Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1791
(1791)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 120]
| |
Leevenseericht van den beroemden schilder Godfried Kneller, Bart. Volgens Horace Walpole.De Heer godfried kneller werd gebooren te Lubek, eene Stad van Holstein in Deenemarken, omtrent den Jaare MDCXLVIII. Zyn Grootvader hadt een Landgoed by Halle in Saxen, en was algemeen Opziender der Mynwerken en Rentmeester des Graaven van Mansfeld. By zyne Vrouwe, uit het Geslacht van crowsen hadt hy één Zoon, zacharias, te Leipzig opgevoed, en eenigen tyd in dienst by de Weduw van gustavus adolphus. Naa haar Dood begaf hy zich na Lubek, trouwde, en wierd, zich op de Bouwkunde byzonder toegelegd hebbende, Opzigter der Stadsgebouwen. Hy liet twee Zoonen na, john zacharias en godfried. De laatstgemelde, van wien wy eene Leevensschets geeven, was eerst geschikt tot den Krygsdienst, en werd na Leyden gezonden, waar hy zich in de Wis- en Vestingbouwkunde oefende: maar eene overheerschende neiging bepaalde hem tot de Schilderkunst. Zyn Vader, hierin berustende, zondt hem na Amsterdam, waar hy het Penseel hanteerde onder boll, en eenige Lessen kreeg van rembrandt. Noch vertue, noch iemand zyner Leevensbeschryveren, tekenen dit op, en ik beweer het niet; maar ik heb gehoord, dat een zyner Leermeesteren f. hals wasGa naar voetnoot(*). Het gaat vast, dat kneller de slaafschheid eens Leerlings niet hadt, noch iemand hunner naavolgde. Zelf in Italie, waar hy in den Jaare MDCLXXII heen toog, bondt hy zich aan geen byzonderen styl; even min deedt hy zulks te Venetie, waar hy langst vertoefde; hooggeagt was hy by eeni- | |
[pagina 121]
| |
ge der aanzienlykste Familien, die hy schilderde, en ook het Afbeeldzel vervaardigde van den Cardinaal bassadonna. Indien ik de minste gelykheid bespeur in zyne Werken, op die van eenig ander Meester, 't is in eenige van zyne vroegste Schilderstukken, en de beste, in Engeland, daar hy tintoret volgt. Een Portrait te Houghton van joseph carreras, een Dichter, en Kapellaan van catharina van Lisbon, heeft de kragt en de eenvoudigheid van dien Meester, zonder een gedeelte der verdiensten verschuldigd te zyn aan tintoret's algemeene zwarte drapery, boven zyn eigene naderhand sloffe drapery, of zyns Meesters rembrant's onnatuurlyk Chiaro Scuro. In laater tyden meende men, dat kneller zich aan de manier van rubens overgaf. Ik vind het nergens dan in de schets van Koning william's Ridderlyke Beeltenis, blykbaar gevolgd naar eene tekening van rubens, welke hy bezat. Hy hadt niet meer van rubens ryke kleuren, dan van van dyk's keurigheid in de kleeding; doch hy schilderde schooner dan de laatstgemelde, en stouter dan peter lely. De Heer lely ondervondt kneller's bekwaamheid in een optekenenswaardig geval. Godfried kneller kwam, met zyn Broeder, in den Jaare MDCLXXIV in Engeland, zonder oogmerk om zich daar neder te zetten; maar over Frankryk na Venetie weder te keeren. Zy hadden Brieven van aanbeveeling aan den Heer banks, een Hamburger Koopman. Godfried schilderde deezen en zyne Familie. De Portraiten behaagden. De Heer vernon, Secretaris des Hertogs van monmouth, zag ze, zat voor den nieuwen Schilder, en haalde zyn Meester over, om zich door dezelfde hand te laaten schilderen. De Hertog was 'er dermaate over voldaan, dat hy zyn Vader, den Koning, bewoog, om voor kneller te gaan zitten; ten zelfden tyde was den Hertog van york beloofd, een afbeeldzel des Konings, door lely. Carel, niet genegen om tweemaal te zitten, stelde voor, dat beide de Schilders hem te gelyk zouden afmaalen. Lely, als een reeds gevestigd Kunstschilder, verkoos het licht 't welk hem best dagt, de Vreemdeling moest zich behelpen met het beste licht 't geen hy kon vinden; hy volvoerde het stuk met zo veel gemaks en vaardigheids, dat zyne Afbeelding in zeker voege voltooid was, toen die van lely slegts in de doodverf stondt. De nieuwigheid behaagde - nogthans verdiende lely de meeste eer: want hy deedt regt aan zyn | |
[pagina 122]
| |
