| |
| |
| |
Historisch Dagverhaal der Reize van den Heer de Lesseps,zedert het verlaaten van den Heer Graaf de la Perouse en zyne togtgenooten in de haven van St. Pieter en Paulus op Kamschatka, tot op zyne komst in Frankryk, den 17 October 1788. Naar het Fransch. Eerste Deel. Te Utrecht by B. Wild en J. Altheer, 1791. In gr. 8vo. 250 bladz.
Er zyn twee zaaken in het Dagverhaal van den Heere de lesseps, welke de waarde 'er zeer sterk van vermeerderen, namenlyk zyne naauwkeurige Waarneemingen en oplettenheid in het mededeelen zyner Berichten, alsmede de weinige kennis die men tot heden verkreegen heeft, van het land dat hy is doorgetrokken, zynde een groot deel van Kamschatka, en het verblyf der Koriaken. Landen, die men enkel in de hoogste noodzaakelykheid, en geenszins uit vermaak, op zulk eene wyze zal doortrekken.
De Schryver had den Graaf de la perouse, uitgezonden om nieuwe ontdekkingen te doen, tot Kamschatka vergezeld. De Bevelhebbers der beide Fransche Fregatten, la Boussole en l'Astrolabe, hadden hem daar, by het afscheid neemen, als een verlooren Kind in de armen gedrukt; doch schoon hy veele gevaaren heeft doorgestaan, is hy toch eerder in Frankryk te rug gekeerd, dan deeze beide Schepen, of hunne Bevelhebber, welke tot heden niet opgedaagd zyn; en wier terugkomst men thans zeer twyffelachtig stelt. Dit Eerste Deel van zyn Dagboek begint met den 6 September 1787, en eindigt met 17 Maart 1788; strekkende zyne Reize geduurende dien tyd, van de Haven van Avatscha of St. Pieter en Paulus, gelegen aan het zuidelyk uiterste van het Schier-Eiland Kamschatka, tot het Dorp Poustaretsk, aan de Golf van Pengin gelegen.
Schoon 'er, volgens den aart der Dagregisters, verscheidene zaaken in deeze Reize voorkomen, welke voor den Leezer veel minder waarde bezitten, dan voor den Heere de lesseps, zo zyn 'er echter ook zoo veele andere belangryke Berichten ingevlochten, dat men zich over het geheel zeer voldaan kan houden. Van dien aart is, by voorbeeld, het volgend Bericht wegens de Kamschatkalers.
‘Men telt drie soorten van Inwoonders, de Inboorlingen of Kamschatters, de Russen en Kosakken, en de Me- | |
| |
sticen, of de byzondere persoonen, welke uit de vermenging van deeze twee geslagten gebooren zyn.
De Inboorlingen, dat is te zeggen, die geenen, wier bloed niet vermengd is, zyn weinig in getal; de Kinderziekte heeft 'er wel drie vierde van weggenomen, en het overschot is in de Dorpen van het Schier-Eiland verspreid, doch in Bolcheretsk zou men werk hebben, om 'er één of twee te vinden.
De eigentlyke Kamschatters zyn in het algemeen kleinder dan eene gewoone lengte, zy zyn van eene dikke en breede gedaante, kleine en diep ingezonken oogen, hangende uitsteekende wangen, een platten neus, zwarte hairen, byna geen baard, en een weinig bruin van kleur; die van de meeste der Vrouwen en derzelver gelaatstrekken, zyn, ten naasten by, het zelfde; men zal ze dus na deeze afbeelding voor geene verleidelyke voorwerpen beschouwen.
