Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1791
(1791)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 66]
| |
De oorzaaken van de overvloeijingen des Nyls, natuurkundig nagespoord en ontvoud, met aanmerkingen over den loop der regens, in de heete gewesten.(Ontleend uit de Travels to discover the Source of the Nile, by James Bruce of Kinnard, Esq. f.r.s.)
‘Hebben wy, laatstGa naar voetnoot(*), onze Leezers, aan den Oorsprong des Nyls gebragt, zo als de Heer bruce denzelven oordeelde ontdekt te hebben, wy zullen hun thans de aanleidende oorzaaken van de overvloeijing dier Riviere, op zyn geleide, ontvouwen.’ Welke ook de gissingen van Droomers der Oudheid mogen geweest zyn, wegens de Overstrooming van den Nyl, hedendaagsche Reizigers en Wysgeeren, zonder stelzelliefde of vooroordeel, beschryvende, wat hunne oogen zagen, hebben bevonden, dat de Overstrooming van Egypte te wege gebragt wordt door natuurlyke middelen, volkomen eenstemmig met de gewoone regelen der Voorzienigheid, en de wetten in de bestuuring van het overige des Heeläls. - Zy hebben bevonden, dat de overvloedige val van Keerkring-regens, elk Jaar, ten zelfden tyde voortgebragt door de werking van heeten Zonneschyn, eenpaarig en zonder wonderwerk, de oorzaak is, van de jaarlyks geregelde Overstrooming van Egypteland. Wanneer de Zon eenige dagen als stil staat aan den Keerkring van Capricornus, wordt de Lugt aldaar zo zeer verdund, dat de sterker Winden, met waterdeelen belaaden, daar heen waaijen, uit den Atlantischen Oceaan van 't Westen, en uit den Indischen Oceaan van 't Oosten. De Zuide-wind, daarenboven, belaaden met veel dampen, verdikt in die hooge bergketen, niet verre ten Zuiden van de Linie, welke een rug vormt na het Schier-Eiland van Asrica, en met de twee andere Noorwaards loopende, een middel oplevert, om het evenwigt te herstellen. De Zon dus zulk eene hoeveelheid van Dampen, als 't ware, in een punt verzameld hebbende, brengt ze nu in beweeging, en trekt ze schielyk met zich Noordwaards, op den zevenden van January: twee Jaaren agter een, | |
[pagina 67]
| |
scheen zy haare kragt uitgestrekt te hebben tot den Dampkring van Gondar, toen daar, voor de eerste keer, in de Lugt, zich witte en dunne Wolken vertoonden; de Zon toen 34o van het Zenith zynde, zonder dat men eenige Maanden te vooren eenige Wolk of donkere plek gezien hadt. Met toeneemende snelheid de Linie naderende, en breeder kreits beschryvende, brengt de Zon eenige weinige Regendroppen, op den eersten van Maart, te Gondar, als dan 5o van het Zenith afstaande; deeze worden door den dorstenden grond greetig ingedronken, en dit schynt de wydste uitgestrektheid te zyn van den invloed der Zonne om Regen te veroorzaaken, die als dan in groote druppen nedervalt, en maar eenige weinige Minuuten aanhoudt; de Regentyd begint, egter, met ernst, als de Zon in 't Zenith van elke plaats komt, en deeze Regens duuren bestendig, en neemen toe, naa dat de Zon door 't Zenith gegaan is, Noordwaards trekkende. Vóór dien tyd ziet men takken en bladen dryven in de Rivier Bahar el Abiad, die uitwyzen, dat op de Breedte, waar deeze ontspringt, de Regen reeds overvloedig viel. Deeze ligt, zo veel ik uit de my medegedeelde berigten kan opmaaken, omtrent 58o van de Linie. In April worden alle de Rivieren in Amhara, Begemder en Lasta, eerst wankleurig, en dan beginnende te zwellen, vereenigen zy zich met den Nyl, in de verscheide streeken van diens loop, daar digtst by. In 't begin van Mey ontlasten zich honderden van Stroomen uit Gojam, Damot, Maitsha en Dembea, in het Meir Tzana, 't welk laag geworden is door de sterke uitwaaseming; doch allengskens voller wordt, en eene groote hoeveelheid Waters aan den Nyl verschaft, vóór het in den Waterval van Alata stort. In 't begin van Juny, de Zon thans geheel Abyssinie doorgetrokken zynde, zyn daar alle de Rivieren vol, en alsdan valt 'er de meeste Regen in Abyssinie, dewyl de Zon, als 't ware, eenige dagen, zich aan den Keerkring van Cancer ophoudt. Deeze Regens worden verzameld door de vier groote Rivieren in Abyssinie, de Mareb, de Bowiha, de Tacazzé en den Nyl. Alle deeze Hoofdrivieren, en de Stroomen, die Water aan dezelve verschaffen, zouden verzwolgen worden, en niet in staat zyn om door de brandende Woestynen heen te dringen, of den weg na Egypte te baanen, ware het niet, dat de Witte Rivier, die in een Gewest, waar het bykans bestendig regent, ontstaat, daar een on- | |
