Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1791
(1791)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVaderlandsche Historie, vervattende de Geschiedenissen der Vereenigde Nederlanden, zints den aanvang des Noord-Americaanschen, en den daar uit gevolgden Oorlog tusschen Engeland en deezen Staat, tot den tegenwoordigen Tyd. Uit de geloofwaardigste Schryvers, en egte Gedenkstukken, zamengesteld. Met Plaaten. Ten Vervolge van Wagenaar'sVaderlandsche Historie. Vyfde Deel. Te Amst. by J. Allart, 1790. In gr. 8vo. 371 bladz.Het Deel deezer Vaderlandsche Historie, 't welk wy thans voor ons hebben, is in drie Boeken afgedeeld. Het neemt een aanvang met het XI, waarin hoofdzaaklyk, voorkomt, het voorgevallene op de Zeeuwsche Kust aan Boord van den Capitein story; de beschuldiging en verantwoording des Schoutbynagts van kruyne; 't Plan des Verraads tusschen j.e. de witte en p. van brakel; | |
[pagina 530]
| |
het vatten dier schuldigen, en wat 'er over de te regt stelling des eerstgemelden te doen viel, het Vonnis over beiden; de onschuldig verklaaring des Hertogs van brunswyk door zyne Hoogheid, hoe men op diens Verwydering aandringt, en zyn vertrek na s Hertogenbosch; de Wederkomst van den Pensionaris van berckel ter Vergadering van Holland; de Wederverschyning van capellen tot den pol ter Staatsvergadering van Overyssel; de Geschillen over de Regeeringsbestellingen in eenige Steden van Holland; over de Begeeving van eenige Ampten, gewoonlyk naar den zin des Stadhouders begeeven, thans naar den zin eeniger Steden opgedraagen; 't gebeurde in Friesland over de Rondgaande Ampten op de Friesche Steden vallende, en de Magistraatsbestellingen van zyne Hoogheid in dat Gewest; het oprigten van een Burgerlandmagt aldaar; het Verzoek van Friesland om opening van de Generaliteits-Kasse, en vermindering van Aandeel in de gemeene Lasten. In het XII Boek ontmoeten wy een breed verslag wegens de Onafhanglyk Erkenning der Staaten van America en 't Verdrag daar mede geslooten, en de Zending eens Afgezants derwaards; het voorgevallene in die Staaten ten deezen Jaare, en hoe de Onafhangelyk Verklaaring door Engeland in Frankryk zyn beslag kreeg; poogingen tot eenen Vredehandel van Engeland met onzen Staat; hoe de Keizerin van Rusland daarin werkte; Frankryks toezeggingen. Geschillen met Deenemarken over een Deensch Oost-Indisch Schip aan de Kaap de Goede Hoop. Het XIII Boek deezes Deels schikt de Schryver, om byzonderheden van eene meer huislyke natuur, in den Jaare MDCCLXXXII voorgevallen, te verzamelen; als, de Klagten der Zee-Officieren op de Texelsche Reede over de schennis van hun goeden Naam; de poogingen om de Drukpers te beteugelen; het inleveren van een Dankädres aan zyne Hoogheid; 't gebeurde in 's Gravenhage op St. Nicolaas Avond, en wat daar over te doen viel; het oprigten van het Werkhuis te Amsterdam; Voorslagen en aangewende middelen tot verbetering van den Koophandel; Geldbehoeften der Oost- en West-Indische Maatschappye; 't voorgevallene in die Gewesten; Weersgesteldheid deezes Jaars; het heerschen eener Zinking-koortze; 't Bezoek der Grootvorst en Grootvorstinne van Rusland in deeze Gewesten. Zie daar de zeer verkorte opgave van de stoffe in dit Boekdeel verwerkt; en op denzelfden voet als de voorgaande Deelen behandeld. Uit de veelvuldige zeer belangryke | |
[pagina 531]
| |
Stukken kiezen wy thans, om 'er onzen Leezeren iets uit mede te deelen, de Erkentenis van den Heer adams als Afgezant der Vereenigde Staaten van America, en de daarin opgesloote Onafhangelyk Verklaaring van dezelve, door onzen Staat; doch het Stuk te uitvoerig zynde om geheel hier plaats te vinden, zullen wy ons vergenoegen met de hoofdtrekken des Verhaals. ‘De Onafhangelyk Verklaaring der Vereenigde Staaten van America, om welke reeds zo veel Stryds gestreeden, zo veel Gelds gespild, zo veel Bloeds gestort was, en die onze Vereenigde Gewesten in den Oorlog met Groot-Brittanje inwikkelde, door den Heer adams, in den voorleden Jaare, voorgeslaagen; met verzoek, om als Gevolmagtigde deezer Staaten, by die des Nederlandschen Bondgenootschaps erkend te