Voorpooten hadt; men verbeeldde zich dat het niet zou blyven leeven; maar dit gebrek in 't maakzel belette geenszins dat dit Hondje even goed groeide als de drie andere, ten zelfden tyde geworpen; thans is het twee jaaren oud, en heeft voorlang den vollen wasdom.
Onze Twee-poot (Deux pattes) heeft veel van een Wolfshond; doch is veel langer; zyn hair is lang, wat ruw en bruin; dikwyls steekt hy de ooren op; de Staart heeft veel van een Vossenstaart, niet alleen in de gedaante; maar ook in de wyze op welke hy denzelven draagt: eenigeu hebben daarom gewild dat de Moer zich van een Vos heeft laaten dekken; doch alle Natuurkundigen weeten. welk een sterke afkeer 'er plaats grypt tusschen den Hond en den Vos, en kennen de vrugtlooze poogingen, van den Heer de buffon in 't werk gesteld om ze met elkander te doen paaren. Gelykt Twee-poot veel op een Wolfs-hond, 't is zeer mogelyk dat een Hond van die soort met de Moer te doen gehad hebbe; daarenboven was de Moer zelve een bastaardsoort uit een Wolfs-hond en een Spaansche Teef; niets vreemds derhalven, dat Twee-poot veel op een Wolfs - hond gelykt.
Dit Hondje is zeer speels, het komt na u toe op de twee achterpooten, welke het verwyderd houdt, de vingeren staan van een: als het snel wil loopen, gebruikt het 't onderste van den hals als een derden poot om het Voorlyf te onderschraagen: dit loopen is een soort van springen, hy bereikt 'er zyn doel mede, en dit gaat geenzins langzaam toe; ondertusschen vermoeit deeze gedwongene wyze van gaan het Dier zeer: want de ademhaaling vindt zich telkenmaale belet als de Hals aan den grond komt; en, om den Kop en Snoet voor stooten te bewaaren, moeten de Halsspieren steeds gespannen staan, zodanig dat de Kop altoos overeinde blyft.
Wanneer Twee-poot eenig geraas hoort, ryst hy overeinde, en staat, voor een geruimen tyd, in die gestalte. Op het veld zou men meenen een Haas te zien, die op de achterpooten staat. Een trap op te klimmen gaat vry gemaklyk, by elke trede rust hy op den hals; doch het afklimmen is onmogelyk.
Op het gevoel valt het zeer moeilyk zich een denkbeeld te vormen van het maakzel der beenderen in deezen Hond; men meent het Schouderbladsbeen alleen te voelen, en niets meer. Wanneer, ondertusschen, het Beest zelve op de achterpooten gaat staan, even gelyk de Honden die men