[pagina 68]
| |
ophoud elyken toevoer van waterstroom byvoegde, aan den Nyl zelve gelyk. In de eerste dagen van Mey staat de Zon, in derzelver loop na den Noorder Keerkring, toppuntig, boven het Dorp Gerri, de Eindpaal van de Keerkring-Regens. Al de invloed der Zonne, die reeds door het Zenith is heen gegaan, en voor eenige dagen, als 't ware, stilgestaan heeft, binnen weinig Graaden van 't zelve over Syene, in den Keerkring van Cancer, kan dezelve geen duim verder Noordwaards brengen; ook valt 'er geen Daauw, zo als men met reden zou verwagten, uit de menigte versch en uitdampend Water, 't welk dan in den Nyl stroomt, schoon dezelve digt by dat Dorp heen loopt, en naderhand door dat wild en woest Gewest. De zaak is zeker, doch gewis zeldzaam, de oorzaak misschien onbekend, schoon men 'er na moge gissen. Ik begryp, dat de Bergen noodig zyn, om, of Regen of Daauw te veroorzaaken, door het tegenhouden en opstoppen van de groote menigte Dampen, welke hier Zuidwaards aangedreeven worden. Nu is het geheele Land, tusschen Gerri en Syene, vlak en woest, zo dat die onderschepping 'er geene plaats heeft; en moet men aan dezelfde oorzaak toeschryven, dat de grenzen van de Keerkring-Regens verder Zuidwaards loopen, als men Westwaards op reist, en dat zy, in stede van op 16o Breedte, die derzelver eindpaal te Gerri maaken, bepaald zyn, binnen de 14o Breedte, in dat gedeelte des Koningryks van Sennar, 't welk Zuid-West van die Hoofdstad ligt, waar alles vry is van gebergte, tot men aan die van Kuara en Fazuclo komt. Nogthans, schoon de invloed der Zonne, wanneer dezelve op 't grootst is, niet groot genoeg is, om de grenzen van den Zomerregen verder Noordwaards dan Gerri te brengen, zyn deeze Regens, al den tyd, dat de Zon in den Keerkring van Cancer is, op de grootste afstanden, hevigst door geheel Abyssinie; en Egypte zou, met alle zyne Werken, welhaast in de Middellandsche Zee gevoerd worden, begon de Zon nu haaren kring van werking niet te veranderen, door den loop Zuidwaards te neemen. Van Syene gaat de Zon over de Woestyn heen, en komt te Gerri: hier vindt het tegenovergestelde plaats van de uitwerkzels die haar invloed baarde, toen dezelve Noordwaards trok; want, terwyl zy, in den gebeelen loop van de Noorder Declinatie, van de Linie tot Gerri, Regen aanbragt, op alle plaatzen waar zy toppuntig scheen, zo doet zy nu | |
[pagina 69]
| |
deeze Regens ophouden, op het oogenblik haarer wederkomst in het Zenith van elk deezer Plaatzen; gaande over Abyssinie Zuidwaards, tot zy aan de Linie komt, in de Herfstnagtevening, en haare invloed ophoudt aan de zyde van Abyssinie, en zich in 't Zuiderhalfrond verspreidt. En zo naauwkeurig is deeze verbaazende werking berekeud, dat, op den 25sten van September, slegts drie dagen naa de Nagtevening, de Nyl te Cairo, doorgaans op 't hoogst bevonden wordt, en vervolgens, van dag tot dag, verlaagt. Zo verre wegens den Oorsprong en voortgang van den Nyl in ons Noorder halfrond: maar zo veel lichts en bevestigings kan men ontleenen uit onze overweeging van het geen de Zon verrigt, als zy haar loop verder Zuidwaards volbrengt, dat ik my verzekerd houde, dank, by mynen Wysgeerigen en onderzoeklievenden Leezer, te zullen behaalen, door dien loop derwaards te volgen. Onmiddelyk naa dat de Zon over de Linie gegaan is, vangt de Regentyd Zuidwaards aan, wanneer dezelve aan 't Zenith van eenige plaats komt; maar de gelegenheid en de noodwendigheden van dit Land anders zynde, verandert ook de wyze, om daar de Overstrooming te bevorderen. Een hooge Keten van Bergen loopt, van omtrent 6o Zuider Breedte, langs het midden van het vaste Land, na de Kaap de Goede Hoop, en scheidt het Zuidlyk deel van dat Schier-Eiland, bykans op dezelfde wyze als de Nyl het Noordlyk deel. Een sterke Wind uit het Zuiden, den voortgang der overdekte Dampen stuitende, dryft dezelve tegen de koude toppen van de Bergen deezer Keten, en vormt veele Rivieren, die Oost- of Westwaards afvloeijen, naa dat het waterpas zich aanbiedt. Loopt deeze na 't Westen, zy stroomen van de zyden van 't Gebergte neder in de Atlantische Zee, loopt dezelve na 't Oosten, dan in den Indischen Oceaan. Nu zouden deeze alle voor het Menschdom nutloos zyn, indien de jaarlyks wederkeerende Winden, gelyk iemand ligt denkt dat het geval zal weezen, overeenkomstig werkten, met het geen in Egypte gebeurt; ja, indien één Wind de overhand had, zouden deeze Rivieren, opgezwollen van Regen, niet bevaarbaar weezen; doch, op eene andere wyze, is de Voorzienigheid hier tusschen beiden gekomen. De Wolken, getrokken door de geweldige werking der Zonne, worden verdikt, vervolgens gebrooken, en vallen, in Regen, op den top deezer hooge Bergketen, 't welk alle Rivieren doet zwellen, terwyl een Wind uit den Oceaan, uit het Oosten, gelyk een Passaat-wind, op elk deezer Stroo- | |
