| |
Beschryving van de stad Larnic, op het eiland Cyprus; alsmede van de gewoonten en zeden der inwoonderen.
(Overgenomen uit de Travels through Cyprus, Syria, and Palestina, by the Abbe mariti.)
De meeste Reizigers hebben Larnic beschreeven enkel als een fraaije en niet onaangelegene Plaats; maar, indien wy in aanmerking neemen, dat dezelve de Voorraadschuur des Koophandels is van het Eiland Cyprus en de tweede plaats bekleedt in het Koningryk, schoon afhangelyk van den Bevelhebber van Nicosia, zal men my genoegzaam geregtigd rekenen als ik Larnic een Stad noem. Daarenboven is het de Zetel van een Griekschen Bischop, en de plaats, waar de Europische Consuls hun verblyf houden.
Wat hier van zyn moge, Larnic is de aangenaamste plaats des geheelen Eilands; want ik ken niets belangryker dan eene Koopstad. Ik gevoel een heimlyk genoegen, wanneer ik eene groote zamenvloeijing zie van Inwoonderen en Vreemdelingen te gader arbeidende tot geluk des Menschdoms, en van eene Stad, eene Voorraadschuur voor de geheele Wereld maakende. In myne oogen is de Beurs eene talryke Vergadering, waarop alle de Volken hunne
| |
| |
Vertegenwoordigers hebben. Factors in de handeldryvende Wereld zyn even dezelfde als Ambassadeurs in de Staatkundige; zy doen Onderhandelingen; tekenen Verdragen; en onderhouden eene nutte briefwisselende Gemeenschap tusschen de vermoogende Maatschappyen van Menschen, door Zeeën van elkander gescheiden, en leevende aan de beide uitersten des Aardbodems. Dikwyls zag ik, met een verrukkend genoegen, een Inwoonder van Japan, handelende over zyn belang met een Burger van Londen; of een Onderdaan van den Grooten-Mogol een Koopverdrag sluiten met een Rus. Ik bevond my gaarne onder deeze talryke Handeldryvers, onderscheiden in kleeding, in zeden, en in taal; allen, langs verschillende wegen, een en hetzelfde einde beöogende. Hier zag ik een hoop Armeniers, daar een hoop Jooden, en verder een groep Hollanders. Ik werd agter een volgende een Deen, een Zweed, een Franschman, of liever, ik was een Wereldburger.
De Stad Larnic, omtrent een halve myl van Salines gelegen, ligt ten Noorden van het oude Citium, en beslaat zelfs een gedeelte van den grond waar die Stad voortyds lag. De oorsprong van Larnic weet men met geene zekerheid. Nogthans ben ik van gevoelen, dat dezelve mag toegeschreeven worden aan de nabyheid van de Zee, en de bouwstoffen gevonden in de ruïnen van Citium.
Toen dit Eiland door de Turken werd ingenomen, was Larnic reeds eene Plaats van aangelegenheid; des worden wy verzekerd door lusignan, die 'er het volgende berigt van geeft: ‘Op den afstand van eene halve myl van de Zee, is een groot handeldryvend Dorp of liever Stad. Dezelve wordt geregeerd door een Venetiaanschen Edelman, die alle twee jaaren verandert; doch de Republiek heeft beslooten dezelve vry te maaken, en 'er een treffender voorkomen aan te geeven.’ Deeze Schryver vermeldt den naam niet; en, indedaad, dezelve heeft geen bepaalden naam, en ieder Reiziger geeft 'er een aan, die, voor 't overige, alleen in den uitgang verschilt.
De Stad vormt een halven cirkel, welks einden na 't Zuiden loopen, en is bykans een myl in den omtrek. Alle de Gebouwen zyn in den hedendaagschen smaak, en men vindt 'er geen overblvfzel van hooge Oudheid. De Mosque was voorheen een Latynsche Kerk. Dezelve is een naauw gebouw, in den Gothischen bouwtrant; de voorgevel bestaat uit zes marmeren kolommen, vier pilaaren onderschraagen het dak, en verdeelen het in drie deelen; doch dezelve le- | |
| |
vert niets merkwaardigs op. De Minaret heeft men opgerigt op de overblyfzels van den Tooren; en 't is van die soort van Toorens, van welke men het Volk tot het Gebed roept. Aan de zyde van de Kerk is een Tuin, die tot eene Begraafplaats strekt voor de aanzienlyke Turken, die in de Stad sterven.
