Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1791
(1791)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijFragmenten over frederik den grooten, door den Ridder van zimmerman, Koninglyke Grootbrittannische Lyf-Artz en Hofraad. Eerste Deel. 's Hage, by I. van Cleef; 1790. 211 bladz. In gr. octavo.Na eene zeer korte Voorreden, behelst dit Boekdeeltje, dertien Hoofdstukken, waarvan wy hier de Titels zullen opgeeven. - I. Inleiding, Overzigt, Oogmerk en Bronnen van deze Fragmenten. II. Over frederik willem den Eersten, het karakter van zyne regeering, en derzelver invloed op de regeering van zynen Zoon. III. Over frederik's betrekking tot zynen Vader, over zyn voorneemen, om naa Weenen te gaan, daar Roomsch te worden, en dan de Aartshertogin maria theresia, te trouwen. IV. Over zyn leeven, voor en onmidde'yk naa zyne verheffing tot den Troon. | |
[pagina 566]
| |
V. Over frederik's gewaande Grieksche smaak in de Liefde. VI. Over zyn huislyk en letterkundig leeven, letterkundige verkeering en gemeenzaamste Vrienden tot aan zyn dood. VII. Over zyne voorgewende min achting voor de Duitsche letterkunde. VIII. Over frederik's gewaand bygeloof, en over zyne weezenlyke proeven in de Alchymie. IX. Over frederik's Staatkundig karakter. X. Over zyn gedrag met de Afgezanten van buitenlandsche Mogendheden aan hem, en met zyne Gezanten aan hun. Over zyn doorzicht in buitenlandsche zaaken, kandelingen en voorvallen. XI. Over de geheime bronnen der berichten, welke hy van voorvallen aan buitenlandsche Hoven, en van andere gewigtige zaaken verkreeg. XII. Over het Engelsche verbond in den Zevenjaarigen Oorlog, en deszelfs gevolgen. Over de verdeeling van Poolen, en over het Duitsche Vorsten-verbond. XIII. Over frederik's gevoelen voor de Jesuiten. Over het Roomsche Bisdom, het welk hy in het Kleefsche wilde oprichten. Over de belagchelyke hoop, welke frederik aan Paus Klemens den dertienden liet geeven, dat hy Roomsch wilde worden. - De Schryver geeft zyn oogmerk te kennen in deeze woorden: ‘Ik zal in deeze Fragmenten Gedenkwaardigheden uit frederiks leeven uitkiezen, waarvan het grootste gedeelte niet uit Boeken en bloote overleeveringen genomen is, maar uit frederiks ongedrukte brieven, uit zeer veele schriftelyke narichten van voornaame Perzoonen, die by hem en met hem geleefd hebben, uit mondelyke berichten van groote deelneemers in zyne bezigheden, en uit antwoorden op ontelbaare vraagen, die ik eenen van zyne veeljaarige Staatsdienaaren en gemeenzaame Vrienden schriftelyk deed, en waaröp ik, een geheel Jaar door, elke week schriftelyk antwoord kreeg. Alle deze berichten en daadzaaken zal ik tot dit doel alleen voornaamlyk bybrengen, dat men frederiks verheven karakter minder misduidde, dat men niet voor zwart houde, wat groot en schoon is, dat men niet schuins zie, waar niets te zien is dan een vasten grondregel, diep plan, evenredigheid en overeenstemming.’Ga naar voetnoot(*) Men kan uit dit weinige duidelyk genoeg zien, dat de Schryver met zyn onderwerp is ingenomen. Trouwens, dit blykt terstond uit de woorden, waarmede hy zyn eerste Hoofdstuk aanvangt. Zo ver gaat zyn eer- | |
[pagina 567]
| |
bied voor den overleden Vorst, dat hy iets zullende verhaalen, het geen, volgens zyn eigen zeggen, ‘grappig kan schynen,’ 'er byvoegt, ‘indien het geöorloofd ware, aan een' zo grooten man hier of daar iet grappig te vinden.Ga naar voetnoot(*)’ Zo elders: ‘Vreesagtig was frederik in zyn leeven nooit, ... zyne natuurlyke gesteldheid liet ook by zyn fyn gemaakt ligchaam geen vrees over; gelaaten, en magtig vertreedt zulk een geest elke neiging tot zwakheid. Zelf het verwyt van lafheid, welk zyn gedrag by Molwitz hem op den hals haalde, is zeer ongegrond. Frederiks toenmaalig gedrag was... zo onvermydlyk, dat ook achilles en alexander.... niet anders zouden hebben kunnen handelen.’Ga naar voetnoot(†) De Schryver verhaalt daarop, dat de Koning, by die gelegenheid, door zyne vluchtende Ruiterye zo ver werd medegesleept, dat hy, ‘eerst in den nacht, en naa het volkomen winnen van den slag, zyne Armée wedervond.’ Denina verhaalt dit geval een weinig anders, en niet zeer tot roem des KoningsGa naar voetnoot(‡). Maar uit het verhaal, dat de Koning, in zyne Nagelaaten Werken, geeft van deezen gewigtigen Veldslag, waarin hy deeze omstandigheid zorgvuldiglyk verzwygt, mag men met reden besluiten, dat zyne Majesteit zelve niet zo gunstig over zyn toen gehouden gedrag oordeelde, als wel de Heer zimmerman. En deeze laatste zelve erkent elders (hoe dit met zyne zo even aangehaalde woorden moet overeengebragt worden, laaten wy voor zyne rekening) dat deeze Groote Koning zyne misslagen beging, zyne zwakheden hadGa naar voetnoot(§). - Doch het gebeurt wel eens meer, dat de Schryver met zich zelven niet volkomen overeenstemt. Dus leezen wy,Ga naar voetnoot(**) dat de Koning dikwyls iets zeide, ‘als of het hem ontvallen was, en dan stelde hy zich aan, als of hy te rug deinsde. Slim was dit niet, want een groot karakter is niet slim, enz.’ en eldersGa naar voetnoot(††) wordt hy ongelukkig genoemd, die, in de Verdeelinge van Poolen niet ziet, dat de Koning, ‘in de kunst om by eene groote Staatsonderhandeling zich geduldig en slim ... te gedragen, even zo groot was als in den Oorlog.’ - Kan men zelfs wel den naam van zwakheid geeven aan het geen in het vyfde Hoofdstuk ver- | |
[pagina 568]
| |
haald wordt, van de middelen, welke de Koning gebruikte, om niet verdacht te worden van eene onmagt, welke gewisselyk, uit hoedanige oorzaak zy ook mogt voortkomen, veel minder schandelyk was dan het geen hy gaarne van zich deed gelooven? - Doch wy schuiven een gordyn voor deeze vuile tooneelen. Ook willen wy niet spreeken van frederik's ongelukkige denkwyze over het Godsdienstige, welke in dit Werk op meer dan ééne plaats wordt aangeduid.Ga naar voetnoot(*) Reeds hebben wy uit eenige aangehaalde woorden gezien, dat de Schryver zegt: aan eenen der voornaamste Staatsdienaaren des overleden Konings, een groot gedeelte zyner berichten verschuldigd te zyn. Die Staatsdienaar was, gelyk hy naderhandGa naar voetnoot(†) uitdrukkelyk te kennen geeft, de Graaf van herzberg, van welken men nog hoopt, eene volledige Geschiedenis van den grooten Vorst te ontvangen. By deezen, voegt hy,Ga naar voetnoot(‡) den Vryheer van der horst. Van twee zulke mannen kon men buiten twyfel veele weetenswaardige, en by anderen onbekende, byzonderheden leeren; en het is dus niet te verwonderen, dat, in dit opzicht, deeze Fragmenten der leezinge en overdenkinge waardig zyn, schoon het vermaak, dat men daarin vindt, dikwyls verzeld ga van onaangenaame en bedroefde gedachten, over het lot der Koningen, zo wel als der geenen, die met dezelven omgaan, en der Volken, die door hun beheerscht worden. Men leeze, by voorbeeld, het derde Hoofdstuk, waarvan wy het Opschrift boven hebben opgegeeven, en hier gaarne een uittreksel zouden mededeelen, indien de plaats het toeliet. Doch wy moeten ten einde spoeden, en zullen daarom alleen nog iets zeggen van de schryfwyze der Opstellers. De styl is doorgaans vloeiende, schoon nu en dan niet vry van al te lang gerekte zinsneden. Maar door het geheele beloop des Werks straalt eene onbevallige trotsheid en ingenomenheid met zichzelven door, om geene sterkere uitdrukking te gebruiken. Als een rechtschapen Ridder slaat de Heer zimmerman rechts en links om zich heen, en ieder, die van hem verschilt, of welken hy op eenigen misslag meent te betrappen, ondervindt de gevolgen van zyne verstoordheid, en de gestrengheid van zynen magtigen arm. Nicolai (bl. 27, 52, 55, 61, 85, 199) busching (bl. 45, 69, 73, 84, 105, 112, 114) fischer (bl. 38, 49) mira- | |
[pagina 569]
| |
beau (bl. 99, 163, 164.) formey, welke spotswyze de goede Heer formey schynt genoemd te worden (bl. 102, 208) denina (bl. 204) en veele anderen, worden zonder genade gegispt. Verscheiden staaltjes van des Ridders zedigheid en nederigheid zouden wy kunnen aanhaalen, doch daar dezelve op veele plaatzen voorkomen, zullen wy liever den Leezer tot het Werk zelve wyzen, dan onzen tyd aan eene zo onaangenaame taak besteeden. |
|