Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1791
(1791)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 349]
| |
ingewanden der Natuur, gevoelen. Hy komt - met eenen stoet van verfrisschende Winden: de te rug wykende Lente heeft afgedaan; - wendt, hare van schaamte bloozende kaken, van zyn blakend gezicht af; doch - Aarde en Lucht leveren zich, glimlachende, aan het koesterende bewind hares opvolgers over. - Welk een ontzaglyk - welk een verbazend, Waereld-wentelend vermogen is het, dat alle de beurtwisselingen, van het onmeetbare Heelal, in standt houdt, en - doet beklyven! Aanbiddenswaardig is de Magt van die Alvolmaakte Hand, die het gantsche gevaarte in een juist evenwicht houdt; - welke alle die groote, - die onafmeetelyke lighamen, altoos, - in hunne bepaalde kringen kan houden; en, - door deezen hunnen geregelden loop, de beurthoudende omwenteling der Jaargetyden te voorschyn doet komen! Hoe aangenaam zyn de Zomerdagen! - De Nacht heeft zyn kort bewind reeds afgelegd, en - is, nauwlyks, in de voetstappen van den dag getreeden, of - hy ziet den aangenamen Morgenstond met een dauw scheemrend licht, langs de, met purper, blinkende oosterkimmen, aanbreeken: tot dat de Zon, met hare Majestueuse vertoning, begint te verschynen, - zich verder uitbreidt, - ten Wolken doorbreekt, - de schaduwen opheldert, en - den nu, met sterke schreden, wykenden Nacht, ten eenemale doet verdwynen. - De aangename Dag dringt hierop snellyk door, en stelt, voor het verlangend oog des nuchteren Landmans, het uitgestrekte veld ten toon. - De van Dauw bevochtigde Rots, en de toppen der Bergen, glinsteren op het eerste morgenlicht; - de zoetluidende Eenstemmigheid, van 't Gevogelte, kondigt de ontwaking der Algemeene Natuur aan; terwyl - de Bosschen, van de vereenigde, en - natuurlyke Zangen, dier kunstelooze, en, van veinzery vervreemde schepselen, - wedergalmen. - De vergenoegde, volvrolyke Herder verlaat zyne, met Mosch begroeide, stulp; - die Wooning - daar hy, van 't stadsgewoel ontheeven, in vrede, eene stille rust geniet: hy dryft zyne talryke Kudden, uit den muffen stal, en - geleidt hen, in 't jeugdige en versche klavergroen. Dan dit is 't niet alleen: - de alles koesterende stralen der Zon bepalen zich niet, enkel, aan 't oppervlak der verleevendigde Aarde, die met Heuvelen - Valeien, en - digte Bosschen, versierd is; hare kragtige stralen dringen, zelfs | |
[pagina 350]
| |
tot in de diepste ingewanden der Aarde, neder, - ter plaatze, - daar alle overheerlyke en nuttige soorten van Mynstoffen gevormd worden. Vanhier de blinkende Aders van 't glinsterend Marmer, - waardoor men den luister der Vorstelyke Paleizen ziet vergrooten: - van hier - de gereedschappen des nyvren Handwerkmans; - de schitterende Wapens des Oorlogs; - en - alle die dierbare Metalen, welken de Volken aan elkanderen snoeren, en, - door den Edelaartigen Koophandel, eenen gantschen kring van Natien, als 't ware, in gouden ketenen slaan. - Het is, door de uitwerking van die zelfde warme stralen, dat het, voorheen, jong kruipend gewormte, nu, - met vleugelen versierd, door de dunne lucht wordt voortgedreven; zy komen, uit elken verborgen hoek, daar zy, geduurende den Winter, als dood scheenen te liggen, thans te voorschyn; latende hun eerste wezen, in hunne graven, om - een soort van nieuw bestaan aan te neemen. En - hoe veele ontelbare zodanige en andere Insecten komen 'er trapswyze te voorschyn! de Natuur is vol van eene verbazende menigte Diertjes, welken de Wyze Vader der Natuur, door zyne onnagaanbare Almagt en Goedheid, het leven en de beweeging inblaast; die, elk in zyne soort, tot nuttige einden geschikt zyn. Ja - wilde ik alle de uitsteekende byzonderheden van den Zomer schetsen, - waar zoude ik beginnen! - waar eindigen? Aanschouw dus menigwerf, ô! Sterveling! alle de heerlykheden van denzelven; en bloost van schaamte, - gy spotters! die de oneindige Wysheid van den grooten Schepper durft bedillen; als of hy iets te vergeess, of - tot eenig onaanmerkelyk, en - niet verwonderenswaardig, einde, geschapen hadt! - Hoe durft - de lage, - de nietige - de trotsche onweetenheid de werken des Allerhoogsten, als niet wys verklaren! daar de minsten egter onder dezelven de enge perken, van hun bepaald verstand, verre te buiten gaat. - Aanbid veeleer het ontzaggelyke van Gods groote werken. - Ja - indien onze zwakke toonen van uwen Lof, ô! Weldadig Bestuurder der Waereld! zwygen, - of, - onder het uitstamelen van dezelven, bezwyken mogten, zoo zouden de werken uwer handen zelven - eene algemeene stem van liefde, en dankerkentenisse, aanheffen; - tot in het diepste der onbewoonde, en - | |
[pagina 351]
| |
ongenaakbare Wouden, zoude men uwe werken uwen Naam hooren uitgalmen - en uwe magt verheerlyken; terwyl ze uwen roem, door de Wolken, doen wederklinken; als zynde gy de eenige oorzaak van alles wat bestaat; des ook alles stoffe hebbe, om dankbaar uit te roepen: het Aardryk is vol van uwe goederen! - Och! dat wy wys waren! dat wy, ô Heere! alle uwe onnagaanbare bestuuringen opmerkten, en, - verstandiglyk letten, op alle uwe verhevene Werken!
Den 22 Juny. J.V.D. |
|