worden, draalde; doch was verre van uit het oog verlooren. De Voorstanders van deezen verwylenden stap waren onophoudelyk bezig om dien te bevorderen, en het daartoe te brengen. De Heer adams, zich te Amsterdam, eene Stad hem zo zeer gunstig, meest onthoudende, liet geenzins na, al zynen invloed, ten beste zyner Landsgenooten, aan te wenden. Het beloofde Antwoord, op zyn reeds verjaarde Voorstel, bleef agterwege. Eindelyk, des marrens moede, leverde hy, den negenden van Louwmaand deezes Jaars, aan den Voorzitter van Hun Hoog Mogenden, een Geschrift over, behelzende eene herhaaling van den voorheen gedaanen aanzoek, met de Vraage om een beslissend Antwoord, 't welk hy aan zyn Souverain zou kunnen laaten toekomen. Zulk een Voorslag, ter Algemeene Staatsvergadering ingediend, bragt alles in beweeging, en tragtte men thans, zo 't scheen, door spoed, het verwyl te willen vergoeden. De Kooplieden, die zich allen heil van de Vryverklaaring dier Staaten en eene Verbintenisse met dezelve, beloofden, deeden bykans in alle Gewesten ongewoone poogingen, die nader en omslandiger verdienen gemeld te worden. Capellen tot de marsch was de eerste, die zich, over dit Stuk, liet hooren, op een buitengewoonen Gelderschen Landdag, en op een onverwyld besluit aandrong. Dan de Voorzittende Heer j.a. van heeckeren tot enghuizen, oordeelde die Overweeging wat te voorbaarig; dewyl Staaten van Holland en Zeeland, de voornaamste Handeldryvende Gewesten, daarby onmiddelyk belang hebbende, zich hier over, voor als nog, niet verklaard hadden, en het, derhalven, niet zeer voegelyk zou weezen, | |
[pagina 532]
| |
dat Staaten van Gelderland, daarin slegts by gevolgtrekking betrokken, met hunne Besluiten vooruit liepen. Zyne bedenking, om het tot eene volgende gelegenheid uit te stellen, bleek, by omvraage, het goedvinden der Geldersche Staaten te weezenGa naar voetnoot(*). Met rasser schreden spoedden Staaten van Friesland in dit werk, daar zy, op den zes en twintigsten van Sprokkelmaand, tot het Besluit kwamen, om den Heer adams als Gezant, en gevolglyk de Staaten van America, voor Onafhangelyk te erkennenGa naar voetnoot(†). Het niet driftiger voortslaan van Holland, op 't welk Gelderland scheen te wagten, daar Friesland zich zo voorbeeldlyk yverig betoonde, liep zommigen in 't oog; zy vreesden, dat vertoeven, even als in 't geval der toetreeding tot de Gewapende Onzydigheid, ons van gewigtige voordeelen zou versteeken. De Kooplieden, wier Handel zo zeer verkort en gestremd was, zagen om na nieuwe bronnen van Koophandel; deeze, dagten zy, zouden geopend vloeijen, door eene tydige Vryverklaaring van America. Zy vreesden, dat Engeland, mischien eerlang de Onafhangelykheid dier Staaten erkennende, hun zou ontzetten van de voordeelen eens vryen Handels op dat Nieuw Gemeenebest; of, dat zy althans, wanneer men hiermede draalde, geene voordeelen boven andere handeldryvende Volken zou kunnen bedingen; zulks zette hun aan tot het doen van een ongewoonen stap. - Een stap, zo men wil, niet weinig verhaast, doordien 'er beweerd was, dat slegts weinige Kooplieden, misschien vyf of zes Handelhuizen in dit Gemeenebest, belang hadden, by de Vryërkenning van America; doch 't zy dit wanbegrip of voorstel plaats gehad hebbe, dan niet, het bleek welhaast, dat een aanzienlyk getal der eerste Handelaaren belang stelden in de Vryverklaaring der Dertien Staaten. De Kooplieden en Fabrikeurs te Leyden gingen voor, met zich by de Vroedschap hunner Stad te vervoegen, met die van Haarlem en Amsterdam leverden zy een Verzoekschrift in by hun Hoog Mogenden, eerst 't zelve in den schoot der Staaten van Holland nederliggendeGa naar voetnoot(§). Terwyl dit in bewerking was, heten de Kooplieden en Fabrikeurs der Steden Haarlem en Amsterdam niet na, uit | |
[pagina 533]
| |