Elke Mosque heeft een Iman of Priester, die derwaards moet gaan op de bepaalde Bede-uuren. De Imans hebben last om den Koran te leezen, en het Volk te onderwyzen. Indien wy ons een denkbeeld van hunne Leerredenen vormden naar de onze afgemeeten, wy zouden een verkeerd denkbeeld daarvan opmaaken. De Musulmansche Welfpreekenheid laat het ophaalen van gemeene plaatzen niet toe. Min uitweidende, min met cieraad van welzeggen, opgeschikt dan de Europische welspreekenheid, is 'er elk vreemd denkbeeld, en zelfs elke nutlooze uitdrukking, van uitgeslooten. Een Turksche Leerreden bestaat uit eene aaneenschakeling van grondregelen en spreuken. De Iman neemt het nooit ter hand Leerstellingen te bewyzen aan welke niemand twyfelt; en nimmer voert hy voor zyne Toehoorders eene taal als tot Ongeloovigen. Zedeleer is de grondslag hunner Leerredenen, die regels behelzen voor ieders gedrag in alle omstandigheden, en allen onheil, 't welk hem moge treffen. De Redenaar is zo eenvoudig in zyn Persoon als in zyne Leerreden; en de ongebondenheid van zyn gedrag neemt nimmer iets weg van de schoonheid zyner Zedeleere. Hier hoort men nooit een jonge wellustigen uitvaaren tegen verwysdheid en wereldsche vermaaken, nooit een ryke Geestlyke de versmaading des rykdoms prediken, of een overdaadig leevende tegen de weelde zich aankanten. Die belachlyke strydigheden, zo gemeen, en nogthans zo weinig in opmerking genomen in Europa, zouden de Turken hoogst ergeren, die zeer op het eenvoudige gesteld zyn; zy zouden gelooven dat zodanig iemand hun en hunnen Godsdienst bespotte, en de Godsdienst is een onderwerp waar mede een goed Musulman geen spotten duldt.
Ik bespeurde desgelyks, met genoegen, in de talryke Vergaderingen der Turken, een mengzel van allerlei staaten en rangen. De Turken hebben tot nog toe in hunne Mosques die vernederende onderscheidingen niet ingevoerd, welke de Europische Kerken tot schande strekken. De plaatzen zyn niet bestemd door belang en grootheid, maar hangen af van 't geval, en de lieden van laagen rang, Godsdienstyveriger dan anderen, hebben dikwyls de beste; en
| |
| |
worden niet, gelyk in Europa, vol veragting, het verst na de deur gedreeven. - Ik heb 'er niet tegen dat men dusdanige onderscheidingen maakt in onze Schouwburgen, en onze Academien; de Zeden der Wereld heerschen daar, en de ingang krygt men door geld; maar dat zy plaats grypen in onze Kerken, en dat Christenen dezelve dulden, is een hoon den beginzelen van hunnen Godlyken Wetgeever aangedaan, die aan de Armen en Behoeftigen alle toegenegen-heid bewees. Zelfs dit stuk uit een staatkundig oogpunt beschouwd zynde, twyfel ik geen oogenblik, of de afschaffing dier haatlyke onderscheidingen zou een der beste middelen weezen, om het Volk weder te brengen in onze verlaatene Kerken, en hun tot de verpligtingen des Christendoms te verbinden; zy zullen dan met lust en yver die plaatzen gaan bezoeken, welke hun de oorspronglyke gelykheid herinneren, en een Godsdienst beminnen, die, op eene kragtdaadige wyze, hun by de natuurlyke Regten des Menschdoms bewaart.
