| |
Bedenkingen over het zwak in de natuur- en sterrekundige wetenschappen. Door Pieter van Aken, A.L.M. & Phil. Doctor.
Niet ten eenemaal vreemd en ongegrond schynen de gissingen, dat 'er eenig zwak, byaldien ik het dus mag noemen, of duisterheid, in de Natuur- en Sterrekundige Weetenschappen zy te vinden. Immers, dit schynt de erkentenis der beroemdste Mannen, die daarin het verste gevorderd zyn, zeer klaar aan te duiden; wanneer ze niet schromen te zeggen, ‘dat we de natuur der lichamen waarlyk niet kennen, dewyl we, dit zo zynde, de uitwerkzelen van te voren zouden moeten weten, daar men nu ten dien einde alles moet onderzoeken door proeven.’ 'Er moeten derhalven altoos eenige onzekerheden overblyven, die, voor 's Menschen vernuft onvatbaar, stof tot twyfeling in ontelbare gevallen overlaten. - Dit zwak nu, aan 's Menschen zyde zynde, zal, wel verre van de waarde dier Wetenschappen te verminderen, haar veeleer des te eerbiediger en luisterryker doen voorkomen, en 's Menschen gemoed eene uitnemende drift, een uitstekend verlangen, gestadig inboezemen, om ze, zo veel in zich is, te doorgronden; ten einde, door het vervullen dezer gebreklykheden, ware het mogelyk, zyne Weetenschappen, tot lof van zynen Alwyzen en goedgunstigen Schepper, te volmaken, in het opsporen der blyken van zyn alwys Alvermogen, zo merkelyk te ontdekken in zyne wondervolle Schepzelen. - Het zal my genoeg zyn, dit myn gezegde, door eenige weinige algemeene Aanmerkingen, te staven, met, de natuur der lichamen daar latende, myne aandacht alleenlyk oppervlakkig op de verschynzelen te vestigen, door wezentlyke proeven genomen; of door Waarnemingen, zichtbaar onder onze zintuigen vallende. - De
| |
| |
eersten komen natuurlyk eerst in bedenking. - Een verbazend getal, een onafgebroken reeks van voorwerpen, is den oplettenden aanschouwer op den aardbodem onafscheidbaar voorhanden; zy verschaffen hem, als een weetgierige Wysgeer, verrukkelyke gedaanten - vormen, wondervolle verschynzelen. De wetten, waardoor dezelven werken, geven, door eene vlytige navorsing en kundige toepassing, een onontbeerlyk nut, en byzonder vermaak, in de zamenleving. Het eerste, in de kennis der kragten van zamenhegting der onderlinge deelen, in de burgerlyke en krygskundige Bouwkunde te vinden; het laatste in de vloei-stoffen, het zy ze door innerlyke kragten werkzaam zyn, het zy ze door eene kundige menging, onder den ander, vertooningen hervoort brengen, die den aanschouwer in verwondering wegrukken. - De proeven over de Electriciteit zyn niet min nuttig dan verbazend; - wonderbaar die van den Zeilsteen; - niet min nuttig die der afwykingen van het Compas, en de inclinatie der Naalde. - Met een aanzienelyken voorraad van alle deze Wetenschappen voorzien, kan het niet missen, of een Natuurkenner moet zig, in de grote vorderingen dezer verheven Wetenschappen, verblyden. Doch vergenoegt hy zich niet met de verschynzelen en wetten te kennen, welke zich in hare vertoningen opdoen, en langs welke zy werken; wil hy met zyn onderzoek tot de allereerste oorzaken en beginzelen doordringen, waardoor alle die wondervolle verschynzelen zo regelmatig en verrukkelyk voortkomen, hy zal ligt ontdekken, dat die verrukkelyke en beminnenswaardige Wetenschappen, voor het meerder gedeelte, door onkunde beneveld worden; eene onkunde, des te groter, hoe meer men gewaar worde, dat men het ondervindelyke van het diep verborgen niet wel weet te schiften. - Immers, de ondervinding zal de gedagten der verstandigste Wysgeeren veelvuldig billyken, dat ze, namelyk, uitwerkzelen van beginzels of vermogens zyn, die, als 't ware, in zo veele kasjes liggen opgesloten; voor 's Menschen vernuft, zo niet
ontoegankelvk, ten minste in zo verre maar doorgrondelyk, dat ze, ofschoon met de vernuftigste werktuigen bezigtigd, doorgaans niets stelligs opleveren, en altoos eenigen twysel overlaten, om eene vlytige navorsing levendig te houden. - Dit is zo algemeen, dat men niet te sterk spreekt, wanneer men zegt, dat het meeste gedeelte, van het geen men diesaangaande weet, het minste gedeelte is van het geen men niet weet: waarom de verstandigste Wysgeeren niet geschroomd heb- | |
| |
