| |
| |
| |
Over het weezendlyke galnooten-zout, van Carel Wilhelm ScheeleGa naar voetnoot(*). Naar het Hoogduitsch van D. Lorenz Crell in het Hollandsch gebragt, door D.L. Oskamp.
§. I. Zeer gevallig bemerkte ik, voor eenigen tyd, in een met koud water vervaardigd Galnootentrekzel, een byzonder grondzetzel, het welk zig grauw, en in de Zon als Crystal, vertoonde; zuur, dog niet zamentrekkend, smaakte; in warm water spoedig, en volkomen, wierd ontbonden, en de Yzervitriool [Vitriolum Martis seu viride] zwart nederplofte.
§. II. Begeerig dit Zout nader te kennen, pulverizeerde ik een pond Galnooten, en goot op dezelve, door middel van een goede hairen Zeef gezuiverd zynde, een Kan [3 pond] rein ongedistilleerd water; naar dat het 4 dagen gestaan, en ik het, in dien tyd, dikwils met een glaaze pyp omgeroerd had, goot ik het trekzel af, het welk, gefiltreerd, in couleur, de klaare Fransche WynGa naar voetnoot(†) evenaar- | |
| |
de. Ik plaatste het zelve hierop in een glas, met grauw papier overdekt, in de vrye lucht, in Juny, en bemerkte, dat het, naar verloop van een maand, met een dik beschimmeld vlies bedekt, met nog geen grondzetzel voorzien, en van zyn zamentrekkenden smaak een weinig beroofd was. Naar verloop van weder 5 weeken, bespeurde ik een grondzetzel van 2 vinger dik, boven op een taaije beschimmelde huid, en geen overblyfzel meer van den zamentrekkenden smaak; echter wierd de Yzervitriool nog zwart geverwd. Ten laatsten siltreerde, en stelde, ik dezelve op zyn voorige plaats tot den volgenden Herfst; wanneer ik het grootste deel vervloogen, en het overige met veel grondzetsel vermengd, bevond. Ik verzamelde nu alle myne grondzetsels, klaarde deeze eerst alle af met koud, en ontbond dezelve daarna in kookend, water, welke ontbinding ik filtreerde, en in een maatige warmte liet afrooken; waarby dat Zout gantsch grauw, gedeeltelyk als fyn Zand, nederviel, gedeeltelyk gedaanten van Zonnen aan den grond formeerden, en ik was niet in staat het zelve, onaangezien het herhaalde ontbinden en aanschieten, witter te bekomen.
§. III. Dit Galnooten-Zout, had de volgende Kenmerken:
1o. | Smaakt het zuur, geraakt met Kryt in gesting, en verwt de Lakmoestinctuur rood. |
2o. | Om een half loot van dit Zout volkomen te ontbinden, word anderhalf loot kookend water vereischt, zoo dra echter deeze onrbinding aanvangt zich een weinig te verkoelen, word dezelve geheel van kleine Crystallen verdikt; wil men een half loot Zout in koud water ontbinden, voldoet een goed quart, of 12 oncen. |
3o. | Het is zeer ligt in Wyngeest te ontbinden, zoo dat, voor een loot zout, ook maar een loot kookende Wyngeest gebruikt word; neemt men echter koude, zoo heeft men vier loot Wyngeest op een loot Zout noodig. |
4o. | In een onbedekte smeltkroes vat het spoedig vuur, smelt met een aangenaame reuk; dog laat een harde kool na, welke niet ligt tot assche gebragt word. |
5o. | Wil men het uit een retort overdryven, zoo vangt het eerstelyk aan te smelten, geeft een zuur water, maar geen oly; en eindelyk stygt een witte sublimaat op, welke vliesend blyft, zoo lang de hals der retort warm is; dog daar na aanschiet; in de retort blyst veele kool achter. Deeze sublimaat komt zeer veel met de Bloemen der Benzoin, in smaak en reuk, overeen; verwt de Lakmoestinc- |
| |
| |
| tuur rood, en slaat, het welk aanmerkenswaardig is, metaal-ontbindingen, verschillend gekleurd, en de Yzervitriool, zwart neder. |
6o. | De Goud-ontbinding word van het in water opgeloste Galnooten-Zout donker groen geverwd, en laat allengs een bruin Poeder vallen, het welk nedergeslagen Goud is. |
7o. | De Zilver-ontbinding word bruin, en zet in de warmte een grauw poeder af, het welk nedergeslagen Zilver is. |
8o. | De Quikzilver-ontbinding word oranjegeel geverwd. |
9o. | In de Koper-ontbinding veroorzaakt het een bruinen nederslag. |
10o. | De Yzervitriool word zwart, en wel hoe langer hoe zwarter, naar maate dezelve in warmer water opgelost is. |
11o. | Loot, in Azyn ontbonden, word wit nedergeslagen. |
12o. | Bismuth [Marcasite] citroengeel. |
13o. | Het zuur van PotlootGa naar voetnoot(*) word donkergeel, zonder dat een nederslag bemerkt word. |
14o. | Platina, Zink, ArsenikzuurGa naar voetnoot(†), Tin, Cobalt en MagnesiumGa naar voetnoot(‡), worden niet veranderd. |
15o. | Insgelyks blyven de ontbindingen van Kalk, BitterzoutGa naar voetnoot(§), Aluin en der Terra ponderosa, door dit zout
|
| |
| |
| onveranderd, maar met kalkwater geeft het een zeer sterken grauwen nederslag. |
16o. | Op de gewoone wyze met het zuur van Steenzout [Acidum Nitri] behandeld, bekomt men van dit Galnooten-Zout even dat Zuur, het welk men door de behandeling van Suiker met het Zuur van Salpeter gewoon is te bekomen, en Acidum Sacchari te noemen. |
§. IV. De witte nederslag, welke men by het elfde Experiment gewaar word, kan door het Zuur van Vitriool [Acidum Vitrioli] weder gereduceerd worden, en men verkrygt dat Galnooten-Zout in zyne uiterste reinheid. Daar nu het Galnootentrekzel, in dit geval, dezelfde uitwerking voortbrengt, dagt ik dit Zout, door een veel korteren weg te kunnen bekomen; dog dit mislukte my; dan, zoo draa ik deezen nederslag door de Vitriool-Zuur gereduceerd hadde, bekwam ik ook het Galnootentrekzel, met zyn zamentrekkenden smaak weder.
