Het lot der Menschen na hun dood, of vrye Gedagten over de spoedige herstelling der Menschen ten Eeuwigen leeven; ter Proeve voorgesteld aan myne onderzoek- en waarheid-beminnende Medechristenen. Te Haarlem by A. Loosjes Pz., 1793. In gr. 8vo. 46 bl.
Loflyk is het oogmerk des Opstellers van deeze korte Proeve; het dient om den mensch gerust te stellen omtrent zyn lot naa het sterven, en dat het deel der vroomen, onmiddelyk, immers kort naa hunne intrede in de onbekende Gewesten, eene gelukkige kanswisseling zal ondergaan. In de twee eerste Afdeelingen handelt de Schryver over de Onsterflykheid van 's menschen ziel, en over de Opstanding, of herstelling van den Mensch ten eeuwigen leven. Omtrent de Opstanding schynt hy niet vreemd te zyn van de wysgeerige gissing, volgens welke in den mensch een fyn werktuiglyk en onverganklyk beginzel verborgen is, 't welk, reeds in dit leeven, het bekleedzel, of de zitplaats, der Ziele, en tevens het beginzel is, 't welk, by, of naa, het sterven van het aardsche Lichaam, zich zal ontwikkelen tot een heerlyker en onverderflyk Lichaam, dat tot eene eeuwige duurzaamheid geschikt, en verordend is, om 's menschen Lichaam in den staat der heerlykheid en gelukzaligheid te zyn. Op de Natuur, en vooral op het Ryk der Insekten, beroept hy zich ten dien einde, als welk laatste eenige veranderingen van dien aart oplevert. Ook meent hy eenig steunzel voor deeze gissing te vinden in de bekende vergelyking van paulus. 1 Kor. XV:35-38. De derde Afdeeling bevat eenige bedenkingen, welke den Schryver als aanneemelyk doen voorkomen het gevoelen, volgens 't welk het afleggen van dit aardsche van de herstelling tot het eeuwige leeven spoedig zal gevolgd worden. ‘De opwekking van den Mensch (schryft hy) het andermaal bekleed worden zyner Ziele, met een werktuiglyk, doch nu niet aardsch, maar hemelsch, Lichaam, geschied zekerlyk ter volmaking van 's Menschen toestand. - Niets minder dan dit, kan de Godlyke Wysheid met de herstelling van den Mensch ten