ben, het in acht nemen van dezen stokregel, tot een noodzakelyk vereischte in deze Weetenschap, af te vorderen, nescire quoedam, magna pars sapientioe est, eenige zaken niet te weeten, maakt een groot deel der Wysheid uit. - Heeft dit nu plaats, gelyk het buiten allen twyfel heeft, in voorwerpen, die men op den aardbodem, van wegens hunne nabyheid, met onze zintuigen zeer gemakkelyk kan behandelen, hoe veel te meer is het op de Verhevelings-kunde, en voorwerpen, die in een verren afstand van ons af zyn, toepasselyk; omtrent welken men, van wegens hunne verre afgelegenheid, de analogische redeneering te hulp moet roepen? - Eene ontelbare menigte van lugtverschynzelen zal den beschouwer te voren komen; een aanzienlyk getal van Waarnemingen zal deze en gene verwonderlyke hemelsche vertooningen aan de hand geven; doch, zoekt men na de bronnen en eerste oorzaken, waaruit zy hunnen eersten oorsprong nemen, dan zal 's Menschen Wetenschap ze wel gegrond en waarschynelyk, doch niet beslissend, kunnen aanwyzen; dewyl de ons omringende Dampkring een voorraadkamer is, verrykt met een verbazend getal van ingrediënten, deels voor 's Menschen vernuft onbekend en verborgen, deels door hunnen afstand zo verre van ons bereik verwyderd, dat, de beginzelen en eerste oorzaken verborgen zynde, de uitwerkzelen als raadzels overblyven, die nimmermeer in het zekere kunnen bepaald worden. - Wel is
waar, de wetten van aantrekking, byaldien ik het dus mag noemen, of de onderlinge zwaartekragten der Planeten rondsom den aardbodem, volgens de leer van newton, zullen, in opzigt der veranderingen, die men in het gevaarte des Dampkrings gewaar word, en men doorgaans den naam van Weder pleeg te geven, wel eenige zekerheid verleenen. Men zal hier eene verscheidenheid ontdekken, naar mate dat de Planeten, zich in hunne Conjunctien met de Aarde, Oppositien, Nodi, Apogeen of Perigeen, bevinden. Op zodanige gronden rusten de Waarnemingen van den bekenden Schaapherder, met opzigt tot de Maan; en ze komen, volgens de opgave, geduurende den tyd van vyftig jaren, vrywel met de uitrekening overëen. - Mogelyk zou men op dien grond, byaldien men voortging met de conjunctien, oppositien, nodi en syzygien, der andere Planeten uit te rekenen, die mede eene aanmerkelyke en verschillende perzing op den Dampkring hebben, een weerkundigen Almanak kunnen opmaken, die van dag tot dag de gesteltenis des Weêrs aanwees, en in de zamenleving in der daad van
| |
| |
groot, ja zeer groot, nut zou kunnen zyn. Echter, meenen we, dat dit alles, ofschoon al eens gesteld zynde als zeker gaande, de hoedanigheid der veranderingen, of van het Weêr, nochtans niet met zekerheid zou kunnen bepalen, dewyl de gemelde oorzaken wel gezette veranderingen in den Dampkring veroorzaken, maar 'er doorgaans andere hoofdoorzaken by komen, die de hoedanigheid des Weêrs bepalen; en die voor 't meerder gedeelte, ten aanzien van derzelver bronnen, tot nog toe onbekend zyn. De Winden althans, die de ingredienten des Dampkrings, als hulpmiddelen der veranderingen, in beweging brengen, komen hier mede als voorname hoofdoorzaken in aanmerking. - Om de zekerheid dan veld te doen winnen, zou het nodig zyn, dat men hunne verschillende, zelfs zomtyds tegenstrydige, streken, in de verscheide lugt-beddingen, hunne verschillende bronnen, de ver afgelegenste zo wel, als de naby zynde, kende; en zeker wist, dat ze, even gelyk de streken der afwykingen van het Compas, door halley, en de inclinatielynen door poundius, waargenomen, volgens bepaalde mechanische wetten, in hunne wending of ommedraai, bewogen wierden. - Om dit na te vorschen, zouden 'er Jaarlyksche tabellen van hunne verschillende streken, over den ganschen aardbodem, ten minste over Europa, vereischt worden. En zo deze oogenschynelyk onoverkomelyke arbeid al eens voltooid ware, zou mogelyk het geluk van zekerheid noch niet beslissender opdagen; dewyl de menigvuldige veranderingen, die daarënboven uit ontelbare andere onbekende oorzaken in den Dampkring ontstaan, die het bereik van ons begrip te boven streven, en onder eene analogische redeneering niet vallen kunnen, den onderzoeker zeer dikwerf zouden noodzaken, zynen toevlucht te nemen tot dien veel afdoenden stokregel, 'er is geen regel zonder uitzondering. Hiervan houd ik my te meer verzekerd, dewyl het by my vast staat, dat de werking dier onbekende bronnen,