nieuwen Mededinger, erkende diens bekwaamheden en het welgelyken des PortraitsGa naar voetnoot(*). Dit wel slaagen vestigde kneller in Engeland. De reeks zyner Portraiten bewyst de volduuring zyner verworvene hoogagting. Carel de II zondt hem na Parys, om lodewyk den XIV te schilderen; maar stierf in zyn afweezen. De Opvolger was hem even gunstig, en zat voor zyn Schilderstuk voor Secretaris pepys, als hy de tyding ontving, dat de Prins van oranje geland was. Koning william gedroeg zich, omtrent kneller, op eene nog onderscheidender wyze; voor dien Vorst vervaardigde hy de Schilderstukken te Hampton-court, en hy werd door hem, in den Jaare MDCXCII, tot Ridder verheeven, met het bygevoegd geschenk van een Gouden Medaille, en een Keten 300 Pouden Sterl. waardig; voor hem maakte hy het Portrait van Czaar peter, en voor de Koningin anna, dat des Konings van Spanje, naderhand Keizer carel den VI; dit laatste was een zo slegt stuk, dat iemand zou denken, dat de Schilder het onderscheid wilde aanduiden, tusschen Czaar peter en carel. Zyne Schilderstukken in de Gaandery der AdmiraalenGa naar voetnoot(†), vervaardigde hy onder dezelfde Regeering, en verscheide deezer zyn eene zo edele gedagtenis waardig. De Kit-cat club, zo genaamd, bestaande uit eerste vernuften, de Patriotten, die Engeland behielden, was kneller's laatste werk onder die Regeering, en het laatste zyner openbaare Schilderstukken. Hy schilderde george den I, en werd door hem tot Baronet verheeven. Met zyn Schilder-arbeid voer hy voort; doch werd, in den Jaare MDCCXXII, aangetast door een geweldige Koorts; Dr. mead redde hem uit het hachlykst doodsgevaar; de ziektestof viel op zyn slinker arm; deeze werd gesneeden. Hy bleef in een kwynenden staat, en stierf den 27sten October MDCCXXIII. Men begroef hem te Whitton, by Hounslow, waar hy een Landgoed hadt. In | |
[pagina 123]
| |
de Abdy van Westminster werd een Gedenkteken voor hem opgerigtGa naar voetnoot(*). Kneller trouwde susannah cowley, Dogter van den Predikant te Henley aan den Theems. Zy overleefde hem, en werd te Henley begraaven, waar men nog de Gedenkgraven van haar en haaren Vader vindt. Vóór zyn Huwelyk hadt de Heer godfried een liefdegevalletje met de Vrouw eens Kwaakers, die hy van haar Echgenoot kogt, en hadt eene Dogter, wier Portrait hy maalde als een St. agnes met een Lam; 'er gaat een Prent van uit door smith. Kneller hadt groote schatten verzameld: schoon hy ruim en ryklyk leefde, en 20,000 Pond by de Zuidzee verloor, liet hy nogthans zo veel naa, dat het Jaarlyks inkomen bykans 2,000 beliep. Een gedeelte daarvan maakte hy aan zyne Huisvrouw, en het overige aan godfried huckle, den Zoon zyner Dogter, onder beding, dat deeze den naam van kneller zou aanneemen. Aan drie Nigten, te Hamburg, Kinderen van zyn Broeder, maakte hy Legaaten, en een Jaargeld van 100 Ponden aan bing, een oud Knegt, die met zyn Broeder hem geholpen hadt. Veele helpers had hy, gelyk af te neemen is uit de veelvuldigheid zyner Stukken, en de slegtheid van zo veele: de voornaamste waren pieter van der roer en bahir; zomtyds bediende hy zich van baptist en vergazon. Vyftien Guinjes liet hy zich voor een Kop, twintig voor een Kop met één Hand, dertig voor eene Afbeelding ten halven lyve, en zestig voor eene ten voeten uit, betaalen. Kneller maalde menigwerf zyne eigene Afbeelding. Myn Vader bezat 'er een van zyn jeugd; en een kleintje van denzelfden tyd, zeer meesterlyk gedaan, is thans in myn bezit. 't Werd door becket in 't Koper gebragt. Smith vervaardigde een ander met een Pruik. Een, ter halver lengte, werd aan de Toscaansche Gaandery gezonden; nog een ter halver lengte is 'er voorhanden, met de Gouden Keten. En met een Kap ter halver lengte, aan de Gaandery te Oxfort aangeboden. En nog een dubbel stuk, hem en zyne Vrouw verbeeldende. Veele zyner stukken zyn in 't koper gebragt, bovenal door smith, die hem meer dan regt gedaan heeft; de Draperyen zyn boven de oorspronglyke te stellenGa naar voetnoot(†). De eerste Prent, | |
[pagina 124]
| |
