Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1791
(1791)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe Vriend der Natuur en van het Burgerlyk Leven. Een Leesboek voor de Vrienden van het Menschlyk Geslacht. Door K.G.C. Barth.Naar het Hoogduitsch. Te Amsteldam by A.B. Saakes, 1791. Behalven het Voorwerk, 130 bladz. In octavo.Zyne Land- en Tydgenooten op te leiden ter aandagtige beschouwinge der Natuure, en hun eenige leerzaame onderrigtingen, die in 't Burgerlyke Leeven te stade komen, aan de hand te geeven, is het hoofdbedoelde van den Opsteller deezer Papieren; die verscheiden bedenkingen behelzen, welker overweeging haare nuttigheid kan hebben. Zig, by den aanvang aan de Natuur toegewyd hebbende, gaat hy na, welke de voornaamste oorzaaken zyn, dat zo weinige menschen zin en gevoel van het groote en schoone in de Natuur hebben; en hieraan hegt hy eene Voordragt van middelen, welken dienen kunnen, om die onverschilligheid en ongevoeligheid te- | |
[pagina 603]
| |
gen te gaan, en zodanige menschen, by wie dezelven post gevat heeft, daar van te bevryden. Eene daarop volgende beschouwing, van de opgaande Zon verleent daartoe eene leevendige aandoenlyke opwekking. - Wyders vestigt de Autheur zyn oog op het Burgerlyke Leeven; en merkt wel byzonder aan, van hoe veel nuttigheid het zy, elkanderen behulpzaam te weezen door verstandige raadgeevingen, en die behoorlyk gade te slaan. Ter dier gelegenheid voegt hy daarnevens eenige wederleggende waarschouwingen, tegen etlyke ongegronde heerschende denkbeelden en bygeloovigheden, die nog maar al te veel in zwang zyn. Hieromtrent valt zyne opmerkzaamheid op het vooringenomen gevoelen van veelen, tegen iemand, die rood hair heeft, in de valsche vooronderstelling, dat allen, die rood hair hebben, valsche menschen zyn. Even zo kant hy zig aan, tegen het ydel verontrustende denkbeeld, dat ons hoofdpyn veroorzaakt zou worden, wanneer een Vogel onze weggeworpen of uitgevallen hairen opgeraapt, en onder zyn Nest verwerkt. Veelligt oordeelen zommigen, hier te Lande, dit te belachlyk om te melden, en ondertuschen zullen zy zelven misschien een niet min bespotlyk denkbeeld aankleeven, waar tegen de Heer Barth zig vervolgens verzet: te weeten, dat het Weer gemeenlyk op Vrydag verandert, dat de Vrydag byzonder goed is, om nieuwe onderneemingen te beginnen; en dat men, vooral, des Vrydags de Nagels moet snyden; waar door men, ongerymdlyk en bygeloovig, aan den Vrydag eene byzondere geheime weldaadige kragt toeschryft, terwyl die zekeriyk geen voorregt van zulk eene natuur heeft, boven den Woensdag of eenigen anderen dag der weeke. Op eene dergelyke wyze kant hy zig aan, tegen eenige bygeloovigheden op Kersnagt, en by de dooden, waarvan ook zommigen of soortgelyken nog by onze Landgenooten plaats hebben. Niet minder ernstig laat hy zig verder uit over het overstandige en wreede, by het wiegen der Kinderen, als mede by het gebruiken der Zuigpop of Lurkprop, om de kinderen te stillen. Hieraan volgt een verhaal van een ongemeen geduld van een Kwikstaart, die jongen had; waaruit hy eene les asleid voor ongeduldige Kindervoedsters; en hieraan hegt hy eene korte beschryving van den Kwikstaart. Dus op de Natuurlyke Historie gevallen zynde, zo maakt hy verder ook gewag van de Padden, en van een Wolk van Muggen, dat hem aan- | |
[pagina 604]
| |
leiding geeft, om het voorkomen van onrype beoordeelingen, door een naarstig onderzoek der zaaken, aan te pryzen. Wel inzonderheid bedoelt hy, met betrekking tot de Padden, tegen te gaan, het geen men gewoonlyk voor waar houdt, wegens de gezworene vyandschap der Padde en Spinne;Ga naar voetnoot(*) uit kragt van 't welke veelen de vertelling van den Monnik, op wiens mond eene Pad zig vastgehegt had, welke eene Spin met haaren Angel zou dood gestoken hebben, voor eene onomstootelyke waarheid aanneemen. ‘Uit eigene ervaaring (dus laat hy zig deswegens uit) zal ik nu ten beste der goede zaak een paar woorden zeggen, en door een voorbeeld aantoonen, dat de voorgewende vijandschap, tusschen de Padden en Spinnen, niets meer of minder dan een verdichtzel is. Ik heb zelv eene taamlijk groote Veldpadde gevangen, en in een ruim glas over de veertien dagen bewaard, om dezelve recht nauwkeurig te kunnen waarneemen. Mijne Voedsterlingen waren over de grauwe gevangene zeer verheugd, en onderhielden dezelve met Vliegen, en voederdenze gelijk eene groene Kikvorsch. Reeds des anderen daags naa haare gevangenneeming, ving zij de Vliegen, die in 't glas waren, happig op. Nu begon ik mijne Waarneeming met de Spinnen. Ik vong zes of agt groote Spinnen, zoo groot als ik 'et kon bekomen, en liet ze alle op eens in het glas loopen, om nu te zien, welke het vijandelijkste met de Pad zoude omspringen. Ik dacht, ééne van de zes of agt Spinnen zal de Pad zeker wel steeken. Maar zie daar, ik wagtte te vergeefs naar deze verschijning. De Spinnen liepen zeer vreedzaam rondom haar, en ook op haaren rug heen, en deeden haar geen het minste leed. Maar eer ik 'er op dacht, stelde de Pad zich in eene zekere overeind staande houding, en vong dezelven, eer 'er een kwartier uurs om was, voor mijne en aller aanwezig zijnde oogen op, en bevond zich daarop zoo wel, als na het ombrengen der Vliegen van den voorigen dag. | |
[pagina 605]
| |
Deeze proeven heb ik, meer dan tienmaalen, dagelijks verscheidene reizen herhaald, en alle de mij bekende zoorten van Spinnen, de Huis- Kop- en Waterspinnen opgevangen, en met de Padde mede opgeslooten. De Pad verslond dezelve allen, en wel ten uiterste happig, en de Spinnen lieten de Pad geheel onaangetast. Toen ik dit veertien dagen lang waargenomen had, en het altijd bij het zelfde bleef, schonk ik mijne Vliegenen Spinnen - vreetster haare vrijheid weer. Wanneer 'er nu nog eenige vijandschap moet plaats grijpen, zo heeft zij plaats tusschen de Pad en de Spin, maar niet tusschen de Spin en de Pad. De Spinnen hebben geenen angel om te steeken; gelijk de Bijen en Wespen; maar aan den kop twee dunne lange haaken, welke haar daartoe dienen moeten, om haaren roov, Vliegen of Muggen, daarmede vast te houden.’Ga naar voetnoot[(*) |
|