jaaren oud zynde, nu en dan, deeze en geene spys, vooral ingemaakte groentens, niet konde verdraagen; maar dezelve weldra uitbraakte, 't welk geen geringe verwondering by de Ouders baarde, te meer, daar hy zeer gezond was, smaakelyk at, en geene ziekte ondergaan had, waaraan men zulks, als een gevolg, kon toeschryven.
Dit toeval vermeerderde dagelyks, zo dat hy, na verloop van eenigen tyd, byna geen spys of drank in kon houden; hier door was hy zo hongerig, dat hy (dit waren zyne eige woorden en die van zyn Vader,) zomtyds op één dag een emmer vol spys opat, en ook uitbraakte: dit alles ging met de uiterste vermagering gepaard, en met vermindering zyner Zielsvermogens; zyn Stoelgang was zeer ongeregeld en gering, eens of ten hoogsten tweemaal in de week.
Omtrent het einde van de maand October des voorigen jaars, vermeerderde deeze geduchte kwaal in diervoege, dat hy geen nat of droog, hoe gering ook, gebruiken kon zonder het zelve oogenblikkelyk over te geeven. In deeze gesteldheid kwam hy den 28sten Maart by my, zynde zwak, doch zonder koorts; ik zette hem een weinig beschuit en rooden wyn voor, dit at hy: dan, binnen 2 a 3 minuuten, raakte hy zulks kwyt, ik stelde hem voor, eenige dagen hier te blyven, op dat ik hem dus dagelyks zou kuimen gadeslaan; waarin hy bewilligde. Daar ik, niet tegenstaande myn herhaald onderzoek, weinig of geen licht ontving omtrent het begin, en de aanleidende oorzaak, deezer kwaal; vermoedde ik, dat dezelve veelligt ontstaan mogt, uit eene al te groote gevoeligheid der maag, (ex nimia ventriculi irritabilitate) osschoon ik niet durfde bepaalen, of dit toe te schryven was aan de berooving der slym van den inwendigen rok der maag; dan wel, aan de eene of andere scherpte, die hier huisvestte, of liever, aan eene buitengewoone teêrheid der spiervezelen (fibrarum muscularium teneritudini) van de maag; tot welk laatste ik vooral overhelde, als ik zyne tengerheid en ligchaamsgrootte in aanmerking nam.
Ik schreef hem zommige maag-versterkende en krampstillende middelen voor, voornamentlyk de Tinct. lign. Quass. en het Elix. Vitr. Myns., waarby ik hem uitwendig een drukdoek, in yskoud water nat gemaakt, op de maag liet leggen; gelastende dit te herhaalen, zo dra dezelve warm mogt worden: edoch, daar deeze myne poogingen vrugte-