| |
Oorsronglyke brieven uit Ppanje door een reiziger geschreeven; behelzende de geschiedenis van don Alonzo, of den edelen kluizenaar.
‘De volgende Brieven werden, eenige Jaaren geleden, door een Engelsch Heer, op eene Reis door Spanje, aan een Vriend te Londen geschreeven. Enkel vermaakshalven, en zonder het minste oogmerk der uitgave. Om redenen, niet noodig te vermelden, zyn de Naamen des Schryvers, en die van alle de Persoonen, daarin betrokken, bedekt onder vercierde Naamen. Zy kwamen den Uitgeeveren van een Engelsch Maandwerk gewigtig genoeg voor, om ze te plaatzen, en wy keurden ze belangryk genoeg, om eene Vertaaling van dezelve in ons Mengelwerk te plaatzen.’
| |
| |
| |
Eerste brief.
charles ducannon, Esq. aan Colonel grafton.
Barcelona, Juny 4, 178 -
Toen ik, myn waarde grafton, te Dover van u afscheid nam, beloofde ik u een berigt te zullen mededeelen, van alle de ontmoetingen, die my bejegenden, geduurende myn afweezen; alsmede van alles wat tot myne kennis kwam, 't geen kon strekken om u te vermaaken, en, gelyk gy u zeer verpligtend uitdrukt, by het doen van dit verzoek, kon dienen, om vergoeding te doen voor het gemis van myn gezelschap.
Om u te toonen, dat ik u, myn Vriend, en myne belofte, niet vergeeten heb, neem ik het eerste vrye uur, 't welk ik heb, te baat, om myne toegezegde Briefwisseling aan te vangen. Naardemaal ik my niet ophield in eenige der Steden, welke ik doortrok, reeds voorheen, gelyk gy weet, de voornaamste plaatzen in Frankryk bezogt hebbende, kon ik dit niet doen eer ik Barcelona bereikt had: maar, naardemaal ik ten oogmerk heb hier eenigen tyd te vertoeven, zal ik thans tragten het uitstel goed te maaken.
Ik berigt u dan kortlyk, dat ik Parys, op een grooten afstand ter rechterhand laatende, den weg nam na Lyons door Artois, Champagne, Bourgogne, enz. en van daar over het Pyreneesche Gebergte te Bellegarde; naby derzelver oostlyk uiteinde trekkende, toog ik rechtstreeks na de Stad, uit welke ik deezen schryf.
Weinige dagen naa myne aankomst te Barcelona, voelde ik myne nieuwsgierigheid opgewekt door de wonderbaare verhaalen, welke ik hoorde van Montserrat, een Berg van eene verbaazende hoogte en grootte, omtrent tien mylen van hier gelegen, en enkel bewoond door Geestlyken, die zich daar van de Wereld afzonderen.
Dewyl het plan, 't geen ik my voorstelde, toen ik Engeland verliet, bestondt, in alle byzonderheden te bezigtigen van de Landen die ik doorreisde, en kundigheden op te zoeken, waar ik dezelve dagt te zullen aantreffen, besloot ik het verblyf deezer Geestlyken op te zoeken.
Gy kent my te wel om het aan grootsheid toe te schryven, als ik u zeg, dat de dwaasheden en vermaaken der Mode, die doorgaans de aandagt van jonge Reizigers trekken, voor my geene bekoorelykheden hebben. 't Is waar, dat ik zomtyds, om den naam van zonderling te vermyden, deel neem, in de uitspanningen der zodanigen met welken ik verkeer; doch zy worden de bezigheden myns leevens nimmer Ik maak ze altoos dienstbaar aan belangryker oogmerken, na het opdoen van kundigheden en het verfraaijen van Zeden. Dan, hier van genoeg. - Laat ik wederkeeren tot het Stuk waarvan ik afstapte.
| |
| |
In stede van u de schoone Haven, het trots Kasteel, en de andere byzonderheden, in deeze groote en bloeijende Stad, te beschryven, of u een verhaal te geeven van onderscheidene ontmoetingen in de Herbergen, op myne Reis, deeze tot eene volgende gelegenheid bespaarende, zal ik my haasten, om u iets belangrykers te verhaalen.
