Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1791
(1791)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijProeve over de vleiery, ten dienste der jufferschap; en het ongelukkig lot van de daar door bedorvene Fatima.(Uit het Engelsch.) - Miseri quibus
Intentata nites.
horatius.
'Er zyn twee soorten van Lof, tusschen welken het, voor ons Geluk, van de hoogste aangelegenheid is, dat wy een behoorlyk onderscheid maaken, maar welke de grootsheid, en mangel aan genoegzaame Wereldkennis, ons maar al te dikwyls doen onder elkander verwarren, en de een voor de ander neemen. - De gedrongene of overgedreevene, ontstaande zomtyds uit eene begeerte om onzen eigen Trots te streelen, door het zeggen van fraaije dingen - zonder onderscheid tot wien, of waar over; maar algemeener, uit een wensch, om, door beweegredenen van eigenbelang gedreeven, de Eigenliefde te bedriegen der zodanigen, tot welke wy ons vervoegen, en de opregte, of ongedwongene, voortvloeiende uit de zuivere bron van niets ergs bedoelende eenvoudigheid, en afgeperst door een edel gevoel van verdienste, of eene vriendlyke verknogtheid aan het begunstigd voorwerp, welke dezelve tragt te onderscheiden. In de eerste soort van Lof gaan de woorden altoos de gedagten te boven; in de laatste overtreffen de gedagten de woorden; of liever de gevoelens klimmen boven woorden en bevatting. In de eene zwellen de uitdrukkingen met alle woordenpraal, en laaten de meening (die meest weinig beduidend is,) op een verren afstand beneden; in de andere klimt het | |
[pagina 626]
| |
gevoel met een ongewillige drift, en is door geene welspreekenheid te agterhaalen. Het is misschien eene ongevoeligheid voor dit soort van onderscheiding in stukken van Letterkunde, 't welk een beuzelagtig slag van lieden de gedwongene opstellen van onze Della CruscasGa naar voetnoot(*), zo uitmuntend schoon doet vinden; en de schoolvossige oordeelkundige voortbrengzels, van eenen geheel anderen stempel, met strengheid doet behandelen: de ligte vernuften van de eerste klasse worden gereedlyk opgeblaazen, door den dwarrelwind van woordenrykheid; en het koel oordeel van de tweede wordt, door den zwaaren last van onbekookte geleerdheid, verhinderd om vlugt te neemen met den geest van edelaartiger opstellen. Zo dat de Vitter, en de Oordeelkundige, in dit geval, menigwerf, gelyk staan, beiden lettende op woorden; terwyl de Man van zuiveren smaak het op 't Gevoel laat aankomen. Maar, om weder ter zaak te keeren, het bedrog, of de Lofspraak van het Hoofd, geene oorspronglyke warmte bezittende, zullen de woorden met gedrongene poogingen voortgezet worden, om een kunstigen gloed te verkrygen. Doch de opregte Losspraak spruit warm uit den oorsprong voort, behoeft geen gedwongen aandrang, en bereikt het beoogde doel. Deeze heest veel of alles aan de vinding te danken, en gaat van de lippen tot de ooren - geene komt onmiddelyk uit het hart voort, en vervoegt zich, zonder eenig verder behulpzel te behoeven, indien geen tusschen beiden komende vooroordeelen zulks beletten, rechtstreeks tot de aandoeningen. Dan, dewyl het gros des Menschdoms meer oor dan ziel heeft, is het geenzins te verwonderen, dat het veel gemaklyker valle, 't zelve af te trekken door deeze klanken, welke het Hoofd gebruikt, dan te binden door zich tot de aandoenlykheid te vervoegen. Het smert my, dat deeze Aanmerkingen immer toepasselyk zouden weezen op de schoone Sexe, wier eisch, op meerderheid in 't stuk van tedere aandoenlykheid, zo rechtmaatig erkend wordt. Nogthans gaat het vast, dat de tegenwoordige wyze van Opvoeding, en de heerschende mode der hedendaagsche Galanterie, in zo verre deeze beminneuswaardige gesteltenisse verheerd hebben, dat de aandoeningen der schoonen, in een byzonder geval, maar al te dikwyls de speelbal worden van haare hebbelyk gewordene Trotsheid. In haare kindschheid misleid door de Vleiery van Ouderlyken Hoogmoed, duizelig gemaakt door eene ontydige inagtneeming van Kleeding en Optooi, en (nu eens door gewoonte, dan we- | |
[pagina 627]
| |
