Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1791
(1791)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijLevensbeschryving van Wylen Maximiliaan Stoll, Raad van Zyne K.K. Majesteit, gewoon Geneesheer van het Gasthuis de H. Drieëenheid, en Eerste Hoogleeraar der beoeffenende Geneeskunde, te Weenen. Uit het Latyn van den Heer J. Eyerel vertaald, door Dr. J. Rôbol.Maximiliaan stoll wierd den 12den October, van het Jaar 1742, gebooren, te Erzingen, een Dorp onder het gebied van Cleggoven, behoorende aan den Prins van Schwarzenberg; zyn Vader was een niet onvermaard Heelmeester van die plaats. Toen hy zeven Jaaren oud was, wierd hy onder het bestier van een zyner Nabestaanden, een Priester van het gemelde Dorp, gesteld. Na verloop van twee Jaaren, nam zyn Vader hem onder zyn eigen opzigt, zynde reeds lang voorneemens geweest hem tot de Heelkunde op te brengen. De Zoon gehoorzaamde met tegenzin, dewyl hy reeds dikwerf, hoewel vrugteloos, zyn Vader vryheid verzogt had, om zig geheel aan de Studien toe te wyden. Als hy nu, omtrend anderhalf Jaar, de beginzelen der Heelkunde geleerd had, gebeurde het, dat een Boer, bezig zynde, met een Byl, eenige takken van Boomen af te houwen, zich, ongelukkig, teffens den lin- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||
kerhand afkapte; stoll wierd door dit bloedig schouwspel zodanig getroffen, dat hy een volkomen afkeer van de Heelkunde kreeg. Eindelyk stond de Vader de begeerte van zyn Zoon toe, en gaf hem aan den Pastoor van het Dorp over, van wien hy, geduurende vier Jaaren, gelyk toen plaats had, de eerste beginzelen der Latynsche Taal leerde. Uit hoofde zyner groote vorderingen in deeze Taal, en van zyne byzondere naarstigheid, wierd hy naar het Gymnasium van Rotweil, onder het bestier der Jesuiten, gezonden. Na voorafgegaane onderzoek, wierd hy op het vyfde School, het welk zy der Letterkunde noemen, toegelaaten. Hier had hy tot leermeester Pater Merz, een groot vyand der Ketteren, welke daarna geheel Duitschland beroerd heeft. Gantsch tegen de verwagting zyns Vaders, die hem alleen naar het Gymnasium had gezonden, opdat hy, in de letterkundige Weetenschappen onderweezen, eens, met den tyd, een beroemd en geleerd Heelmeester zoude worden, wierd onze stoll, hoewel tegen den zin zyns Vaders, door de listige verschalking der Vaders Jesuiten, in hun Genootschap aangenomen. De drie Jaaren van zyn Novitiaat verstreeken zynde, in het Jaar 1766, wierd hy naar Hala, in het Prinsdom van Tyrol, verzonden, om aldaar de Kinderen, van de eerste en tweede School, in de Letteren te onderwyzen. Doch, vermits de leerwyze van stoll, van die der Vaderen, hemelsbreedte verschilde, en de Kinderen, op een korter en aangenaamer wyze, tot de Studien der Latynsche en Grieksche Taalen wierden opgeleid, was dit niet naar den smaak zyner Oversten, ja, hy haalde zig hierdoor hunnen onverzoenelyken haat op den hals. Aan zyne waarde Leerlingen ontrukt, wierd hy naar Ingolstad, en kort daarop naar Eichstad, gezonden. Eindelyk, deeze kwellingen moede, verliet hy het Genootschap, in het Jaar 1767, toen Ricci over het Jesuitiesch Ryk den Scepter zwaaide. In zyn Vaderland terug gekeerd, hield hy zich daar maar weinige weeken op, en ging naar Straatsburg, om zyne Geneeskundige Studien te beginnen; dan, na verloop van een Jaar, kwam hy te Weenen, om by het Ziekbed, onder het opzigt van de haen, de Geneeskunde te leeren In het Jaar 1772, wierd hy, te Weenen, tot Leeraar in de Geneeskunde bevorderdGa naar voetnoot(*). Na verloop van eenige Maan- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||
