Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1794
(1794)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijRaadgeving aan de Bevoorrechte Standen in de onderscheiden Staaten van Europa, voordvloeiende uit noodzaakelykheid en eigenaartigheid der Grondbeginselen van het Staats-bestier. Door Joel Barlow. Naar den derden Druk uit het Engelsch vertaald. Te Utrecht by G.T. van Paddenburg en Zoon, 1794. In gr. 8vo. 179 bl.Op de lyst der Werkjes, het thans zweevend groot Geschil betreffende, en waartoe wy telkens in onze Aankondigingen moeten wederkeeren, verdient geenzins de laagste plaats, de opgemelde Raadgeeving aan Bevoorrechte Standen, onlangs te Londen uitgegeeven, onder den Tytel: Avis aux Ordres Privilégiés, &c. De diep en vrymoedig denkende Engelschman barlow betoont zich een warm Voorstander van de Fransche Omwenteling, die hy niet alleen als volklonken beschouwt, maar ook aanmerkt als eene Vernieuwing der Maatschappy, die zich wyder en wyder zal uitstrekken. Het wordt, zyns bedunkens, voor het Menschlyk Geslacht, van veel gewigts, den waaren aart en uitgestrektheid deezer Veranderinge eens bedaardlyk te beschouwen; ten einde te | |
[pagina 498]
| |
ontdekken, welke de voor- of nadeelen zyn, die men daarvan verwagten mag. Hy slaat den aart en de gevolgen van eene dergelyke Omwenteling in het Staatsbestier gade, en het oog op I. Het Leenstelsel. II. De Kerk. III. Het Krygsweezen. IV. De Handhaaving van het Recht. V. De Inkomsten en Uitgaven van den Staat. VI. De Middelen van bestaan. VII. De Letterkunde, Konsten en Weetenschappen. VIII. Het Recht van den Oorlog te verklaaren, of Vrede te maaken. Het Stukje voorhanden loopt tot de Vierde Afdeeling ingeslooten, en laat de Schryver veelal het oog op Engeland vallen, en zyne pen hoogst vry vloeijen over de gezegde Onderwerpen, die ongetwyfeld veele byzonderheden behelzen, welke de voornaamste belangen der Volken van Europa uitmaaken. Harde Waarheden laat hy menigvoud hooren; doch zyn styl is beschaafd, zyn redenkaveling kragtig, schoon soms gedrongen, 't welk, zo wel in 't Oorspronglyke, als nog meer in de Vertaaling, nu en dan duisterheid baart, of althans eene herhaalde leezing vordert. - Niet zelden voert de Schryver veel gewaagde en veruitziende Stellingen aan, die den geest des onderscheids by den Leezer eischen; welke hem, althans dit was ons geval, met behoedzaamheid zal wapenen, om niet alles aan en over te neemen. Nu en dan, om niet verkeerd verstaan of misduid te worden, geeft hy den Leezer een wenk. By den aanvang van het Artykel de Kerk, 't geen wy onlangs ter leezinge aanpreezenGa naar voetnoot(*), maakt hy deeze gepaste Aanmerking: ‘Uit hoofde van die aangenomen denkbeelden, waardoor men de Kerk meestal met den Godsdienst vereenigt, zou ik zeer ligt gevaar loopen, van verkeerd begreepen te worden van zommigen myner Leezeren, ten ware ik hun, by voorraad, meldde, dat ik deeze twee voorwerpen geenzins als saâmverbonden beschouwe; en dat alomme, waar ik in een onbepaalden zin van de Kerk spreeke, ik daar door het Staatsbestier bedoele, het welk zich van den naam van het opperweezen bedient, alleen ten einde dus, door middel van een Godlyk Gezag, te onbepaalder te kunnen | |
[pagina 499]
| |
heerschen; of, met andere woorden, ten einde over het geweeten eene zekere duisternis te verspreiden, en de stervelingen dus te gemaklyker te kunnen onderdrukken. In de Vereenigde Staaten van America bestaat 'er, om naauwkeurig te spreeken, niets hoe genaamd, het geen men de Kerk zou kunnen noemen, en egter is 'er geen Land waar het Volk meer eerbied voor den Godsdienst toont. Men vindt 'er allerleie Godsdienstige Gevoelens, zonder egter van eenige, hoe genaamde, Kettery, in het minst te weeten; men oefent 'er den Godlyken Eerdienst op allerhande wyzen uit, en egter kent men 'er geene scheuringen; zeer dikwyls veranderen sommige lieden aldaar van Geloof en Gezindheid, en egter heeft men 'er geen denkbeeld van Afval; zy hebben Leeraaren en eenen Godsdienst; doen geene Priesters. In het kort, de Godsdienst wordt, daar te lande, als zodanig iets beschouwd, het welk alleen de onderscheiden Persoonen in het byzonder; doch geenzins geheele te saamen vereenigde lichaamen van Menschen in hun geheel betreft.’ Zo zeer zamengeschakeld is de Voordragt des Schryvers, dat wy, zonder veel te lang, voor ons bestek, te worden, geen aanmerklyk gedeelte, 't welk een geheel zou opleveren, kunnen overneemen. Doch kunuen wy niet nalaaten op te merken, hoe zekere plaats een vroegere Jaartekening van dit schryven uitwyst, dan men veelligt zou denken: wy ontmoeten dezelve in het Derde Hoofddeel, over het Krygsweezen (bl. 106.): ‘Dan, alhoewel men den grootsten lot aan de wetgeevende Vergadering van Frankryk verschuldigd zy, uit hoofde van de bezadigde besluiten en mannelyke standvastigheid, welke derzelver verrigtingen in het gemeen kenmerken, moet men egter erkennen, dat sommige van derzelver hervormingen de kenmerken van eene al te vreesagtige hand vertoonen. Een erslyken Koning, met eene verbaazende groote magt voorzien, te behouden; voor een noodloos getal van Priesteren, die alle uit de schatkist des Volks moeten betaald worden, te zorgen, en deeze Priesteren dus alle middelen te verschaffen om de half verstrooide puinhoopen der priesterlyke heerschappy weder op te bouwen, zyn dingen, die men alleen om reden, welke wy bereids hebben aangeweezen, verschoonen kan. Doch de verbaa- | |
[pagina 500]
| |
zende groote krygsmagt, welke men bepaald heeft, en voordaan als een steeds duurende inrigting moet blyven bestaan - deeze schynt my niet alleen onnoodig, en zelfs gevaarlyk voor de vryheid, maar tevens ganschlyk en rechtstreeks strydig met het doelwit, het welk men zich heeft voorgesteld. Het oogmerk was, de veiligheid der grenzen, en het handhaaven van de rust in den boezem van den Staat. Dan juist het tegendeel zal daarvan het gevolg zyn. Niet dat het leger wel ligt tegen het Volk zelf zal gekeerd worden, of den Staat in aanvallende oorlogen konde wikkelen. In tegendeel: men veronderstelle, dat het eenvoudig en getrouwlyk de grenzen verdedige, als ook het volk bescherme, als dan maaken deeze verdediging en bescherming nog juist de onheilen uit, waar over ik my beklaage; zy strekken om het volk te verzwakken, door deszelfs vuur uit te dooven, en hen te leeren, ter erlanging der noodige bescherming, het oog op anderen te vestigen, in stede van op hun eigen onverwinnelyken arm te betrouwen. Een Volk, 't welk zelve zyne wetten maakt, behoort ook in de mogelykheid te zyn van deezen te verdedigen, of het zal weldra den moed tot beiden verliezen. Een genoegzaam bezef van zyn eigene kragten schenkt aan een volk steeds eene wyze maatiging, en het betragten van zyne pligten zet tevens aan deszelfs regten eene zekere waarde by. - Dit is insgelyks het geschiktst middel om de weezenlyke en innerlyke magt van een volk te vergrooten, zelfs verre boven alle begrippen, die wy ons immer van staande Legers kunnen vormen; en, tevens, om het alle gelegenheid als ook alle zugt tot het aanvangen van eenen aanvallenden oorlog te beneemen. De waare verzekering van een steeds duurende rust binnen en buiten zoude, in zodanig een geval, uit deeze waarheid gebooren worden, welke in eene ontegenzeggelyke stelling gewis moest overgaan, te weeten - dat alle aanvallen dus onmogelyk, het verdedigen van zyn eigen grond steeds buiten allen twyfel weezen zou.’ Het is, ten aanziene van alles wat over Frankryk geschreeven wordt, van zeer veel aanbelangs, het Tydperk te weeten, wanneer de Schryver daar over de pen voerde. Dit hadt in eene Voorreden, Berigt of Aantekening, behooren aangeduid te worden. De Vertaaler heeft nu | |
[pagina 501]
| |
en dan eene Aantekening gemaakt; doch deeze zyn kort en niet veel beduidend; misschien deeden de gelegenheden tot dezelve zich te veelvuldig op; dan dit belet eenen Vertaaler niet, om, als hy zich tog Aantekeningen veroorloove, althans geene over te slaan, die licht over zynen Schryver kunnen verspreiden; en zeer komt het hier, gelyk wy zo even hebben aangeduid, te stade, van den Schryftyd niet onkundig te zyn. |
|