‘Kinderen moeten dankbaar zyn.
De Dankbaarheid is eene schoone deugd, Kinderen kunnen dezelve niet beter leeren, dan wanneer men hen dikwerf doet gevoelen, hoe veele dingen zy nodig hebben, en hoe veel goeds zy elk oogenblik van hunne Ouderen genieten.
Geertruida gedroeg zich altoos zeer ondankbaar jegens haare Ouderen. De Meester kwam eens by haar Moeder klaagen, dat zy, tegen andere Kinderen, gezegd had: “Myne Ouderen moeten my wel alles geeven, dat zyn zy verplicht; daar voor ben ik hun kind.” Zy moest aanstonds uit de warme kamer in een koud vertrek gaan, kreeg weinig te eeten, en, in plaats van naar gewoonte op een bed te slaapen, moest zy nu op een matras gaan leggen; den volgenden dag kreeg zy des morgens geen ontbyt, en des middags werd haar niets anders, dan brood en water, gegeeven. Toen leerde zy zien, hoe veel goeds zy van haare Ouderen genoot, en welk een groot voorrecht zy boven zo veele duizende arme Kinderen had.
Klaartje, in tegendeel, was een zeer dankbaar kind, welke onzen lieven Heer elken morgen dankte, dat Hy haar zulke goede Ouderen had gegeeven, welke van den morgen tot den avond voor haar zorgden, en haar zoo veel goeds bewezen. Zy was hun ook zeer gehoorzaam, om dat zy haare dankbaarheid nog door niets anders kon bewyzen. Uit eigene beweeging deed zy hun allerhande kleine diensten, en verrichte alles, wat zy maar eenigzins doen kon.’
Uit dit staaltje kan de Leezer zien, dat dit Boekje niet alleen Lessen bevat voor de Kinderen; maar dat ook, daarin, den Ouderen, van ter zyden, zonder dat het zelfs van de Kinderen gemerkt word, word aangeweezen, hoe zy hunne Kinderen behandelen moeten. Zulks het veelen deezer even nuttig zyn zal dit te leezen, als hunnen Kinderen zelf.