Juny 18, 178 -
Ik heb myn oogmerk, om den Berg Montserrat te bezoeken, volvoerd, en zal u verslag doen van myne ontmoetingen aldaar; want ik heb u niet alleen dat allerverbaazendst werk der natuure te beschryven, maar ook de Geschiedenis te vermelden, eens waarlyk eerwaardigen Bewoonders van denzelven; en dit zal ik doen terwyl de aangelegene Geschiedenis my nog versch in 't geheugen ligt.
Doch het zal noodig weezen met de beschryving van de Plaats zelve aan te vangen De Berg is Montserrat geheeten, of liever Montscie, ('t welk in de Catalonische taal zo veel zegt, als een gesneeden of doorgezaagden Berg,) van wegen de zeldzaame en buitengewoone gedaante; want dezelve is zo gebrooken en verdeeld, en dermaate bezet met een ontelbaar aantal torenswyze oploopende kegels, dat het, op een afstand gezien, het werk van een Mensch schynt; doch, nader beschouwd, is het baarblyklyk het werkstuk van de hand der Almagt.
Ieder Kegel is op zichzelve een Berg; doch zamengevoegd, maaken zy een klomp van steen uit, ten minsten veertien mylen in den omtrek haalende. Zo verbaazend is derzelver hoogte, de een op den ander gestapeld, gelyk zy zyn, dat ik slegts eenige weinige Mylen van Barcelona af was, of ik zag die spitze toppen over de tusschenkomende Bergen heen; zelfs daar vertoonden zy zich zo naby, dat lieden, niet gewoon aan de misleidingen des gezigts, niet zouden gelooven, meer dan één uur tyds werks te zullen hebben om 'er by te komen, terwyl zy zich nog op den afstand van meer dan een dag reizens bevinden.
Deeze wonderbaare hoogten zyn, van voor Eeuwen, alleen bewoond geweest door Monniken en Kluizenaars; en eene plaats, geschikter tot afzondering en bespiegeling, kan 'er op de wyde Wereld niet gevonden worden.
Omtrent half weg op den Berg hebben de Monniken een Klooster, aan 't welke eene schoone Kerk of Kapél gevoegd is, aan de Heilige Maagd gewyd. De Rykdommen, aan die Kerk behoorende, bestaande uit Juweelen, Gouden en Zilveren Vaten, en geborduurde Kleederen, op onderscheide tyden, door Koningen, Koninginnen en Keizers, geschonken, gaan allen geloof te boven, en kunnen alleen geëvenaard of overtroffen worden door de kostbaarheden van die der Lieve Vrouwe van Loretto.
De kleine verblyfplaatzen der Kluizenaaren, (die eenen Proeftyd van zeven Jaaren in het Klooster moeten doorstaan, eer zy 'er bezit van mogen neemen,) zyn op de hoogere gedeelten van
| |
| |
den Berg gelegen, in bykans ontoeganglyke spleeten. Maar laaten wy dezelve met eenige geregeldheid naderen.
My te Montrosol, een Dorp aan den Zuidkant des Bergs en aan den voet gelegen, van Muilezels voorzien hebbende, ging ik op reis, vergezeld van twee Gidsen en myn Knegts. Naa meer dan een uur klimmens, langs een steilen en ongemaklyken weg, en over schrikbaarende hoogten, vond ik een plek, ruim genoeg om eenige minuuten uit te rusten, en rondsom my heen te zien.
Maar hoe zal ik u dit verbaazende tooneel beschryven! Hoe het wydstrekkend vergezigt afinaalen! Toen ik myn oog kon aftrekken van het gezigt beneden, en opwaards heffen, stond ik nog meer verrukt. Het eerwaardig Klooster trof myn oog, en bepaalde 't zelve, als 't ware, op de zyde des Bergs; terwyl hier en daar eenigen Cellen van Kluizenaars, nog hooger op, uit de ruwe Rotzen uitstaken; en, niettegenstaande het Klooster zo naby ons scheen, hadden wy twee volle uuren werk, voor dat wy den grond, op welken het gebouwd is, bereikten.
