Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1794
(1794)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
Byvoegsels en Aanmerkingen voor het Zesde Deel der Vaderlandsche Historie van Jan Wagenaar. Door Mr. H. van Wyn, Mr. N.C. Lambrechtsen, Mr. Ant. Martini, E.M. Engelberts, en anderen. Te Amsterdam by J. Allart, 1792. In gr. 8vo. 121 bl., behalven eene Bylaage. - Zevende Deel, 139 bl.
| |
[pagina 83]
| |
wantrouwen aan wederzyde, in zo veel verschil van begrippen.... de Gendsche Bevrediging geen duurzaamen stand konde houden; dat Gelderland, Holland, Zeeland, Vriesland, Utrecht, en de aangelegene Gewesten, de eerste uitbersting van 't... Spaansch onweder te dugten hadden, en hier tegen geen ander... middel overig bleef, dan zig, by tyds, te vereenigen tot onderlinge hulp. De gedagten, dan, van den Prinse, die ook, tot behoud van eigen persoon en gezag, hier by het hoogste belang hadt, moesten zig, reeds spoedig, vestigen op dit doel. Waar omtrend.... door de geloofwaardigste Schryveren en onwraakbaarste Stukken, vermeld wordt, dat zyne Doorlugtigheid, nevens de Staaten van Holland en Zeeland, niet alleen reeds in 't begin des Jaars 1577, werkzaam was, en dat, op den 16den van Louwmaand deszelven Jaars,... op de Kwartiersvergadering van Gelderland, de onderlinge verstandhouding met de nabuurige Gewesten, en 't geeven van wederzydsche hulp, reeds was voorgeslagen; maar dat zelfs, reeds in Wintermaand des Jaars 1576, eenige Afgezondenen van Gelderland, Holland, Friesland, Overyssel en Groningen.. over een nader Verbond gehandeld hadden; waartoe men, te Bommel, was byeen gekomen, onder voorzitting van floris van pallant, Graave van Kuilenburg.... die, een boezemvriend van den Prinse zynde... thans zyner Doorlugtigheid van zeer veel nut zyn konde, en ook was. 't Kan zyn, dat oranje, in 't begin, zynen naam, in deeze handelingen, spaarzaamer liet gebruiken, maar hy kwam, somtyds, meerder uit, byzonder toen hy, in 't laatst van Hooimaand des Jaars 1577, na Don jan de Stad Namen hadt ingenomen, Jr. willem van zuylen van nirvelt, en Mr. leonard casembroot, naar de Staaten van Gelderland... afzondt, en hun.... deedt voorslaan, om, zo de oorlog uitbrak, zig, nevens Utrecht, Overyssel en Vriesland, by hem, Holland en Zeeland te voegen; welke twee laatste Gewesten hy, teffens, liet boodschappen, te vrede te zullen wezen, met haerluyder in eenicheyt te treden, onder al sulke redelyke conditien, als, over wedersyden, souden ge-accordiert worden.’ In Gelderland was men hieromtrent verdeeld, en gaf een uitstellend antwoord. ‘Men oordeelde dan noodig (bl. 71) naar eenen | |
[pagina 84]
| |
Stadhouder uit te zien, die de zaaken, met nadruk, konde voortzetten.’ Doch omtrent de keuze was men zeer oneenig. Eindelyk ‘namen de zaaken, en 't bestuur zyner Doorlugtigheid, zodanig een leiding, dat deszelfs Broeder, jan, Graaf van nassau, tot dit gewigtig Ambt bestemd wierdt, hetzelve aannam, en den 22sten van Bloeimaand des Jaars 1578 wierdt aangesteld..... Onder Graaf jan, (bl. 72) wiens... Ambtsbediening hem nu meer betrekking en invloed op de Staatsleden, ook der nabuurige Gewesten van zyn Stadhouderschap, geeven moest, namen de zaaken, wel ras, eenen meêr ernstigen keer. De aanstaande Bondgenooten wierden, niet slegts in Slagtmaand, (als by onzen wagenaar,) maar reeds tegen den 15den van Zomermaand, te Arnhem beschreven. Hier sprak men.. over, of bragt.. in Geschrifte, een Ontwerp van nader vereeniging, tusschen Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht en Overyssel.... De Leden namen, denklyk, aan, hier over met hunne Meesters te spreeken, en keerden t'huiswaarts; doch 'er liep een vierdedeel jaars, eer men weder by den anderen kwamGa naar voetnoot(*); | |
