Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1791

[p. 15]

Waarneeming wegens eene zeer byzondere, doch teffens allergevaarlykste, inënting der kinderpokjes. Door Dr. * * *.

Dat de Inënting der Kinderpokjes eene der heilzaamste voorbehoedmiddelen is, waardoor een groot aantal Menschen gelukkig bewaard worden, die, zonder deeze bewerking, het grootste gevaar liepen, van door eene (zogenaamde natuurlyke) besmetting, het gebruik van deeze of geene hunner zintuigen, of zelf hun leeven, te verliezen, of wel voor al hunnen verderen leeftyd een ongesteld lighaam te moeten omdraagen, zullen weinige Leezers, althans zulke niet, die gewoon zyn, onbevooroordeeld, der waarheid hulde te doen, kunnen lochenen.

Maar dat de wyze, op welke deeze bewerking geschied, gantsch niet onverschillig is, kan aan niemand, vooral aan geen Geneeskundigen, onbekend zyn.

Men weet, dat de Chineezen gewoon zyn de Kinderziekte Inteënten, door middel van eenige gedroogde pokstoffe of afgevallen rooven, welke zy ten dien einde zeer zorgvuldig, in wel digtgemaakte porceleine potjes, bewaard hebben, in eene der Neusgaten te steeken, die zy dan, voor eenige dagen, door een hechtpleister of iets anders, geslooten houden, en daardoor de besmetting veroorzaaken; doch deeze het eerste aan de edelste deelen aangebragt, brengt niet zelden de allergevaarlykste toevallen aan, waarom dan ook weinig Europeërs lust hebben, op deeze wyze de kunstbewerking te ondergaan.

Doch zie hier eene andere, welke, schoon zonder zodanig oogmerk te hebben, niettemin den Lyder in een allergevaarlyksten toestand bragt.

Voor eenigen tyd laboreerden, in één Huis, vier Kinderen, te gelyk aan de Kinderziekte, te weeten, een van 9 en een van 6 Jaaren, deeze hadden zamenvloeijende, en waren eenigen tyd in een zorgelyken toestand; de twee jongsten, een van omtrent 3 Jaaren, en een van 6 Maanden oud, hadden onderscheidene Pokjes, en de Ziekte liep vry gemakkelyk af.

De oudste Zoon, ruim 12 Jaaren oud, had reeds eenige Jaaren te vooren deeze Ziekte, die hem toen sterk aangetast, en in zyn aangezicht zeer aanmerkelyk getekend had, reeds doorgestaan.

[p. 16]

Deeze nu wierd met de zorg belast, om zyn jonger Broeder van 9 Jaaren op te passen, aan welken plicht hy ook zorgvuldig voldeed; doch die vervolgens herstellende, wierd aan den Oppasser een rustbed vergund, op den grond voor de bedstede, waarin de Zieke geplaatst was. Hy hier des nachts liggende te slaapen, deed zulks met een geheel open Mond, ondertusschen dat de Zieke niet kunnende rdsten, om den tyd te verkorten, zyne reeds gedroogde Pokjes afplukte, en dezelve in den Mond van zyn slaapenden Broeder wierp, welke die met het spog onbewust doorslikte.

Eenige dagen daarna, wierd deeze, door eene allerlievigste krampägtige Buikpyn aangetast, waarop terstond eene geweldige Neusbloeding volgde. - Hierby geroepen zynde, bevond ik hem doodelyk benaauwd, de buik zeer opgezwollen, handen en voeten koud, en het aangezicht met een klam koud zweet bedekt, de trekkers in eene trillende beweeging, de pols klein, snel en zeer gezonken. Niets van het gebeurde weetende, en daar ik hem des ochtends noch sris en welvaarende gezien had, vermoedde ik, dat hy eenig fenyn mogt ingekregen hebben; ik onderzogt dan alles wat mogelyk was, en ondervroeg den Lyder zo wel als zyne Ouders, ook zyn Broeder, doch vruchteloos; evenwel van agteren nadenkende, vond ik de laatste door myne vraagen eenigzints belemmerd. Ondertusschen deed eene ruime Aderlaating, en eene groote gift van het Liq. Anod. min. Hoffm., met wat koud Water gegeeven, het toeval voor dien dag bedaaren. Op den volgenden morgen vond ik hem geheel weder hersteld, eene geringe vermoeidheid uitgenomen, die ik als een gevolg van den vorigen dag beschouwde, echter schreef ik hem een zagt buikzuiverend middel voor, het welk hy gebruikte: maar tegen den avond kwam het voorig toeval, even hevig, en vergezeld van dezelfde verschynzelen, wederom, hetwelk dan ook door dezelsde Geneesmiddelen weder hersteld wierd.

Doch ik stond niet weinig verwonderd, toen ik hem, des daags daaraan, van het hoofd tot de voeten met roode vlakjes overdekt zag, die my de uitbottende Kinderpokjes aankondigden, terwyl dat alle andere toevallen geweken waren, en 'er zich ook in het geheele beloop der Ziekte niets gevaarlyks, niets byzonders, vertoonde; ondertuschen kreeg hy zeer groote asgezonderde Pokjes, juist het tegendeel van die, waarmede hy op zulk eene vreemde wyze ingeënt was.

[p. 17]

Dat uit deeze Waarneeming zeer veele, en zelss nutie Aanmerkingen op te maaken zyn, blykt van zelve, doch UEd. geacht Maandwerk daartoe geene genoegzaame ruimte hebbende, zal ik dezelve voor den Leezer dienen over te laaten.....