De aart der Kamschatters is zagt en herbergzaam, zy zyn nog bedriegers noch dieven, zy bezitten zelfs zo weinig geslepenheid, dat 'er niets gemakkelyker is dan om ze te bedriegen, wanneer men, van hunne neiging tot de dronkenschap weet gebruik te maaken; zy leeven onder zich zelfs in de beste eensgezindheid; het schynt dat ze, naar maate van derzelver klein getal, des te meer aan elkander verkleeft zyn, deeze vereeniging doet hun zich onderling de hand bieden in het verrichten van den arbeid, en het is geen gering blyk van derzelver yver, dat zy zich daartoe verplichten, indien men derzelver natuurlyke luiheid, die uitermaaten groot is, en als het hoogste geluk in hunne oogen bestaat, na dat van zich dronken te drinken, in niets te doen te hebben, en te leeven in eene zagte zorgeloosheid; ze is zodanig by dit Volk ingeworteld, dat ze hen de middelen, om in de noodzaaklykste behoeftens van het leven te voorzien, doet verwaarloozen. Men heeft des Winters, meer dan eens, huisgezinnen tot de vreesselykste uiterstens van hongersnood gebragt gezien, om dat ze zich de moeite niet hadden willen geeven, van, geduurende den Zomer, derzelver voorraad van Visch gereed te maaken, die nogthans voor hen het noodzaaklykste voedzel is. Indien ze dus hun eigen bestaan vergeeten, begrypt men ligtelyk, dat ze nog minder zorg voor de zindelykheid hebben; deeze bespeurt men nog aan hun, nog in hunne wooningen, men zou hun veeleer kunnen verwyten, dat ze daaromtrend in een
| |
| |
tegengesteld uiterste vielen. Niettegenstaande deeze zorgeloosheid en de andere gebreken der Inboorlingen, is het echter te betreuren, dat hun getal niet aanmerkelyker is, want volgens het geen ik gezien heb, en het welk my door verscheide persoonen bevestigt is, moet men, om verzeekert te zyn van in dit land gevoelens van eer en menschlievendheid aantetreffen, dezelve by de eigenlyke Kamschatters zoeken. Zy hebben derzelver boersche deugden nog niet tegen de gepolyste ondeugden verwisseld, welke de Europeaanen, die geschikt waren om hen te beschaaven, tot hen overgebragt hebben.’
‘De Paarden zyn niet zeer gemeen in Kamschatka, ik zag 'er eenigen te Bolcheretsk, die aan de regeering toebehooren, en die aan de zorg der Cosakken toevertrouwd zyn; ze dienen alleen maar geduurende den Zomer tot vervoering der Koopwaaren en Goederen van de kroon, als mede tot gemak der Reizigers.
Daar en tegen zyn de Honden overvloedig in dit land, en worden tot alle vervoeringen gebruikt, het nut, dat ze den Kamschatteren aanbrengen, maakt deeze minder gevoelig voor het gemis van andere huisdieren. Daar en boven heeft men gezien, dat het voedzel voor deeze loopers nog moeijelyk te verkrygen nog kostbaar is, met dezelve verrotten, of het overschot van gedroogden, visch te geeven, kunnen hunne meesters volstaan, en dit geeven zy ze nog niet eens, dan geduurende den tyd, dat ze hun van dienst zyn; des Zomers, het geen de tyd is, wanneer die dieren niets te verrichten hebben, is het gebruik om zich van een groot gedeelte te ontdoen, aan welke men zelfs de zorg overlaat voor hun bestaan; deeze honden weeten daar zeer wel in te voorzien, met zich door de velden te verspreiden, en langs de meiren en de rivieren te zwerven. Derzelver oplettenheid om vervolgens by hunne meesters weder te komen is eene der verwonderlykste proeven van de getrouwheid deezer dieren; de Winter daar zynde, betaalen zy de vryheid en de korte rust die zy genooten hebben, zeer duur; hun arbeid begint met hunne slaverny, deeze honden moeten uitermaaten sterk zyn om dien te draagen, hunne grootte is nogthans niet buitengemeen, ze gelyken vry wel aan de berg- of herdershonden in Frankryk. 'Er zyn geene Russische inwoonders of inboorlingen, die niet ten minsten vyf honden bezitten; zy bedienen zich daarvan om mede te reizen, om in de bosschen te gaan hout hakken, om hetzelve even als hunne andere goederen en voorraad te vervoeren; eindelyk om de reizigers van de eene plaats naar
| |
| |
de andere te brengen; en waarlyk, paarden zouden hun van geen meer dienst kunnen zyn. Deeze honden zyn doorgaans twee aan twee voor één sleede gespannen; één alleen is aan het hoofd, en dient voor leidsman, het is voor dien, welke het beste geleerd is, of de meeste kennis bezit, dat deeze eer bewaard is; hy begrypt wonderlyk wel de uitdrukkingen, met welke de geleider hun weg bestuurt; wil hy ze ter regter kant doen gaan, roept hy dezelve toe tagtag, tagtag; en kougha, kougha, indien men links moet. De verstandige hond verstaat het aanstonds, en geeft aan de geenen die hem volgen, het voorbeeld van gehoorzaamheid; ah, ah, doet hen stille staan, en ha, doet hen vertrekken. Het getal der voorgespannen honden is evenredig aan den last van de sleede; wanneer die het gewigt van den man welke ze beklimt niet veel te boven gaat, noemt men dit een gewoone sleede of Sannka; het voorspan bestaat als dan in vier of vyf honden. De sleeden waar men gewoon is reisgoederen op te laaden, noemt men Narta, wordende door tien honden getrokken. Derzelver tuig, Alaki geheeten, is van leer, het gaat onder den hals door, dat is te zeggen, over de borst van deeze draavers, en is aan de sleede door een lederen riem, van drie voeten lang, gehegt op de wyze van een trek-zeel; men maakt ze daar en boven door koppelbanden aan den halsband, den een aan den anderen, vast; meesttyds is die halsband met een beerenvel overtrokken, het welk tot cieraad dient.’