Eindelyk egter kwamen wy 'er. En nu gekomen zynde op eene plaats van veiligheid, waar ik, naa de uitgestaane vermoeienis kon uitrusten, zal ik my van deeze tusschenpoos bedienen, om een einde te maaken aan deezen langen Brief. Maar, dewyl ik uwe nieuwsgierigheid gaande gemaakt heb, zal ik die niet langer opgetoogen houden dan tot den naastvolgenden Postdag, en dan myn verhaal vervolgen.
Geloof, myn waarde grafton, dat ik ondertusschen, met alle opregtheid, ben uw Vriend
charles ducannon.
| |
Tweede brief.
Barcelona, Juny 30, 178 -
Naa veel vermoeienis het Klooster bereikt hebbende, werd ik ontvangen door de Monniken, wier post het toen was den aankomenden Vreemdeling op te wagten; zy deeden het met veel beleefdheids, en bragten my terstond in een goed vertrek. Welhaast verscheen de Kok uit een der openbaare Keukens, (daar zyn 'er drie: dewyl alle Armen die derwaards komen om hun Godsdienstpleeging af te leggen, drie dagen voor niet onderhouden worden,) om myne bevelen te ontvangen, en ze verzorgden my welhaast een soberen maaltyd; - sober zeg ik; dewyl in Spanje Lieden van allerlei rang zeer onthoudend zyn in hun eeten: de tafel van een Spaanschen Grooten is, in 't algemeen, niet ryklyker, dan die van een Fransch of Engelsch Burger-man.
Uit myn vertrek, gelegen in een diepe kloove van de Rots, had ik het wyduitgestrektst gezigt, 't welk men zich kan verbeelden, het strekte zich over bykans half Spanje uit, en zo verre in de Middellandsche Zee als het oog kon reiken.
| |
| |
Genoegzaam uitgerust zynde, en de Rykdommen der Kerk bezigtigd, en myn pligtpleeging by de Kloosterbewooners afgelegd hebbende, maakte ik my gereed om hoogerop te klimmen, en de stille Hermitagien, op de verhevenste plaatzen des Bergs gelegen, te bezoeken.
Ten dien einde was ik genoodzaakt langs een steenen trap, verschriklyk steil, door een groote rotsspleet op te klimmen. Omtrent duizend trappen opgegaan zynde, en geheel vermoeid, was ik blyde myn wyk te kunnen neemen in eene kleine opening, door den tyd uitgehold, hier rustte ik eenige minuuten; naa eene tweede pooging, die veel langer aanhield, doch langs een min schroomlyken toegang, met bogten opgaande, en loopende na de eerste Hermitagie.
Ik bereikte toen een plek, die de beschryving der weelderigste verbeelding overtrof. De beschryving, door milton van den Hof Eden gegeeven, komt naast aan dit nog bestaande Paradys. De Myrth, de Kamperfolie, de Jasmyn, en eene groote verscheiden. heid van welriekende Heesters, en Bloemen, groeijen 'er allerwegen, zonder eenige aankweeking. De lieflyke geur, welke zy uitwaasemden, de helderheid van de lugt, en de schoone gezigten, die zich aanboden, voerden myne denkbeelden tot een hoogen trap van verrukking op.
Ik vervoegde my na de eerste dier stille Hermitagie. Deeze bezigtigd hebbende, bezogt ik dien dag alle de overigen, ten getale van dertien. Zy lagen, op ongelyke afstanden, verstrooid op verschillende uitstekken van de ruwe Rots. De ligging van eenige derzelven is zeer zonderling; deeze hangen tusschen twee hooge toppen; andere over schriklyke diepten, derwyze, dat het den Vreemdelingen een akelig verblyf schynt. Een derzelven trok meer dan alle andere myne opmerking. Zy hangt zo loodrecht boven het Klooster, dat, schoon meer dan twee duizend drie honderd schreden 'er van af gelegen, de klank des Orgels, en de stem der Monniken, daar gehoord wordt; niet alleen als zy een choorzang aanheffen; maar als zy een gewoon gezang zingen.