der door gemaaktheid) vreemdelingen geworden ten opzigte van de stem der waarheid, zo van onze Sexe als van haare eigene, schynen zy, door eene wreede noodzaaklykheid, onderhevig aan eene bedriegery, van welke al te veelen, van die haare Beschermers moesten weezen, zich bedienen om een onedelmoedig voordeel te trekken. - 't Is aan deeze omstandigheid, dat wy voornaamlyk moeten toeschryven den voorspoedigen uitslag, met welke eene jeugdige schoonheid zo menigmaal aangezogt wordt door Heeren van rype of reeds tot verval neigende Jaaren; die, lang gewoon het pad der Galanterie te betreeden, weeten hoe zy zich behendig te vervoegen hebben by haare vooröordeelen, en hoe met een schoon voorkomen eene drift te vergulden, welke zy geleerd hebben te veinzen. Fatima, het éénig kind van haare op haar zeer gestelde Ouderen, hadt eene gedaante, die, van de vroegste kindsheid af, eene aantrekkelyke schoonheid beloofde, en, in den loop van zestien lachende Jaaren, onder de naauwlettende zorge van die haar omringden, opgegroeid was tot de hoogste maate van beminnelykheid. Haare fraaije blaauwe oogen waren reeds welspreekend geworden in de taal van het hart, en haare zagte kleur was geverfd met den zedigen blos van aankomende drist, die het hart des aanschouwers tot Liefde prikkelt. Fatima was niet onbewust van haare bekoorlykheden: naardemaal de voornaamste zorg haarer Ouderen zich altoos bepaald hadt tot haar Persoone, en haare geheele Opvoeding strekte om haar zodanige begaafdheden te doen verkrygen, als konden strekken om de natuurlyke bevalligheden op te luisteren, hadt zy, in 't einde, geleerd de volle waarde te stellen op die persoonlyke Voordeelen, met welke de Natuur haar zo milddaadig hadt beschonken; omtrent de verwaarloosde schoonheden haarer Ziele, was zy indedaad (zo wel als haare Ouders,) geheel onbedagtzaam, en, eenigermaate, onbewust. Zodanig was de Heldin myner Geschiedenisse, als zy aan haar Theetafel, (reeds de geliefde verzamelplaats van Medevryers geworden,) voor de eerste keer den jongen aimwell zag. Deeze waardige Jongeling hadt eenige trekken in zyn Character, die, in de tegenwoordige Eeuwe, niet konden missen als buitenspoorig aangezien te worden. Hy bezat het kieschste Gevoel, zonder zich daarop te verheffen, en eene verknogtheid aan opregtheid, welke geene ingevoerde vormen van beschaafdheid, of beweegredenen van belang, hem immer konden doen schenden. Hy was een galant Heer, zonder een Lichtmis te weezen: en, schoon een Liefhebber van Weetenschap en Geleerdheid, hadt hy nimmer gedoogd, dat drogredenkunst, of valsche hoogmoed, hem van zyn Godsdienst beroofde. Maar, 't geen het meest tot onze zaak in deezen doet, is de zonderlinge wyze, waarop hy zyne sterke genegenheid voor de Sexe betoonde. Want daar hy | |
[pagina 628]
| |
tot een grondregel hadt aangenomen, nooit de genegenheid zyner Vrienden te behouden door af te laaten om dezelve te verdienen, paste hy deeze beginzels toe op zyne verkeering met de Sexe, en versmaadde te vleien wat hy niet kon goedkeuren, of eene aanmerking agter te houden, welke hy oordeelde, dat tot bevordering van haar weezenlyk Geluk zou kunnen strekken. Men kan zich niet wel belooven, dat een Heer van zulk een Character, op eene uitsteekend genoeglyke wyze, door de schoone fatima ontvangen wierd. Maar de bevalligheden van haar Persoone maakten een diepen indruk op zyn hart, en als zyn diep doordringend oog de verwaarloosde schoonheden haarer Ziele ontdekte, streelde hy zich met de hoope, dat een tederhartig en getrouw Vermaaner genoegzaamen indruk zou hebben om de Vooroordeelen der Opvoeding te verdryven, en de aangeboore Deugden van haar Character te voorschyn te roepen. Eenigen tyd was hy niet zonder uitzigt van te zullen slaagen: want behalven dat hy een Heer van Middelen was, bezat hy alles wat zyn Persoon kon aanpryzen; en dewyl 'er zich veel in zyne Zielsvoogdesse opdeedt, 't geen Braafheid moest goedkeuren, paarde hy zyne zagte berispingen van kleine zwakheden met het verheffen van grooter verdiensten, welke zy tot dus lange onbewust bezeten hadt. Dan de