De Muezzins zyn mindere Bedienaars van den Godsdienst, Hun werk bestaat in het Volk van de toppen der Minarets tot het Gebed te roepen, 't welk zy op de volgende wyze verrigten. Als zy op de Minaret geklommen zyn, beginnen zy na het Zuiden te roepen, dan na 't Oosten, vervolgens na het Noorden, en eindigen in 't Westen. Hun roepen is een soort van huilend schreeuwen uit al hun magt, terwyl zy teffens de ooren met de vingeren stoppen. Zy roepen in 't Arabisch den naam van god, en dien van mahometh, aan. - De Turken moeten alle dagen vyfmaalen bidden; by het aanbreeken van den dag, op den middag, 's naamiddags ten drie uuren, by Zonne ondergang, en te middernagt. Op Vrydag, hun Rustdag, storten zy een zesde Gebed uit, een uur vóór Zonne ondergang. Lieden, met drukke bezigheid omringd, doen de Gebeden zo veelvuldig niet, en houden het voor genoeg een kort Gebed te doen, by het begin en het eindigen van den dag.
Eer zy het Gebed beginnen, wassen zy handen, voeten en andere deelen des lichaams, met de zorgvuldigste oplettenheid. Zy buigen zich ten teken van aanbidding, en knielen neder op een tapyt, een mat, of een slip huns gewaads; zich na 't Zuiden wendende bidden zy met veel ernsts een half uur lang. Ik nam waar, dat Mecca, het Land huns Propheets, uit het welke, huns oordeels, hun heil ontsprong, Zuidwaards af van hier gelegen is; en om die reden wenden zy, by het Gebed, het aangezigt derwaards.
| |
| |
De Godsdienst der Turken is, buiten twyfel, ontcierd door eene menigte bygeloovige gebruiklykheden. Maar men kan niet wel naalaaten zyne goedkeuring te geeven aan zekere gewoonten, uit een verheven en teder gevoel oorspronglyk; als, by voorbeeld, dat zy elke Plaats, waar zy bidden, schoon in het open veld, voor heilig houden; de grond waarop zy treeden, de lugt welke zy inademen, de schaduw onder welke zy rusten, alles dunkt hun geheiligd door deeze oogenbliklyke Gemeenschap met den Eeuwigleevenden. 't Is een Tempel, die de Godvrugtige Musulman naderhand nooit dan met ontzag beschouwt, en nimmer nadert, dan met eene Godsdienstige gemoedsaandoening.
De Mosque, die ik beschreef, is de éénige plaats van Godsdienstoefening der Turken in Larnic. Aan den ingang staat een kolom van Granit, waarop, in vroegeren tyde, een Leeuw, het Wapen van de Republiek Venetie, geplaatst was.
De Grieken hebben hier drie Kerken, en een gelyk aantal Priesters, Cosmicosirens geheeten, verrigten in dezelve den Eerdienst. Die van St. Jan is eene soort van Hoofdkerk. Dewyl de verwoesting van Citium het den Bisschop onmogelyk maakte langer zyn verblyf aldaar te houden, bragt die Kerkvoogd zyn Zetel en Kapittel herwaards over. Het volk komt in deeze Kerk drie uuren vóór den dag; want alle hunne Godsdienstverrigtingen moeten vóór Zonne opgang voleindigd weezen.
De Kerk van St. Maria, toebehoorende aan de Vaders van het Heilig Land, is in drie deelen afgescheiden; dewyl in het Oosten de Vrouwen by de Godsdienstoefeningen volstrekt van de Mannen moeten afgezonderd weezen. De Latynen volgen dezelfde gewoonte, uit inschiklykheid voor de Oosterlingen. Keizer leopold gaf aan deeze Kerk een fraai Orgel ten geschenke. De Parochie, daartoe behoorende, is die van alle Europische Volken. In de zaal des Kloosters vindt men twee uitsteekende Schilderstukken, het een de Voetwassing onzes Zaligmaakers, en het ander de Bruiloft te Cana, verbeeldende. De Boekery is zeer fraai, de tuinen en boomgaarden daar rondsom maaken deeze eenzaamheid tot een verlustigend verblyf. 'Er zyn niet meer dan zes Monniken die 'er zich steeds onthouden; doch hun getal wordt zomtyds vermeerderd door den toevloed van dertig of veertig Vreemdelingen.