[pagina 85]
| |
in welken tusschentyd, egter, Graas jan (op wiens naam nu dat geen verrigt wierdt, 't geen de Prins, hoe zeer met hem te zamen werkende, als algemeen Stadhouder der Nederlanderen, niet zo opentlyk konde verrigten) geen moeite spaarde, om de Leden tot spoed te vermaanen, en de gevoelens tot één te brengen.’ Na hierop eenige byzonderheden, raakende het tekenen der Unie, en den tyd, waarop dezelve door de onderscheiden Gewesten en derzelver Leden werd aangenomen, verhaald te hebben, vervolgt de Schryver, op bladz. 83, aldus: ‘Wat, eindelyk, den Prinse van oranje betreffe, onze Schryver heeft reeds de voornaamste redenen opgegeevenGa naar voetnoot(*), waarom zyne Doorlugtigheid een pooz draalde, eer hy de Unie aannam. In de daad, schoon men, te Utrecht, spoediger, dan 't eerste voorneemen was, geslooten hadt, 't is egter niet te denken, dat zulks, zonder 's Prinsen kennis en onderhandsche toestemming, zal volbragt zyn. Hy zal, zo zeer als iemand, gevoeld hebben, dat Gelderland, alleenlyk door dien stap, uit een, toen oogschynlyk, gevaarGa naar voetnoot(†), kon gered, worden, en, gelyk Dordrecht, ten opzigte van zeker punt der Unie, den 24 van Sprokkelmaand, des Jaars 1579, op 't believen zyner Doorlugtigheid, toestemde, verklaarden, vier dagen daar na, de Staaten van Holland mede, dat sy deselve Unie, op 't believen van syn Exe., hebben geadvoyeert. De Prins dan, schoon alles, door Graave jan, hebbende doen bestuuren, hadt, voor zigzelven, de nadere Unie, ook na zy geteekend was, begunstigd; dit was, byzonder in zyne Stadhouderschappen, bekend, maar, zekerlyk, een daad van minder gewigt, dan, voor heel de waereld, aan te neemen, deeze Verbintenis van slegts eenige Gewesten, daar hy, onder matthias, en wegens de algemeene Staaten, Stadhouder was van allen. In die laatste hoedanigheid, in welke, alleenlyk, men hem, alhier, moet beschou- | |
[pagina 86]
| |
wen, en hy ook zigzelven beschouwde, kost hy niet roerloos gedoogen, dat, by voorbeeld, de Roomsche Godsdienst, met geen gunstiger oog was aangezien, nog 't gezag van matthias, als Hoofd van 't Bondgenootschap, erkend, en dit zettede hem (die, voor zigzelven, meêr dan sommige Staatsleden, voor Verdraagzaamheid in de Leer, en voor een Hoofd in de Regeering, was) gereedlyk, aan, om, door den Aartshertoge, eene algemeene Sraatsvergadering, te doen beschryven, tegen den 28 van Lentemaand, des Jaars 1579; werwaarts zyne Doorlugtigheid de Staaten van Holland ... ernstiglyk verzogt en vermaande, hunne Afgevaardigden te zenden, alwaar, sedert, over vrede, oorlog, 't opbrengen van penningen ... den Godsdienst, en 't gezag van een Opperhoofd, geraadpleegd wierdt, by een nader Ontwerp voor eene nieuwe, en, zo het heette, vastere, Unie, over alle de Nederlanden, 't geen den Leden, op den 22 van Grasmaand daar aan, wierd overgegeevenGa naar voetnoot(*). Dan, de Afgevaardigden der Utrechtsche Bondgenooten .... namen klein behaagen in dit Ontwerp, vertoonende, onder anderen, hoe, nopens den Godsdienst, by 't gedrag [verdrag zal dit, misschien, moeten zyn] van Utrecht genoegzaam voorzien ware, door 't afschaffen van allen gewetensdwang, en hoe gevaarlyk het zyn zoude, daar de Walsche Gewesten geenen, dan den Roomschen, zouden voorstaan, dit stuk, in 's Lands verwarden staat, aan nieuwe geschillen te onderwerpen. Ook dagten zy, dat 't gezag van matthias, en van de byzondere Landvoogden, te hoog, by 't Ontwerp, getrokken was, en, hierdoor, ten eenigen tyde, den weg tot voorige, of strengere, slaverny, stondt gebaand te worden ....; betuigende zy, egter, dat men zyne Hoogheid niet uit de nadere Unie gelaaten hadt om hem te versmaaden, mer vuyt zaecke, dat die van Hollant ende Zeelant hem noch nyet geaccepteert en hadden; enz. | |