Dryft men Galnooten met een sterk vuur over, zoo ontdekt men een zuur, niet onaangenaam ruikend, water; dog geen oly, en ten laatsten even dat Zout, met dezelfde eigenschappen voorzien, het welk men van het Galnooten-Zout, [§. III. No. 5.] door destilleeren verkrygt. Hieruit schynt te volgen, dat dit Zout in het Galnootentrekzel geheel tegenwoordig is, ofschoon men het op de gewoone manier, door aanschieten, daarvan niet kan bekomen, wyl het met eene Gommeuse, of andere materie, zoo sterk verbonden is, dat het zig, zonder inwendige beweeging, of gesting, van dezelve niet gemakkelyk laat scheiden. |
-
voetnoot(*)
- De volgende Waarneemingen, welke de laatste waren, waar mede ons deeze beroemde Chymist, de Heer carel wilhelm scheele, vóór zyn dood, bekend maakte in de Verhandelingen der Koninglyke Academie van Stokholm des Jaars 1786, wierden het volgende Jaar in het Fransch vertaald, door Madame picardet, dans l'Observations sur la Physique, sur l'Histoire Naturelle & sur les Arts, par M. l'Abbé rozier, de plusieurs Académies, par M. j.a. mongez le Jeune, Chanoine Régulier de Sainte Geneviêve, des Académies Royales des Sciences de Rouen, de Dyon, de Lyon, &c. &c, et par M. de la métherie, Docteur en Médecine, de l'Académie de Dyon. L'an. 1787. Tom. XXX. pag. 57, en in het Hoogduitsch, door den Heer d. lorenz crell, Professor der Geneeskunde en Philosophie, in zyne Chemische Annalen fur die freunde der Naturlehre, Arzenygelährtheit, Haushaltungskunst, und Manusacturen, &c. des Jahrs 1787. Erste band pag. 1. Naar welke laatste Vertaaling ik dezelve thans ook in het Nederduitsch gebragt hebbe; wenschende, dat deeze weinige Waarneemingen, by myne Landsgenooten, geen minder aandacht zullen waardig geoordeeld worden, als dezelve voorheen by anderen reeds veroorzaakt hebben. o.
-
voetnoot(†)
- Neemt men warm water, of zoekt men het te digereeren, zo blyft het immer troubel; het welk my deed besluiten, koud water te gebruiken, en het koud te laaten aftrekken.
-
voetnoot(*)
-
Acidum Molybdoenoe. Germ. Wasserbleysaure. Gall. L'acide Molybdique.
-
voetnoot(†)
-
Acidum Arsenici. Germ. Arseniksaure. Gall. L'acide Arsenical. De volmaakte kennis van beide deeze Zuuren hebben wy insgelyks aan onzen Zweedschen, en in der daad grooten, Natuuronderzoeker te danken. Het eerste ontdekte hy, door zoo lang met het verdunde Zuur van Zalpeter over het Potloot te stryken, tot dat een witte Aarde overbleef, die zeer ligt in water te ontbinden, met alle kenmerken eens Zuurs voorzien, en door welke men, met drie deelen Zwavel gedestilleerd, het Potloot weder te herstellen in staat was. Het andere leerde hy ons naar twee onderscheiden manieren vervaardigen, waardoor de vraag; vervat de Arsenik een eigen, van alle andere onderscheiden zuur in zig, buiten allen twyfel gesteld wierd. Zie de Verhandelingen der Zweedsche Academie der Weetenschappen, in het Jaar 1775. o
-
voetnoot(‡)
-
Regulus Magnesii. Germ. Braunsteinkonig. Gall. Regule de Manganèse. De eerste Chymist, welke ons deeze Regulus beschreeven heeft, was de Heer ignatius gottfried kaim, in zyne Dissertatio de Metallis dubiis cap. 4to. p. 48. seqq. Viennoe, 1770. o.
-
voetnoot(§)
-
Sal Amarus Catharcticus, of, zoo het bergman genaamd heeft, Magnesia Vitriolata. o.
|