Ik moet niet vergeeten te melden, ten dienste der Rei- | |
| |
zigeren, dat de Capucynen uit Vlaanderen hier een Hospitaal of Herberg hebben. Vreemdelingen worden 'er ter tafel toegelaaten; twintig of vyf en twintig Paras elken dag betaalende; doch het is 'er morssig, en verre van aangenaam.
Elke Grieksche en Latynsche Kerk is met muuren omringd. De ingang is door een poort omtrent drie en een halven voet hoog; zo laag gemaakt, om voor te komen, dat de Turken geen Paarden of andere Dieren daar binnen brengen. Dit is het geval door geheel Syrie; doch de Grieken op Cyprus volgen alleen dit gebruik. De Latynsche Kerken hebben hooge Poorten, en worden ontzien door de Turken.
Openbaare Gebouwen, als Kerken, Kloosters, Hospitaalen en Mosques, zyn alle van steen. Alle overige Gebouwen bestaan uit tichelen, zamengesteld uit een mengzel van gekapt stroo en natte aarde, in de Zon gedroogd. Ze zyn van dezelfde gedaante als de Huizen in Italie, maar grooter en ruimer. De Kalk is niets anders dan dezelfde kleiagtige aarde met een weinig versch stroo. Dit is in 't algemeen de zamenstelling van alle Huizen, door geheel het Koningryk, uitgenomen op eenige Plaatzen, waar de steenen vry gemeen zyn.
In de Stad Larnic, of liever in 't geheele Koningryk van Cyprus, vindt men Lieden, behoorende tot zes Europische Volken, Franschen, Engelschen, Toscaaners, Napolitaanen, Venetiaanen en Ragusaanen. Elk hunner heeft zyn Consul, uitgenomen de Toscaaners; deeze staan onder de bescherming van den Engelschen Consul, die den tytel voert van Vice-consul van Toscaanen. Duitschers, Zwitzers, Hollanders en Genueezen, hebben hier ook deel in den Handel; maar dewyl deezen, zints lang, hebben opgehouden op zichzelven handel te dryven, stellen zy hun bevelen aan Correspondenten uit andere Volken, op dit Eiland woonende, ter hand.
In de nabyheid van Larnic is eene menigte van Bakken, bestreeken met een lymerig soort van Cement, voor Olie ondoordringbaar, die, gelyk men wil, voortyds groote vergaderplaatzen waren om Olie in te bergen. Dit Cement is een mengzel van Zeezout, Kalk en gekookte Olie. Indien dit waarheid is, moeten de Vlakten van het Eiland Cyprus, in vroegeren tyde, met Olyfboomen beplant geweest zyn.
De Dervisen, zo wel als de Santons en de Abdales,
| |
| |
zyn eene soort van Turksche Monniken. Hun gewaad bestaat uit een rok van ruwe wollen stoffe, van verschillende kleuren; die de borst onbedekt laat; hier over hebben zy een mantel van dezelfde stoffe; doch veel fyner, en wit van kleur; op hunne hoofden draagen zy een Kap van witte vilt, in de gedaante van een Zuikerbrood; het benedenste gedeelte staat overeinde, en is agterwaards opgerold op de wyze van een tulband. Zy draagen geen linnen; dit belet niet dat zy by uitstek zindelyk en rein zyn. Hun uitwendig voorkomen is zeer betaamelyk; zy zyn beleefd en gespraakzaam. Deeze bevallige hoedanigheden worden nogthans ontluisterd door een schadelyk gebrek, waaraan zy zich onbeschroomd overgeeven, hunne geveinsde minzaamheid strekt alleen om de Jeugd te verleiden, en stelt hun in staat, om eene drift, strydig met de natuur, te voldoen.