Lof werd aangenomen, en de Berisping verwaarloosd, en zo ras aimwell zich vertoonde in het erkend Character van een Minnaar, kon zy na geene Berisping met eenig geduld luisteren. De ontdekking van aimwell's gevoelens was de eenige oorzaak niet van de verandering in fatima's gedrag. Gnatho, een afgerigt Heer in de kunst der Galanterie, was haar bekend geworden, en gewende haar oor aan eene meer behaaglyke wyze van vryen. Gnatho bezat weinig voordeelen van Persoonsbevalligheid of Zielsbekwaamheden, was over den middaglyn des leevens, en hadt, door de ongeregeldheid van zyn gedrag, in het naajaagen van vermaak, zyne Middelen uitgeput, en zyne Gesteltenis verzwakt. Doch alle deeze gebreken werden meer dan opgewoogen door zyne volkomene kennisse van het Vrouwlyk hart, en het bezit van alle die oppervlakkige begaafdheden, die men met den naam van Wereldkennis vereert. Aimwell, die met zyne beginzelen bedroogen uitkwam, hadt altoos begreepen, dat zyne Liefdedrift voor fatima geheel voorwaardelyk was, en dat hy zyn hart van haar zou kunnen aftrekken, op het oogenblik wanneer hy wanhoopte haar Character te vormen, zo dat zyn oordeel het kon goedkeuren. - Maar hy ontdekte niet, dat hy een Mededinger hadt in haare genegenheden, of zyne fyn uitgeplooze Theorie bezweek voor de kragt der Natuure, en hy gevoelde al het geweld van eene onwederstaanbaare Liefdedrift. In spyt van zyn edelaartigen hoog- | |
[pagina 629]
| |
moed, vernederde hy zich, om met zyn Mededinger op gelyken voet te komen, en dewyl de Minnaar en de Vermaaner met geen voordeel konden vereenigd blyven, stemde hy, schoon niet zonder wederzin, en zugtende toe, om aan de vuurige aandoeningen des Minnaars de edelmoedige gevoelens van een Raadgeever op te offeren. Veelligt zou men verwagten, dat de overwinning zich nu aan zyne zyde zou verklaaren. Jeugd, vernuft, manlyke schoonheid, persoonlyke bevalligheden, gepaard met ruime Middelen, stonden tegen over iemand, die, in 't asneemen zyner jaaren, bykans alle deeze aanpryzingen dersde. Maar gnatho's gebreken werden ruim en ryklyk geboet; doorleerd in de school der minnestreeken, wist hy hoe het onbewaakte hart op de zwakste plaats te naderen. Hy betuigde zyne volle overgegeevenheid aan de bekoorlykheden zyner Zieisvoogdesse, met zulke uitgezogte woorden en keur van taal, als haare verbeelding geheel innam, het oor en teffens haaren trots streelde. Hy wist die snaaren van Lostuiting, welke de zedige Lofspraak van den jongen aimwell maar even getokkeld hadt, zo te toeren, dat ze een allerverrukkendst geluid gaven; hy haalde die Zielsbekwaamheden, welke de eerlyke eenvoudigheid zyns Medevryers slegts aangemerkt hadt, als eerst uitspruitende, en ter verdere aankweeking aangepreezen, op, als reeds ten vollen ryp. In 't kort, gnatho deedt zyne beloften van Liefde en eeuwige Aanbidding, in zodanige bewoordingen van verrukte geestdrift, als hy begreep dat Vrouwlyke trotsheid verwagtte, schoon hy nimmer bedugt was om zyne Gevoelens te raadpleegen, en hoe veel zyne betuigingen verdienden; terwyl aimwell, die, met de daad meer gevoelde, dan de kragt van spreekwyzen kon uitdrukken, stamelde, wanneer hy poogde zyne Drift met woorden te uiten, en alleen de opregtheid zyner verkleefdheid aan het geliefde Voorwerp, door afgebrooke beloften en zugten, kon te verstaan geeven. De voorkeus, welke fatima toekende aan den listigen Knaap, was welhaast ten vollen zigtbaar; en de edelmoedige Minnaar, daar hy ongelukkig slaagde, wilde geen getuigen weezen van de zegepraal zyns Mededingers. Hy vertrok daarom uit zyn Vaderland, om, in de verstrooijng van het Krygsleeven, (ter plaatze waar de Menschlyke Natuur streedt om het herkrygen van haare wettige Regten,) eene hooplooze Liefdedrift, welke hy dagt nooit te zullen kunnen te onderbrengen, te verdooven. Gnatho, dus meester gelaaten in het strydperk der Liefde, liet geen tyd verlooren gaan, om het loon zyner overwinninge te verwerven: en dewyl het, de zaaken beschouwd zynde, gelyk ze geschaapen stonden, zeer twyselagtig was, of het hem zou gelukken de toestemming der Ouderen te verwerven, vondt hy | |