Eenige der Bewoonderen van deeze Romaneske verblyven hadden zich zo zeer van alles, wat de Wereld betreft, ontslaagen, dat ik geen den minsten groet van hun kon verwerven. Anderen waren wat gespraakzaamer, en was het my vergund met hun in een kort gesprek te treeden. Maar met één enkelen kon ik een eenigzins gemeenzaam onderhoud voeren.
Naardemaal ik niet ten oogmerk heb, u eene tot kleinigheden afdaalende beschryving te geeven, of van de Hermitagien, of van derzelver Bewoonderen, verder dan noodig is tot eene inleiding van de Geschiedenis van een deezer Broederschappe, (welke ik u, in myn laatsten Brieve, beloofde) zal ik ze alle voorbygaan, en my haasten om u een verslag te doen van die myne aandagt het meest trof, en waar ik my het langst onthield, uitgelokt door het beleefd gedrag en het treffend voorkomen van den waardigen Bewooner.
| |
| |
Deeze was de Hermitagie, van welke men, schoon gelegen in eene diepe en eenzaame Valel, aan den voet van een der hoogste bergtoppen, een zeer uitgestrekt en aangenaam gezigt heeft. Toen ik 'er naby kwam, kon ik niet nalaaten, de netheid en nederige eenvoudigheid, te bewonderen, die, in elk gedeelte van deezen kleinen Tuin, den Eerwaardigen Bezitter kenschetste.
Behalven de ligging, die ik reeds opgemerkt heb, dat by uitstek aangenaam was, maakte een kleine Kapél, een Fontein, een boogswyze door elkander gevlogten Wyngaard, een staatige Cyprés, en de zyden van zyn Cel met Bloemen en altoos groene Gewassen bezet, deeze plaats verrukkend.
Terwyl ik bezig was met deeze schoone plek gronds te bewonderen, opende de Persoon, aan welken dezelve toebehoorde, de deur van zyne Cel, en verzogt, met het vriendlykst gelaad, 't geen ik immer aanschouwde, dat ik zyn kleine Wooning zou intreeden, en wat uitrusten.
Op 't oogenblik dat hy verscheen, kon ik niet nalaaten my getroffen te voelen door de deftigheid van zyn voorkomen. De ruwe en slegtstaande kleeding kon de bevalligheid van zyn Persoon niet vermommen; noch kon ook het hartzeer, zigtbaar op zyn gelaad, de geregeldheid en het inneemende van zyne weezenstrekken verbergen. My dagt dat hy omtrent de veertig jaaren telde; dan zyne Kleeding en treurig Gelaat kan my hier wel bedroogen hebben.
Aan myn Gewaad bespeurende dat ik geen Spanjaard was, sprak hy my in 't Fransck aan, en verzogt my andermaal, op de beleefdste wyze, dat ik hem met myn gezelschap wilde vereeren, en eenige ververschingen neemen, die zyn kleine voorraad opleverde. Zyne uitnoodiging nam my in, en iets meer dan bloote nieuwsgierigheid bewoog my dezelve te aanvaarden.
Op dit oogenblik ondervond ik de uitsteekende kragt der waare beleefdheid; die als met een toverroede terstond alle onderscheidingen wegneemt, alle kleine inagtneemingen verbant, en aangenaame gemoedsbeweegingen hervoortbrengt, in de harten van Persoonen onder verschillende Lugtstreeken gebooren, en tot dus lang volstrekt vreemd van elkander.
Gy kunt u ligt verbeelden, dat ik, dus voorbereid, niet veel aanzoeks behoefde, om het verblyf deezes gastvryen Kluizenaars in te treeden. Op de bevalligste wyze zette hy my eenige gedroogde Vrugten, in zyn kleinen Tuin gegroeid, voor, en Water, zeer koel en fris uit een heldere bron, springende uit een spleet van de Rots, aan welker zyde zyne Hermitagie gelegen was.