Onze Reiziger beschryft vervolgens de gedaante der sleeden, en zyne eerste proeven met dezelve; zyne reize van Bolcheretsk, over het ys, in den nacht van 27 January 1788 met 35 zulke sleeden, wordende door omtrend 300 honden voortgetrokken. In zulke togten (zegt hy) wordt de reis een wagen wedloop, in welke een edele nayver de geleiders bezielt. De prys behoort hem die zyne dryvers het meest voortdryft, niemant wil voorby gehaald zyn, de honden zelfs kunnen deeze beleediging niet verdraagen; zy beyveren zich om het zeerst, en hitsen zich beurtelings aan om de eer in de loopbaan te verkrygen; de stryd begint en de sleeden raaken om ver, met gevaar dikwils van aan stukken te breeken; het geroep der omgevallene, het geschreeuw der honden die aan het vegten, het verwarde geblaf der geenen die aan het loopen, zyn, eindelyk het luidruchtig en onophoudlyk gesnap der geleiders, vermeerdert nog de wanorde, waarin men zich zelfs niet kan hooren of verstaan. - By deeze beschryving heeft men
| |
| |
een sraaije Plaat, uit het oorspronglyk fransche werk, gevoegd, verbeeldende de aankomst van zulk een Kamschatkasche Caravane in een Ostrog, of Dorp: kunnende deeze Reize ook veel licht geeven, aan de Gedenkschriften van den Graave benyowsky, onlangs mede in 't licht gekomen, in welken men ook verscheiden blyken van zulke sleeden, door Honden getrokken, zal aantreffen.
Geheel byzonder is de Dans eener Kamschatsche dansseresse, welke de Schryver te Karagui zag. Het verhaal van de vermaarde begaafdheden deezer vrouw, in die kunst, had hem en zyne reisgenooten nieuwsgierig gemaakt, doch zy weigerde, op hun verzoek verscheenen zynde, om aan hunne nieuwsgierigheid te voldoen. ‘Te vergeefs tragtte men haar te beduiden, dat ze zich hierdoor onwelleevend en zelfs oneerbiedig jegens den Heer Commandant kaslof gedroeg: alles was vruchteloos. Gelukkig (dus vervolgt de Autheur) hadden wy brandewyn by de hand, eenige volle glazen scheenen haar te doen veranderen; ter zelfder tyd begon een Kamschatter op ons verzoek voor haar te dansen, en met de stem en gebaarden haar op te wakkeren; langzaamerhand wierden de oogen van deeze vrouw vuuriger, haare houding wierd stuiptrekkende; haar geheele ligchaam beefde op de verhevenheid waar op zy gezeten was; de ophitsingen en het heftig gezang van haar dansser beantwoordde zy door gelyke poogingen met de stem, en door met het hoofd, het welk op allerhande wyze draaide, de maat te slaan. Welhaast wierden den de beweegingen zo geweldig, dat zy zich daar op niet houden kon, zy wierp zich op den grond, en daagde op haar beurt het manspersoon uit door schreeuwen, en door nog klugtiger verdraaijingen des ligchaams. Het is moeijelyk om het belagchelyke van haar dans uit te drukken, alle haare ledemaaten scheenen verplaatst te zyn, zy beweegde die met zo veel kragts als snelheid, de handen bragt zy aan haar boezem met een soort van woede, ontbloote dien en vatte ze aan, even als of ze die benevens haare klederen wilde verscheuren. Deeze vreemde vervoeringen waren van nog vreemder gebaarden verzeld; in één woord, het was geen vrouw meer, maar wel eene Furie. In haare verblinde krankzinnigheid zou zy zich in het vuur geworpen hebben, het welk in het midden van de Yourte aangestoken was, indien haar man zich niet gehaast had, om 'er een
bank voor te zetten, ten einde haar zulks te beletten; hy gebruikte daar en boven de voorzorg van
