dat flemming, op dat zelfde oogenblik, nog te K * * opgesloten, en doodziek is. Dat hy, onder de voorgaande Regeering, niet alleen het Vorstelyke huis, maar ook het geheele land, wezenlyke diensten gedaan heeft. Maar dat, toen de tegenwoordige Vorst zich aan zyne waereldkundige buiterspoongheden overgaf, en de inhaalige ingenstroom het hoogste gezag voerde, 'er een Kabaal tegen hem gesmeed werdt waarvan hy het slagtoffer wierdt. In 't kort, dat de naam van flemming het geheele land door, met achting en dankbaarheid genoemd wordt. - Deeze bewyzen maaken flemming vry. stellen E * * onder de verplichting, om den deugdzaamen Staatsdienaar te bedienen, zo lang hy ziek is, en d arna in hetzelfde vertrek opgesloren te worden, in het welk hy flemming had laaten plaatsen. Emdigende dit Deel, met de aanmerkelyke woorden van den Vorst; vergezeld wordende van een slag voor het hoofd: ‘Aldus worden de Vosten misleid!’ Veele treffende Tooneelen, veele uitmuntende Zedelessen, die het geloof aan eene Voorzi nigheid, en de onsterflykheid der Ziel - het groote doel van deezen Roman - leeren, versieren denzelven op ve le plaatsen. Intusschen is dit Werk, als Roman beschouwd, in veele opzichten gebrekkig. De gevallen verraaden te veel kunst in hun Zamenweefsel; zy overschryden de Natuur en de Waarlchynlykheid, en zo dra de laatste ontbreekt, vervliegt de deelneeming van den Leezer, die, by het waarschynlyke, tot zyn nut gewerkt zoude hebben. |
|