[pagina 630]
| |
het niet moeilyk fatima over te haalen, om haare toestemming te geeven tot het wegloopen uit het Ouderlyk huis. De gelukkige morgen was bepaald, op welken, vóór dat de Zon de daken der huizen in Berkeley's-square bescheen, fatima de dwinglandy haarer Ouderen zou ontvlieden, in de verlangende armen van den verrukten Minnaar, die dus lang niets meer gedaan hadt dan liefdeverklaaringen, zonder rechtstreekschen aanzoek uit te boezemen. Ja het uur was bestemd, het kwam, en vondt de verwagtende jonge Juffrouw reeds gekleed tot den afgesprooken tocht; vol verlangen reikhalzende na het beraamde teken, en zich, op elk geritzel van den wind, verbeeldende het rydtuig te hooren. - Maar zy luisterde te vergeefsch. - Geen geraas van de wielen des rydtuigs, geen teken! - Alle oogenblikken keek zy op haar Horlogie, en zag den wyzer over het bestemde uur gaan. Zy twyfelde of dit haar niet bedroog: zy gluurde uit het venster, en niets, 't welk na gnatho geleek, naderde; zy raadpleegde haar Uurwerk andermaal; vergeleek het met den aanbreekenden morgen, en zag weder ten venster uit; in eene gansch moeilyk vallende verwarring van gedagten, poogde zy haare hoop leevendig te houden, tot dat de volle dageraad haar aanmaande te bedde te gaan, met angstvallige gedagten over de wreede te leurstelling. Met één woord, gnatho hadt den avond te vooren een jonge Juffrouw van veel meer middelen (by welke hy den Minnaar ten zelfden tyde gespeeld, en die, meer Coquettery bezittende, hem langer in twyfel gehouden hadt) bewogen, om met hem na Gretna Green te gaan, en de Postchais, reeds gehuurd om fatima weg te voeren, diende hem op de voordeeliger, en daarom meest verkiesbaare, heentocht met de losse flirfilla. Fatima, dit verneemende, was geheel raadloos; het herdenken aan den jongen aimwell, wiens opregtheid en deugden zy versmaad hadt, vermeerderde haare ongelegenheid op het maaken der vergelyking, het leedt lang, eer haar geest eenige maate van bedaardheid bekwam; doch de bedaarde helderheid der Ziele keerde nooit weder. Beschaamd over haare eigene dwaasheid en afkeerig van de Wereld, is zy in een andere Landstreek gaan woonen, om, in eenzaamheid, haar Menschenhaat te koesteren, en de verraadlykheid te vervloeken van eene Sexe, by welke zy Deugd, Opregtheid en de belangloosste Liefde zou hebben aangetroffen, hadt ydele trots haar oordeel niet verblind, en aangezet om het voorgesteld geluk van de hand te wyzen. Jeugdige Schoonheden! luistert na de stem eens Raadgeevers en Vriends, die voor eene al te zuiver eene Liefdedrift gevoelt, om niet bezorgd te weezen voor het welzyn van alle. - Luistert Schoonen! na een vriendlyke Les: Offert aan geen | |
[pagina 631]
| |
nietsbeduidenden Hoogmoed het Geluk uws Leevens op; hoort niet na de overgedreevene taal der Aanbidderen. Zuivere Genegenheid is zedig, en even als Waarheid eenvoudig, en uit zich zelve te beminnelyk, in 't oog der onbedorvene Natuure, om de bedriegeryen der kunst te behoeven. - Vliedt, overzulks, de zodanigen, die u eerbieden als Godinnen en Engelinnen: want wy gelooven niet dat gy godinnen of Engelinnen zyt, en wenschen zulks in geenen deele. - 't Is niet het schitterend Vernuft, altoos overboodig in uwen lof; 't is niet de streelende tong, vaardig om u de aanbiddendste betuigingen te doen; maar de afgeperste zugt, de ontglippende traan, die de kunstloosheid van het opregte Hart aanduidt. Maar vrugtloos klinkt de waarschuwende stem des vriendlyken Raadgeevers, indien Ouderlyke zwakheid der Trotsheid bot viert, door het kinderlyk Hart te bederven, met den vroeg gegeeven lof van verwelkende bekoorlykheden; en de zaaden van verderf te koesteren, door alle aandagt te vestigen op den tooi uwer Persoonen: want dan zal het beminnelykst en best geleibaarst gedeelte der Schepping, onvermydelyk, 't slachtoffer worden van Vleiery in haare Jeugd, en die jaaren, welke anderzins bekroond zouden worden met Huislyk Geluk, doorbrengen in geen hulp toebrengende traanen, en niets baatend berouw. |
|