mitsgaders de groote veranderingen, welken men nu en dan in den Dampkring gewaar word, ten eenemaal afhangen van den wyzen wil des Opperbestuurders van alle ondermaansche zaken; die wel door middelen werkt, doch de middelen, volgens zyne aanbiddelyke Wysheid, naar welgevallen werkzaam doet worden, op eene wyze, voor het menschelyk vernuft ten eenemaal ondoorgrondelyk. - De werkende oorzaken dan, door aanstuwing der Winden, in den Dampkring boven onzen gezigt-einder, daar zynde, gevoegd by de onderlinge standen der Planeten rondsom on- | |
| |
zen aardbodem; en werkende wetten, naar welke zy werken, door nauwkeurige waarnemingen kennende, kan men zeer wel, op voldoende gronden, eene bepaalde voorwetenschap, van eene aanstaande Weêrsgesteltenis verkrygen, en eenige waarschynelyke voorzienings-regelen opmaken; maar zyne Weerskunde zo ver uit te willen breiden, dat men die in haare wyd uitgestrekte hoedanigheid meesterlyk wil bepalen, kan niet anders, dan na eene lage waanwysheid smaken. - Is dit onvolmaakte, - dit zwak, - zyn deze gebrekkelykheden aan de natuurkundige Wetenschappen eigen; niet minder is 'er ook zodanig iets te vinden in de beschouwende Sterrekunde; de bepalingen der onderlinge asstanden, en grootheden der Planeten, zullen, door de onzekerheid van den grondregel, hare vereischte nauwkeurigheid moeten missen; en men zal, door een algemeen aangenomen maatregel, niet verder, dan het naaste, aan de wezentlyke waarheid kunnen komen. De maat moet zeker en bekend zyn, wil men van de nette grootte, en afstand, van eenig lichaam in het zekere bewnst zyn; dit nu heeft wel op den aardbodem plaats, (een voet, by voorb., weet men, kan de grootte of afstand van een voet beslaan, en afmeeten) maar geenzins in de beschouwende Sterrekunde. De eenheid, welke hier tot een grondslag van de uitrekening aangenomen word, zynde de radius of straal van den Aardbol, toch is, naar de verscheide bepalingen, aan verandering onderhevig: als blykbaar is,
uit de verschillende bepalingen der Sterrekundigen, omtrent den grootsten cirkel; wordende dezelve begroot, door snellius, op 123,120,000 voeten, door picard, op 123,249,600, door cassini, op 122,725,644, en door nerhaud, op 123,786,000. Derhalven moet de radius of straal, welke, als eene eenheid, voor een algemeenen maatregel word aangenomen, naar deze verschillende uitrekeningen, in grootte verschillend zyn. En gevolglyk zyn ook de bepalingen der grootte en onderlinge afstanden der Planeten onzeker, of ze kunnen, op zyn best genomen, maar gezegd worden, het naaste aan de wezentlyke waarheid te komen. Het kan niet missen, of dit moet een groot zwak in de beschouwende Sterrekunde geven; het welk, gevoegd by de aanmerkelyke vergroting der tusschenkomende middelstoffen, die als toevallen, aan de meest vergrotende kykers, door welke men de voorgestelde voorwerpen bezigtigt, eigen zyn, niet dan groote gebrekkelykheden zal overlaten, en altoos stof verschaffen, om dit zwak - dit duistere - in de waarnemingen plaats heb- | |
| |
bende, zoo veel doenlyk is wech te nemen, om dit onderwerp tot meerdere volmaaktheid, en onder eene stellige bepaling, te brengen; het welk mogelyk voor altoos boven het bereik van den Sterveling gaan zal. - Hierby komen noch de verschillende gedachten van verscheide Wysgeeren, nopende den grootsten diameter van den Aardbol, of die, namelyk, door beide de polen loopt, dan langs den AEquator; in de linea Apsidum, en de wetten der zwaarte - kragten te bepalen; het welk verschillende stelzels oplevert, die, ofschoon ze in het hoofdzakelyke overëen komen, echter in de uitleggingen noch steeds aanmerkelyke zwarigheden overlaten, naar mate men de gedachten van den eenen of anderen is toegedaan. - Myn bestek laat niet toe, hier verder in te treden, ik zal my des vergenoegen, met
alleenlyk, tot slot, aan de eene zyde, aan te merken, dat het volmaakte, gelyk in alle ondermaansche zaken, dus ook in deze verheven Wetenschappen, niet zal te vinden zyn; en aan de andere, dat 'er, dit niet tegenstaande, genoegzame middelen zyn aan de hand gegeven, om den Schepper in zyne Schepzelen te verheerlyken; als waardoor men, wanneer ze wel gebezigd worden, dat het kenmerk van een waar vriend en beoefenaar dezer Wetenschappen duidelyk kenschetzen, allezins opgeleid word tot lof van den Alwyzen en Grootmachtigen Formeerder, die alle deze dierbare kleinodiën, ter bespiegeling en nut van den Mensch, oogenblikkelyk - met een woord sprekens - zo verrukkelyk - uit een enkel niet - heeft voortgebracht! |
|