Eer ik de Cel inging, beval ik myne Knegts en Gidsen onder de schaduw van een zich wyduitbreidende Cyprés op eenigen afstand te gaan zitten; deeze dekte hun geheel tegen het steeken der Zonne. Hierdoor kreeg ik vryheid om met mynen Gastheer te spreeken, en onverhinderd myne vraagen voor te stellen.
De volheid van myn papier herinnert my dat ik hier moet afbreeken; wees egter verzekerd, dat het niet lang zal lyden, of
| |
| |
ik hervat den afgebrooken draad myns verhaals, om uwe nieuwsgierigheid op nieuw te vergasten. Maar denk, waarde grafion, dat deeze belofte niet zal voldaan worden, of gy moet, van tyd tot tyd, my uwe gevoelens melden over 't geen ik u mededeel, en desgelyks myne nieuwsgierigheid voldoen, door een berigt, van 't geen 'er daaglyks voorvalt, onder onze Kennissen aan de overzyde der Zee. Ik blyf, &c.
| |
Derde brief.
Ik gaa zitten, grafton, om myn verhaal te vervolgen. - Het gesprek tusschen my en den Heremiet liep, in 't eerst, over algemeene onderwerpen; welhaast egter ontdekte ik dat een eenzaam en afgezonderd verblyf altoos zyn lot niet geweest was; maar dat hy, ten eenigen tyde, deel genomen hadt in de aangenaamer tooneelen des leevens, en zelfs in een hoogen kring. Zyn Geboorteland, bespeurde ik, was alleen de plaats niet geweest waar hy zich onthouden hadt. Hy scheen een doorkneede kennis te hebben van de Staatkunde veeler Europische Hoven, en sprak met veel vaardigheids over de Zeden en Gebruiken der Inwoonderen van verscheide Koningryken.
Dat deeze wyduitgestrekte kunde, zo zeldzaam in een Spanjaard, myne nieuwsgierigheid meer en meer gaande maakte, behoef ik u niet te zeggen. Naa dat ik de aangeboodene ververschingen genomen had, verzogt ik hem dat hy my de reden wilde zeggen, waarom hy de woelige tooneelen der Wereld verlaaten hadt, dewyl 'er eenige buitengewoone lotgevallen hem moesten bejegend zyn, om, zo vroegtydig, tot de eenzaamheid te besluiten. - Ik liet voor myn verzoek eene verontschuldiging gaan, wegens de vryheid, welke ik nam; hem verzekerende, dat myne vraag niet ontstondt uit eene onbeschofte nieuwsgierigheid, maar uit een hartgrondigen wensch, om te deelen in de belangen van een Persoon, wiens lot ik, uit deeze oogenbliklyke kennis, niet kon nalaaten my aan te trekken.
Ik had myn verzoek niet aangedrongen, of dat staatlyk genoegen, 't welk tot hier toe op zyn gelaad speelde, verdween, en eene betrokkenheid, die het diepstgaand hartzeer aanduidde, nam de plaats in. Dit egter verminderde niets van zyne beleefdheid, noch kon ik eenige bly ken bespeuren van mishaagen gemengd in zyne droefgeestigheid. Naa een diep gehaalde zugt, sprak hy my dus aan. (Doch wat zou ik niet wel willen geeven grafton! kon ik u, met woorden, de onuitspreeklyke bevalligheid welke zyn gelaad aannam, en de uitdrukking zyner oogen, terwyl hy, met wederzin, de volgende weigering deedt, mededeelen.)
‘Vergeef my, vriendlyke Vreemdeling! indien ik wensch te verbergen en in vergetelnis te begraaven, zodanige gebeurtenissen, wier herdenken myn hart vaneen scheurt. Schoon ik naauwlyks den hoogsten trap des leevens beklommen heb, hebben 'er
| |
| |
nogthans, in dat leevensperk, veele omstandigheden plaats gegreepen, die my altoos moeten spyten, en veele waar over ik alle uuren berouw zal betoonen. Ik wensch geene denkbeelden te verleevendigen, die, schoon zy nimmer uit myn hart kunnen worden uitgewischt, ik zo zeldzaam als mogelyk voor myne geheugenis roep. - ô Leonora! ô leonora! dierbaare, engelagtige, ongelukkige Schoone! Uw geliefde naam wekt al myn boezemleed op, en, met myn boezemleed, ontwaakt myn misdryf!’
