geeving, dat het middag, en het uur der Godsdienstoefening daar was. De Vergadering vlyde zich neder op het Carpet, ter wederzyde van de Vergaderplaats, eene ruimte laatende van het Altaar tot het andere einde. Het groote Boek met het Pultrum werd, met eenige plegtigheid, van het Altaar, na het andere einde der Vergaderplaatze gebragt. Een Oud Man, met een zilver gryzen Baard, knielde 'er voor neder, met het Aangezigt na het Altaar gekeerd; aan zyne eene zyde zat een Man met een kleinen Trommel, en twee of drie met Cymbaalen. - Het Boek werd geopend, en de Oude Man begon, op den maatslag van den Trommel, te zingen; by het einde van elk Vers, hieven de meesten der Vergadering een Choorzang aan, by wyze van antwoord; op aller gelaad was vergenoegen en vrolykheid te leezen. De Zangtoonen waren verre van onaangenaam, de maat was kort. Hy verstondt, dat de stoffe des Gezangs bestondt uit een Lofzang, ter eere van gods Eenheid, Alömtegenwoordigheid en Almagt. Hy schiep een byzonder genoegen in de gebaaren van den Grysaard, en zag nimmer een gelaad, 't welk zo sterk inwendig genoegen uitdrukte; terwyl hy zich omkeerde, en van den een tot den ander wendde, als 't ware, om hunne toestemming te verwerven, van die waarheden, met welke zyne Ziel, onder het Zingen, doordrongen scheen. - De Lofzang, uit omtrent twintig Verzen bestaande, geëindigd zynde, rees de geheele Vergadering op, met het Aangezigt na het Altaar gekeerd, in een biddende gestalte, met gevouwen handen. Toen stondt een Jong Man overeinde, en sprak met eene sterke zeer onderscheide stemme, en diepen ernst, een lang Gebed uit; by zekere uitdrukkingen, hief de Vergadering gezamenlyk de stem op, by wyze van antwoord, zeggende:
Wa Gooroo! Zy smeekten om kragt, tot het bieden van wederstand aan de Verzoekingen, om Genade, die hun in staat mogt stellen om goed te doen; om het Heil des Menschdoms in 't algemeen, en Zegen voor de Seeks in 't byzonder; en om de behoudenis van allen, die zich ten dien tyde op reis bevonden. - Op dit Gebed volgde een korte Zegenwensch van den Eerwaardigen Grysaard, en de uitnoodiging, dat de Vergadering deel wilden neemen aan een vriendlyk Feest.
Hierop werd het Boek geslooten, en weder by 't Altaar gebragt. Toen het Volk, als in den beginne, nedergezeten was, traden twee Mannen binnen, draagende een