[pagina 70]
| |
men aanwaait, in eene tegenovergestelde rigting van derzelver Stroom, geduurende den geheelen tyd der Overstrooming, en dit stelt de Vaartuigen in staat om tot de Westlyke deelen van Sofala te komen, tot het binnenste des Lands, en de Bergen, waar het Goud is, door te dringen. - Dezelfde uitwerking wordt, door dezelfde oorzaak te wege gebragt, aan den Westkant na de Atlantische Zee; de hooge Bergketen, geplaatst zynde tusschen de Landen ten Oosten en ten Westen gelegen, is teffens de bron van derzelver rykdommen, en van die Rivieren, welke loopen na de schatten, die anderzints ontoeganglyk zouden weezen, in de Oostlyke gedeelten van Benin, Congo en Angola. Drie zeer opmerklyke Vertooningen vergezellen de Overstrooming van den Nyl. Elke Morgenstond in Abyssinie is helder, en de Zon schynt. Omtrent negen uuren vertoont zich in 't Oosten een kleine Wolk, op 't oog niet breeder dan vier voeten, deeze draait, als op een spil, geweldig rond, maar, in 't Zenith gekomen, neemt de beweeging eerst af, en de Wolk breidt zich zeer uit, en schynt de Dampen van alle kanten aan te trekken. Deeze Wolken, bykans dezelfde hoogte beklommen hebbende, storten met groot geweld tegen elkander, en herinnerden my altoos den Propheet elia, op den Berg Carmel Regen voorspellendeGa naar voetnoot(*). De Lugt, voortgestuuwd door de zwaarste laage, of snelste lugtsiroom, pakt samen, en is met Wolken geheel bedekt; de geweldigste Donder, dien men zich kan verbeelden, barst terstond los, met Regen vergezeld; naa 't verloop van eenige uuren, klaart de lugt weder op, met een Noorden Wind, altoos met eene onaangenaame koude gepaard, wanneer de Thermometer beneden de 63o staat. De tweede opmerkenswaardige byzonderheid is de verandering van den Thermometer; wanneer de Zon in den Zuider Keerkring zich bevindt, 36o asstaande van het Zenith van Gondar, staat dezelve, zeldzaam, laager dan 72o; doch dezelve daalt tot 60o en 59o, wanneer de Zon uit het toppunt schynt; zo gelukkig maatigt de nadering des Regens de hette van het anderzins verschroeiende Zonnevuur. De derde byzonderheid is die zeldzaame stuiting van den Regen Noordwaards, wanneer de Zon, die de Dampen van de Linie heeft aangevoerd, en nu, meer dan ooit, dezelve onder haare heerschappy zou schynen te hebben, schielyk daarvan ontzet wordt, tot dat zy, weder tot het | |
[pagina 71]
| |
Zenith van Gerri keerende, het bevel over den Regen weder aanneemt, en denzelven weder na de Linie voert om Zuidwaards watervloeijingen te veroorzaaken. Ik kan niet nalaaten hier de byzondere schikking van dit Schiereiland in Africa in opmerking te neemen. Veronderstel, een Middaglyn getrokken over de Kaap de Goede Hoop tot aan de Middellandsche Zee, waar dezelve aan Egypte grenst, en dat die Middaglyn eene breedte heest, dat dezelve geheel Abyssinie, Nubie en Egypte daar beneden bevat, dan zal dit gedeelte des Vastenlands, van het Noorden tot het Zuiden, 64o bevatten, door den Equator in twee gelyke deelen verdeeld; zodanig, dat, van de Linie tot den Zuidlyksten Uithoek van Africa, 32o is, en Noordwaards tot aan den kant van de Middellandsche Zee, desgelyks 32o: indien men nu van ieder zyde 2o asneeme, zyn deeze de grenspaalen der veranderlyke Winden, en wy hebben dan 30o ten Zuiden en 30o ten Noorden, binnen welke ruimte, aan wederzyden, de Passaatwinden bepaald zyn: neemt weder 16o van de 32, dat is, brengt op de helst den asstand tusschen de Kaap de Goede Hoop en de Linie, en 16o tusschen de Linie en de Middellandsche Zee, en gy krygt de grenspaalen van de Keerkringregens 16o aan elke zyde van den Equator: neemt wederom de helft van 16o dat is 8o, en voegt dezelve by de grenspaalen van de Keerkring-regens, dat is by 16o, en gy krygt 24o, 't welk de ligging is der Keerkringen. - In deeze schikking is zeker iets zeer opmerkenswaardigs. |