Byzonderheden betreffende de Cantharides, of Spaansche-vliegen, in Sicilie.
(Overgenomen uit de Lettres de Monsieur l'Abbe dom sestini, in 't Fransch overgezet door den Heer pingeron.)
Men wil dat de Cantharides, of Spaansche-Vliegen, in Sicilie niet voortkomen; doch, uit de afgelegenste deelen van Asia of Egypte, zich derwaards vervoegen. Zy trekken geregeld in zeer groote zwermen op de wyze der Trekvogelen, en verdonkeren dikwyls, door derzelver menigte, de lugt. Zy verschynen aldaar op 't laatst van May of in 't begin van Juny. Derzelver aannadering wordt vooruit gerooken door een vreemden hinderlyken stank, niet ongelyk aan vlugtig Alkali, welke de lugt in eene groote uitgestrektheid besmet. Zy zetten zich neder op veele Boomen, doch geeven de voorkeuze aan de Olyfboomen, waaraan zy groote schade kunnen toebrengen.
De Boeren, van de aannadering der Cantharides, door deeze onaangenaame uitwaassemingen, onderrigt, maaken zich gereed om deeze onwelkome gasten te onvangen; en wanneer ze zich in grooten getale op een Olyfboom gezet hebben, wordt 'er een kleed onder den Boom gespreid. Men doet dit vroeg in den Morgenstond vóór het opgaan der Zonne. Het Diertje, verzwakt en verstyfd door de koude des Nagts, is alsdan buiten staat om weg te kunnen vliegen, en, door de Boomtakken te schudden, vallen zy op het daar onder gespreid kleed neder. Men verzamelt ze vervolgens in aarden Potten of lederen Zakken, legt ze in den Zonneschyn te droogen, en worden zy onder het