[pagina 87]
| |
Oranje (bl. 86) ... spaarde ... geene moeite om het Utrechtsch Bondgenootschap .... uit te breiden ook over de Brabandsche en andere Nederlandsche Gewesten, en 'er dus eene, zo veel mooglyk, algemeene Unie van te maaken. Van hier, onder anderen, dat hy zig niet eerder, bepaaldlyk, voor de Utrechtsche verklaarde, ja zelfs den Graave van rennenberg, die de toestemming van den Aartshertoge, en zyner Doorlugtigheid, om in de laatstgemelde Unie te treeden, gevraagd hadt, een geruimen tyd, naar antwoord liet wagten. In die omstandigheid, en in 't vooruitzigt van 't gevaar, 't geen, door 's Prinsen langer draalen, den Utrechtschen Bondgenooten boven 't hoosd hing, meenden deezen de zaak ernstiger te moeten aanvatten.’ Zyschreeven dan eenen dringenden Brief, van welken de inhoud hier wordt opgegeven, en waarvan het slot was, dat zy (bl. 87) ‘zyne Doorlugtigheid baden den Graave van rennenberg de verzogte toestemming .. te doen geworden, en ze [de Unie] ook, in eigen persoon, te avoueeren, ende dat, (zeiden zy,) soe verre des eenichsints mogelyk es, sonder eenich langer vertrek, alsoe dat die voorsz. Grave van ruanenberch van tselve op den IIIIe van de toecomende maendt van Mey, als den Lantdach tot Deventer geholden sal worden, veraduerteert mach wesen, ten eynde dat syn Gen. die saecke van de voorsz. Unie opentlyck ende te vrymoediger mach vorderenGa naar voetnoot(*). | |
[pagina 88]
| |
Zulk een nadruklyk schryven trof den Prins; hy merkte, ligtlyk, dat men zyn doen .... begon te mistrouwen, en, vooruitziende dat de Antwerpsche onderhandeling .... zou moeten vallen, en, met haar, alle denkbeelden eener algemeene Unie, gevoelde hy straks. dat, door langer uitstel zyner toetreeding tot de Utrechtsche, ook deeze, en dus 't geheel behoud, zo van 't Land als van hem zelve, aan eenen zwakken draad stondt te hangen, dien de eerste slag van Parma's zwaard doorkerven zoude. Hy besloot dan ... opentlyk uit te komen, en deedt dit, te Antwerpen, op den 3 Mei, des Jaars 1579, by eene, eigenhandig geteekende, en, met zyn opgedrukt zegel, bevestigde, Acte, met zo veel omzigtigheid, egter, gesteld, dat zy, mynes inziens, genoegzaam aantoont de moeilyke gestalte, in welke hy zig, als algemeen en byzonder Stadhouder, bevondt, en hoe zeer hy vermyden wilde één der partyen te beleedigen. Immers, schoon hy, aan de eene zyde ..., de Utrechtsche Unie verklaarde aan te neemen en goed te keuren, was hy, aan den anderen kant, verre van het oogmerk tot eene algemeene te mispryzen, plotzeling de handelingen te Antwerpen af te snyden, of den schyn te geeven van iets, tegen den zin van den Aartshertoge, te willen onderneemen, waarom hy zeide, de Utrechtsche niet omhelsd te hebben, dan nadat de Aartshertog, en een groot deel der Provintien van herwaarts over, (de Prins schreef uit Antwerpen ...) het aanneemen van eene alsodanighe UnieGa naar voetnoot(*) hadden goedgekeurd,’ enz. | |
[pagina 89]
| |
Nog verscheidene aanmerkenswaardige byzonderheden, raakende het overgaan van 's Hertogenbosch tot des Konings zyde, het opdraagen der Graaslykneid van Holland aan willem den I, des Prinsen ongelukkigen dood, en andere, zouden wy kunnen aanhaalen. Maar wy moeten eindigen, na alleenlyk nog gezegd te hebben, dat, onder de Bvlaagen, geplaatst is eene uitvoerige en leezenswaardige Resolutie der Staaten van Utrecht, by welke zy den Koning van Spanje vervallen verklaaren van de Heerschappy over hun Gewest; en dat het Zevende Stukje versierd is met net Afoeeldsel van johan strick, den jongen, eerst aangestelden Secretaris der Staaten van Utrecht. |
|