Naa eenige oogenblikken in gedagten verzonken gezeten te hebben, voer hy dus voort. - ‘Verschoon, myn Heer! deeze vervoeringen, en dring my niet verder om de oorzaaken daarvan te melden. Beleefdheid en verlangen om te verpligten, erken ik, dringen my, om ze voor u te ontvouwen; de aandoening, op uw gelaat te leezen, schynt ze van my af te vorderen, en belooft my uw tederhartigst medelyden; maar de Geschiedenis myner elenden is lang, en vordert, om verhaald te worden, meer tyds, dan een reizend Bezoeker deezer eenzaame wykplaats, waarschynlyk, zal over hebben.’
Uit myne oogen ziende, dat vrees van stoorenis te geeven alleen myne tong wederhieldt, vervolgde hy, zonder na eene herhaaling van myn verzoek te wagten. ‘Indien gy in uwe begeerte volhardt, laaten dan uwe Bedienden na het Klooster beneden gaan; dewyl ik, door de bekrompenheid van myn verblyf, hun geen plaats kan inruimen; en eer zy op morgen wederkeeren, zal ik tragten uwe vriendlyke nieuwsgierigheid, door een verhaal myner lotgevallen, te voldoen.’
Ik bedankte den Kluizenaar voor deeze beleefdheid, en ging om de noodige bevelen aan myne Bedienden te geeven. Vóór dat ik opklom, reeds vervuld zynde met eerbied voor de Godvrugtige Bewoonderen deezes Bergs, en ten vollen overtuigd, uit het openhartig voorkomen en het gul onthaal myns nieuw verkreegen Vriends, dat ik niets van een zo heusch Persoon te vreezen had, maakte ik geene zwaarigheid zyne uitnooding aan te neemen, en den nagt, in zyne Hermitagie door te brengen, schoon geheel alleen, hoewel hy my geheel onbekend, en de plaats zo afgescheiden was.
Wederkeerende, vond ik hem zitten in diep gepeins, als of hy in zyne gedagten gevallen omhaalde, welker melding hem hard viel; doch by myn intreeden hernam hy zyne gewoone beleefdheid, en begon, zo ras wy gezeten waren, in deezer voege.
‘Myn Naam, schoon, volgens de Kloosterregelen thans veranderd in dien van Vader antonio, was eertyds don alonzo cordona, een naam, die geenszins den laagsten rang bekleed onder dien des Spaanschen Adels.’
Maar, dewyl de Geschiedenis veel beter zal vloeijen, als ik dezelve in den derden Persoon mededeel, en zonder dien zweem van Egoïsmus, welke het oor moet kwetzen, als men iets verhaalt zo als het uit den mond des Spreekers komt; en in steede
| |
| |
van den edelen Verhaaler te laaten zeggen: Ik deed dit, ik deed dat, zal ik schryven don alonzo deedt zulks. Door deeze schryfwyze zal ik tevens de vryheid bekomen om zodanige besluiten te trekken, en in het verhaal eenige beschryvende verfraaijingen te voegen, die met geene voeglykheid in den mond van don alonzo konden gelegd worden. - Ik weet niet, of ik, door deezen verhaaltrant, het verhaal niet min belangryk zal maaken; maar, dewyl ik ten vollen overtuigd ben, dat uwe gevoeligheid van hart de myne evenaart, twyfel ik geheel niet, of gy zult deel neemen in het lot van den edelen en ongelukkigen Held der Geschiedenisse, schoon u niet mede gedeeld met zyne eigene woorden, en, schoon het boven 't bereik van myn vermogen is, u een evenmaatig denkbeeld in te boezemen, van de bevallige en hartroerende wyze, op welke hy dezelve aan my mondeling mededeelde.
Naa deeze Voorbereiding, zal ik in mynen volgenden Brief, don alonzo's Geschiedenis aanvangen; intusschen blyf ik waarde grafton, &c.
('t Vervolg by de eerste gelegenheid.) |
|