Zekere mola sonchiur wordt voor den Stigter deezer Monniken gehouden. Zy bewoonen verscheide Kloosters, en verrigten den dienst in eenige Mosques. Zy prediken tweemaalen ieder week, en beide de Mannen en de Vrouwen, die onder hun gehoor komen, zitten door elkander, 't welk op andere plaatzen van openbaare Godsdienstoefening in 't Oosten niet gebruiklyk is; doch de Dervisen zyn van de overige Geloovigen door eene balustrade afgezonderd. De Redenaar vangt zyne Redenvoering aan met een spreuk uit den Koran, en vaart heftig uit tegen Ondeugden, in welker vermyding hy zelve geen groote bezorgdheid toont. De Redenvoering geëindigd zynde, zingen zy alleen een Lofzang, gepaard met speelen op veelerlei blaastuigen. De Opperste vangt vervolgens een dans aan, waarin alle de overige deel neemen, en die op de volgende wyze toegaat. Eerst gaan zy langzaam binnen rondsom de Mosque, de een agter den ander; allengskens versnellen zy hunne schreden, en wenden hun lichaam rond met zulk eene vaardigheid, dat men het naauwlyks kan naaoogen. Den dans gedaan zynde, knielen deeze geestlyke kwakzalvers neder, en blyven eenigen tyd in die gestalte, met allen uitwendig voorkomen van den blaakendsten Godsdienstyver. Dan ryst de Opperste overeinde, de Dervisen volgen zyn voorbeeld, en op nieuw het ronddraaijen begonnen hebbende, zetten zy dit spel anderhalf uur voort.
Eenige, niet wel onderrigte, Reizigers hebben de Santons met de Dervisen vermengd; maar zy verschillen van elkan- | |
| |
der in hunne Leevenswyze, en in hunne manier van bidden. De Santons die hazret meulana tot Grondvester hebben, draagen, 't is waar, eene kleeding, gelyk aan die der Dervisen; doch zy haalen by deezen niet in rein- en zindlykheid. Hun geheel uiterlyk voorkomen spreidt de uiterste elende ten toon; en ik heb eenigen hunner gezien, die bykans naakt waren; hun gelaatstrekken zyn misvormd; luiheid beheerscht hun, en hun gedrag is lomp, ja de onbeschoftheid zelve; zy mogen voor schandbrokken der menschlyke natuure gehouden worden. Zy vangen hunne Godsdienstplegtigheden 's morgens ten drie uuren aan; dezelve bestaan in op eene belachlyke wyze rond te draaijen, en in geweldige trekkingen. Deeze plegtigheden gaan vergezeld van een geschreeuw, 't welk eindigt in een jammerlyk gehuil. Zy slaan op eene soort van Cymbaal, of liever Trom, uit al hun magt roepende Allahu! 't welk betekent groote God! Eindelyk storten zy, half dood van vermoeidheid, op den vloer neder, hunne monden worden met bruisch bezet, en de domme Mahomethaanen gelooven, dat deeze Santons als dan verkeeren met God en hunnen Propheet. Wanneer die Monniken uit deeze gewaande Godsdienstige bezwyming bekomen, eeten zy met de Vrouwen en de Jeugd; en 'er is geene buitenspoorigheid, waarin deeze Onverlaaten zich niet toegeeven.
Het Land, rondsom Larnic, is het aangenaamste op het Eiland niet; want de grond is zeer droog. De Zon schiet bykans rechtstandig haare straalen op de verschroeide velden; en terwyl de vermoeide Reiziger een brandende lugt inademt, zoekt hy te vergeefsch na een schauwryk boschje, om 'er zich te verfrissen, en van vermoeienis te bekomen. 'Er zyn geen boomen te deezer plaatze dan de Moerbeiboom, en eenige weinige Palmboomen, hier en daar op de Vlakte verspreid. Veele oorzaaken werken mede, om de nabuurschap van deeze Stad dor te maaken, daar is geen Water, en de grond is vol Steenen; nogthans wordt 'er niet weinig Gerst geteeld; en zyn de Velden dor, de Boomgaarden zyn, in vergoeding, ryk voorzien en aangenaam, zy worden bewaterd door kleine in den grond gemaakte Kanaalen; de Tuinen staan desgelyks heerlyk, en hebben overvloed van allerlei Bloemen; de Citroen- en Oranjeboomen tieren 'er overheerlyk. |
|