| |
| |
geduurig by haar te blyven; wanneer hy zag dat ze geheel buiten kennis was, en zich aan alle kanten nederwierp, als mede dat ze genoodzaakt was, wilde zy staande blyven, van zich aan haar voordansser vast te houden, nam hy haar in zyn armen, en bragt haar op de verhevenheid; ze viel daar op neder als een klomp, zonder bewustheid en buiten adem; ze bleef byna vyf minuuten in dien staat; ondertusschen hield de Kamschatter, grootsch op zyne overwinning, niet op met zingen en dansen. Tot haar zelfs gekomen, hoorde deeze vrouw naar hem; somtyds stond zy niettegenstaande haare zwakheid op, en bragt onverstaanbaare klanken uit; men zou gezegt hebben, dat zy deezen moeilyken tweestryd weder wilde beginnen; haar man weèrhield haar, en verzogt dat ze mogt uitscheiden, doch de overwinnaar, zich verbeeldende van niet vermoeid te kunnen worden, ging voort met haar aan te zetten, tot dat hem, door gezag, het stilzwygen werdt opgelegt.’ In een kort Nabericht van den Nederduitschen Vertaaler, wordt verslag gegeeven van den togt des Graven de la Perouse, en de poogingen, onlangs in Frankryk door de Nationaale Vergadering aangewend, om deezen Bevelhebber, of één zyner Schepen, te ontdekken. Belangryk is de ontdekking, zo voor den Koophandel als de Zeevaartkunde, welke men in de volgende woorden vindt voorgedragen.
Den 15 December raakte hy in het gezigt van Assonsong, een der Eilanden onder de kust van China, en wierp, den 3 January 1787, het anker voor Macao; vandaar vertrok hy 6 February, en liep den 28 in de Baay van Manille, voor Cavita, om zich van eenige ververschingen en leevensmiddelen voor zyn laatsten togt te voorzien; hy verliet de Manille den 9 April, en ten Oosten Formosa voorby zeilende, zette hy kours tusschen door de Eilanden Japan en Korea, bezag de Oostkust van dat Schiereiland, en voer tot op 52 graaden breedte, door een vry enge straat, by de Zeevaarders onbekend, en gevormd van de eene zyde door de oostelyke kusten van Tartaryen, en van den anderen kant door twee groote Eilanden, waar hy aan land stapte, en dezelve gedeeltelyk bezigtigde; het noordelyk einde deezer zeeëngte door banken bezet vindende, welke den doortogt ondoenlyk maakten, wendde hy te rug naar het Zuiden, en zyne naarspooringen voortzettende, ontdekte hy, op 46 graaden breedte, een straat die hem in de Zee bragt, gelegen ten Oosten
| |
| |
der Kurillische Eilanden, tusschen welken hy eenen weg vond, waar door hy naar de haven van Avatska, in Kamschatka gelegen, kon zeilen: aldaar wierp hy den 6 September het anker.
Deeze scheepstogt van 5 maanden in eene onbekende Zee, onder byna onophoudelyke zwaare nevels, was inderdaad niet min gevaarlyk dan moeilyk: dezelve kan echter niet weinig ter opheldering dienen van een voornaam punt der Aardmeetkunde; zullende, gevoegd by de ontdekkingen die de Russen, in dit noordelyk deel des Aardkloots gedaan hebben, ons naauwkeurig kennis doen verkrygen aan een uitgestrekt land, welks bestaan tot nog toe betwist wierd. De Volken, die de Eilanden bewoonen, door den Graaf de la Perouse bezogt, hadden geene kennis aan de Europeaanen, zo min als aan de overige bewooners van het groote vaste land.’ -
Een nette Fransche Kaart, verbeeldende de Reis van den Heere de lesseps, van 50 tot 64 graaden Noorder breedte, en van 150 tot 164½ graaden Lengte, dient tot opheldering des Eersten Deels, van dit historisch Dagverhaal. |
|