den, wierd hy, in Hongaryen, tot Hof-Doctor, gelyk men het noemt, aangesteld. Wanneer stoll zig nu in Hongaryen, ter beoeffening der Geneeskunde, had neêrgezet, lag hy zig byzonder, met alle zyne geest-vermogens, toe, om de Volk-Ziekten waar te neemen, en te bepaalen; gelyk uit zyne Aantekeningen, wegens de Hongaarsche Koorts, uit zyn fraaijen Brief aan Dr. Grant, en uit het Dagboek zyner Waarneemingen, in het vierde Deel zyner Geneeswyze te vinden, duidelyk blykt. Byna reeds wanhoopende, om een vasten grondslag in de Geneeskunde te vinden, had hy beslooten, het Heiligdom van AEsculaap te verlaaten, en zig op eene andere Weetenschap, minder op gissingen steunende, en meer door de ondervinding bevestigd, toe te leggen; dan, eene aanhoudende en oplettende beschouwing der Waarneemingen, door den onsterfelyken sydenham, over de Koortzen, geschreeven, hebben stoll, tot heil der Zieken, en tot opbouwing onzer Weetenschap, behouden. Ruim twee Jaaren heeft hy de Geneeskunde, in Hongaryen, beoeffend; doch zyn Ligchaam, door veel Arbeids en zwaare Ziekten, zeer verzwakt zynde, vond hy zig, tot herstel zyner gezondheid, genoodzaakt naar Weenen terug te keeren. De haen lag toen op het uiterste. Eerst vervolgde hy de Voorleezingen van de haen, en, na deszelfs Dood, wierd hem dien Post, door den beroemden Vryheer van störk, opgedraagen. Den 13den Mey 1776, begon hy zyne Lessen over de beoeffenende Geneeskunde; in deszelfs onderwys, maakte stoll zig zo beroemd, dat een menigte jonge Geneesheeren van alöm t'zamen vloeide, om de Voorschriften der Geneeskunde, niet van den Leerstoel, maar by het Ziekbed, uit den mond der getrouwste Leermeesteresse, namentlyk de altoos waarheid spreekende Natuur, aan te leeren. De Geneeskunde zelve beoeffende hy met zo veel wysheid, en zo gelukkig, dat hy zelfs by de Vorsten geliefd, en onder de fatsoenlykste Burgeren in hoogachting, was. Onder hen, welker gezondheid aan stoll was toevertrouwd, munten uit, de Groote kaunits, die Atlas, welke met zo veel beleid de Oostenryksche Monarchy on- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||
derschraagt, de Vorst czartorinsky, en de groote Helden, haddik en laudon. Hy heeft 'er verscheiden uit de kaaken des Doods gered, welk geluk, onder anderen, aan den zoetvloeijenden (Duitschen) Dichter, blumayer, is te beurt gevallen. Door een hevigen Waterzugt aangetast, is hy, door stoll, in gezondheid hersteld. De geneezene Zieke betuigde, door een aangenaam Gedigt, zyne dankbaarheid aan zyn Geneesheer. Stoll lag zig met alle zyne vermogens toe, om de oorzaaken, de tekenen, en de geneeswyze der Ziekten naauwkeurig te doorgronden; door geen arbeid of weerzin afgeschrikt, besteedde hy zyn gantschen leeftyd tot geneezing der Zieken; wel weetende, dat de Geneeskunde, gelyk quinctilianus, wegens de welspreekendheid betoogt, door veel Arbeids, door aanhoudende Studien, door menigvuldige Beoeffening, door herhaalde Proefneemingen met groote voorzigtigheid, en door een vast besluit, haar bestaan heeft. Voor het overige, heeft stoll zyn eigen Beeldtenis, naar het leven, uitgedrukt, wanneer hy een waar Geneesheer schetste (Aphor. 854.): ‘Tot de geneezing der Ziekten, word een Man vereischt, van een gezond oordeel, zeer naarstig, ten uiterste oplettend, standvastig, niet roekeloos voortgaande, alleen op vaste aanwyzingen en eenvoudige Middelen bouwende, die, noch door hoop, noch door vrees, noch door eigenzinnigheid, noch door zelssvertrouwen, of wat het ook zy, ook niet door zucht tot nieuwigheid, zig van den regten weg laat afleiden.’ Hy was een groot voorstander der Inënting. Alle Jaaren, in de Zomermaanden, huurde hy een Tuin, of in een nabygelegen Dorp, of in de Voorstad, opdat de Inënting der Kinderpokjes, met meer vrucht, en met een soort van aangenaamheid, zoude kunnen geschieden. Geen zyner Ingeënten zyn gestorven. Stoll was zeer ervaaren in de Grieksche Taal, blykens zyn Academische Redenvoering, de proestantia linguoe Groecoe, en uit eene andere Verhandeling, de optima discendi docendique sermonis Groeci ratione. Kort na zyn wederkomst uit Hongaryen begaf hy zig in den Echt, waaruit twee Kinderen, een Zoon en een Dochter, zyn voortgesproten. Weinige maanden vóór zyn dood, liep 'er een oud wyfs praatje door de Stad, dat stoll, in het Gasthuis, het lighaam van een Vrouwspersoon, aan een besmettelyke Koorts | |||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||
gestorven, ontleed had; dat het Vergif eerst de daarby tegenwoordig zynde jonge Geneesheeren, daarna het geheele Volk, had aangetast. Doch zie hier den aart deezer ziekte: in dien tyd heerschte 'er eene Febris Rheumatico-Inflammatoria, onder het masker van een Rotkoorts schuilende; want, en de gewaande zwakheid, en de wezenloosheid, en de Blutskoortsige uitslag, hadden de Geneesheeren ligtelyk misleid, om de niet rottige Koorts (Synechus imputris) voor een Rotkoorts aan te zien; doch de rottingweerende Geneeswyze was schadelyk, en de ontsteeking tegengaande, alleen heilzaam. Onder andere diergelyke Zieken, bevond zig in het Gasthuis een Vrouw, door een Peripneumonia Rheumatico-Inflammatoria aangetast; haar Borst was reeds lang aangedaan geweest; de Ziekte ging tot verettering over; men vond in het Lyk een menigte Etter in een Zak besloten. Al vóór deezen dag dat het Lyk ontleed wierd, hadden veele Studenten in de Geneeskunde, zo in de Stad als in de Voorsteden, de heerschende Koorts reeds op het lyf; en van dien dag af wierden 'er verscheiden door de heerschende Ziekte aangetast, zelfs die by de opening van het ligchaam niet tegenwoordig geweest waren. Stoll kreeg zelve, na eenige dagen, een Febris Rheumatica, waarvan hy echter, kort daarna, herstelde. Keizer joseph II bezogt den Zieken, om, uit den mond van den altoos waarheid spreekenden Man, den aart, en het beloop, deezer Ziekte, te verstaan. Zie daar de Geschiedenis van het Vergif. Doch, men verwondere zich niet, daar reeds de welëer vermaarde Rector deezer Hooge-School, de Sorbait, de oorzaak deezer vreesselyke besmetting uitlegt met een oud spreekwoord: Oostenryk is, of winderig, of vergiftig. Kort hier na, ontstonden 'er nieuwe beroerten door de Jigt-stoffen, welke verscheiden Jaaren in groote hoeveelheid, in een Ligchaam, door veele en zwaare Ziekten, ingespannen Studien tot laat in den Nagt voortgezet, lastigen Arbeid, en byzondere Rampspoeden afgesloofd, opgehoopt waren. Den 22sten Mey, 's Nagts, fris t'huis gekomen zynde, wierd hy, onverhoeds, door een zeer hevige Koorts overvallen, en eene schielyke verplaatsing der Jigt-stoffen, naar de Hersenen, maakte, niettegenstaande alle aangewende Middelen, een einde van zyn heilzaam leven, den 23sten Mey, 's Avonds ten zeven uuren. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||
Lyst der schriften, door den heer Stoll uitgegeeven.
| |||||||||||||||||||||||
Na zyn Dood uitgegeeven.
| |||||||||||||||||||||||
Uit de Schriften van stoll opgemaakt.
|
|