van zyne Werken ontleend, was carel de II, door white. Eer hy na Italie ging, hadt hy een Historiestuk geschilderd, verbeeldende tobias en den Engel. Op zyn plaats te Whitton, waren veele stukken, van zyne hand, eenige jaaren naa zyn Dood verkogt. Hy hadt voor, den trap aldaar, door james thornhill, te laaten schilderen; doch hoorende, dat de Heer izaac newton voor thornhill zou zitten, werd kneller verstoord, en zeide, geen Portrait-Schilder tot zyn Huis-Schilder te willen gebruiken, en hy liet het Werk aan laguerre. De Heer kneller verminderde zyn Schilderroem, door de verkiezing, om zyn Kunst aan zyn inkomen dienstbaar te maakenGa naar voetnoot(*). Had hy geleefd in een Land waar zyne verdienste beloond werd, naar de waarde zyner Stukken, in stede van naar derzelver getal, hy zou op de lyst der grootste Meesteren hebben mogen praalen; maar hy paarde de verregaandste trotsheid met de grootste verwaarloezing van character; - ten minsten tegen één Stuk, 't welk hy schilderde om roem te verwerven, offerde hy 'er twintig aan winst op; en hy trof Menschen van zo weinig oordeel aan, dat zy 'er op gesteld waren om geschilderd te worden, door een Man, die gaarne zyn eigen Werk voor het zyne niet zou erkend hebben, op het oogenblik, dat men 'er het geld voor hadt nedergelegd. Tien Vorsten zaten voor zyn PenseelGa naar voetnoot(†), geen hunner | |
[pagina 125]
| |
ontdekte, dat hy bekwaam was om meer te doen dan hunne gelykenis te bewaaren. Wy nogthans, die Koning william, Czaar peter, marlborough, newton, dryden, godolphin, somers, de Hertogin van grafton, Lady ranelach, en zo veele andere cieraaden van eene beroemde Eeuwe, door kneller's Penseel aan ons overgebragt vinden, moeten ons niet beklaagen, dat hy zyne kunstbekwaamheid aan Portraiten te koste lag. Misschien is deeze schat grooter, dan byaldien hy de Kamers van Hampton-court vercierd hadt met de Oorlogen van Eneas, of het Toverpaleis van Armida; en als men in aanmerking neemt, hoe zelden groote Kunstenaars op eene waardige wyze gebruikt worden, is het beter weezenlyke Portraiten te hebben, dan ontelbaare Madonas. Myn gevoelen, over 't geen de Heer kneller zou hebben kunnen doen, moet niet beoordeeld worden uit het Historiestuk van Koning william, in 't bovengemelde Paleis; 't is een jammerhartig stuk; maar de oorspronglyke schets van 't zelve, te Houghton, is ontworpen, met een vuur en geest, rubens evenaarende. De Held en het Paard zyn daar in het heetste van 't gevegt; in het groote stuk rydt de Koning in Zegepraal, met zyne gewoone koelheid. De Heer kneller hadt van alle zyne Werken 't meest op, met den bekeerden Chinees te Windsor; maar zyn Portrait van gibbons overtreft het verre; dit heeft de losheid en natuurlykheid van van dyk, met de harmonie van kleuren byzonder eigen aan andrea sacchi; geen gedeelte is slof behandeld. In 't algemeen zelfs, als hy het uiterste van zyn kunstvermogen aanwendde, drukte hy alle andere partyen, om te meer kragts in 't Hoofd te brengen, - een trek, eenen zo grooten Meester onwaardig. Zyne draperyen zyn zo lugtig opgemaakt, dat ze na geen zyde of eenige stoffe, die men ooit in de Wereld zag, geleeken. De houding zyner Hoofden heeft eene uitsteekende bevalligheid; het hair is wonder aartig geschikt, en indien de lokken onnatuurlyk hoog schynen, moet dit aangezien worden voor een blyk van 's Schilders kunst. Hy schilderde in eene Eeuw, toen de Dames gevaarten van drie verdiepingen op het hoofd droegen. Hadt hy zulk een geheel onnatuurlyk opschik vertoond, in 't verloop van eene halve | |
[pagina 126]
| |
Eeuw, zouden zyne Stukken belachlyk geweest zyn. Dit hoofddekzel tot de natuurlyke hoogte te brengen, toen het oog gewoon was pyramiden te beschouwen, hadt het vooroordeel te zeer geschokt, en de gelykenis doen verminderen. Hy koos een middenweg, en gaf 'er een cieraad aan van natuurlyker stoffe. - Met dit alles moet men bekennen, dat 'er eene groote eenzelvigheid heerschte in de houdingen, en geene verbeelding altoos in dezelve werkt. Zie maar een Kop, deeze neemt u in - ontbloot het overige van 't doek, en gy zult verwonderd staan, hoe aangezigten, die zo veel uitdrukken, zo werkloos kunnen weezen. In de daad, de Eeuw, waarin kneller leefde, vorderde niets naauwkeurigs, niets volkomens. Bekwaam om de kragt van dryden's Verzen te voelen, en de grootsheid van kneller's Koppen op te merken, kon dezelve Rymelaary hooren en Kladdery zien. Kneller's trots was ondraaglyk. Pope ging eene Weddingschap aan, dat geene vleiery te grof was, of zyn Vriend kneller zou ze verzwelgen kunnen. Om 'er de proef van te neemen, zeide pope tegen hem, terwyl hy zat te schilderen: ‘Waarlyk kneller, ik geloof, dat, indien de Schepper u tot helper gehad had, de Wereld veel volmaakter zou weezen.’ - ‘By God,’ gaf kneller hem ten antwoord, ‘ik geloof het!’ Eene zo oneerbiedige taal was niet vreemd in den mond van kneller, die over het stuk van den Godsdienst zich dikmaals op een lossen trant uitliet. |
|