overweeging van den verschuldigden eerbied, en den uitsteekenden klem, die de Stem van hunne aanzienlyke Regeeringen in de Staatsvergaderingen hadt, dezelve byzondere Verzoekschriften, op het spoor der Leydenaaren, ter hand te stellen. De voornaamste Belanghebbers in Handel en Fabrieken, te Haarlem, gaven hunne Regeering een kort Verzoekschrift by de Smeekbrieven aan hun Hoog Mogenden en Ed. Groot Mogenden, over; daar die van Amsterdam een sterk en vry breedvoerig verzoek aan hunne Burgemeesters en Regeerders voorstelden. De handeldryvende Ingezetenen van Rotterdam en Schiedam leverden, door dezelfde zugt gedreeven, schriftlyke Verzoeken in by hunne Stadsregeeringen, die niets dan Vryheid en Vaderlandsliefde ademden; en, zonder den voortvaarenden Yver en Vaderlandsche Trouw, van eenige Stad in Holland, gering te agten, mag men, buiten grootspraak, zeggen, dat Dordrecht, in deeze dagen, meermaalen de doorslaandste blyken gaf van deeze Vaderlandsche Deugden. Hieraan schynt men te moeten toeschryven, dat de Kooplieden van Hollands oudste Stad, volkomen overtuigd van de voortvaarenheid en waakzaamheid hunner Regeeringe, het noodloos keurden, schriftlyk by dezelve aan te houden, om eene zaak van eene zo spreekende noodzaaklykheid, gelyk zy de Vryverklaaring van Noord-America keurden, te helpen tot stand brengen, zich alleen by monde tot hunne Regeerders vervoegden, hun vol dankbaarheid de welvaard van hun Vaderland en Stad aanbevelende. De Bestuurders en Fabrikeurs der Porcelein - Fabriek te Delft, bezig met het beraamen van een Verzoek aan de Stadsregeering, verstonden inmiddels, dat 'er reeds een Besluit, ten voordeele der Americaansche zaaken, by dezelve genomen was; waarom zy hun Verzoek in eene Dankbetuiging veranderden. - Schoon Noord-Holland dit Yverspoor van Zuid- Holland niet betradt, verscheenen egter de Kooplieden nevens de Reeders in de Haringvisschery binnen Enkhuizen met een Verzoekschrift by hunne Regeering, 't welk de doorslaandste tekens droeg, dat zy, in Vaderlandshefde en zugt voor den Koophandel, de Zuid-Hollandsche Steden niet weeken, en met dezelve ten vollen instemden, zo in de Verzoekschriften by hun Hoog Mogenden, als by de Stads Regeeringen, ingediendGa naar voetnoot(*). | |
[pagina 534]
| |
Eenige Kooplieden gaven zich oneindige moeite, om, in de onderscheide Steden, dit werk aan den gang te brengen en voort te zetten; eene onvermoeide pooging van zo gelukkigen uitslag beantwoord, dat dit alles, binnen één week tyds, voorviel. Deeze bykans ongelooflyk spoedige voortgang moet toegekend worden, zo aan het blykbaar belang 't geen men in deeze zaak stelde, als aan den yver die doorgaans alle Volkshandelingen bezielt. Het gevolg hiervan was, dat, zodra dit stuk ter tafel van Holland gebragt wierd, terstond Negen Steden zich vol uit, zonder eenige de minste bepaaling, voor het erkennen van den Heer adams, als Afgezant van de Vereenigde Staaten van America, verklaarden, waarby zich, op de volgende Vergadering, de overige Negen Steden voegden. De Ridderschap alleen betuigde nog ongereed te weezen, waarop, gelyk verhaald wordt, Dordrecht in 't midden bragt, “dat, daar alle Leden, schoon Afgevaardigden ter Vergadering zynde, zich van Last hadden voorzien, het by dezelven van een byzonderen invloed moest zyn, dat de Ridderschap, die altoos aanweezig was, alleen zich ongereed verklaarde; het geen, naar maate van het gewigt der zaake, een leevendig bezef voor de Natie zyn zou, hoedanig dat Lichaam op 't belang des Lands dagt.” Deeze tusschenbeide ingebragte aanmerking van Dordrecht verstoorde, voegt men 'er by, den Raadpensionaris, dermaate, dat hy den Afgevaardigden dier Stad te gemoete voerde, “dat de Ridderschap zich, door Dordrecht, op eene zo verregaande wyze niet wilde laaten taxeeren.” Waarop Dordrecht alleen hervatte, “dat de zaak nu reeds twee Maanden in overweeging geweest wasGa naar voetnoot(*).” Wanneer, op den negen en twintigsten van Lentemaand, by Staaten van Holland beslooten was, om, ter Algemeene Staatsvergadering, de zaak daar heen te stuuren, en 'er ten sterksten op aan te dringen, dat de Heer adams, onverwyld, als Afgezant der Vereenigde Staaten van America, mogt erkend en toegelaaten worden, en de Raadpensionaris last gekreegen hadt, om dien Heer, thans in 's Gravenhaage zyn verblyf houdende, van deezen stap te verwittigenGa naar voetnoot(†), waren niet weinigen met vreeze bevangen, voor het fluiten van eenen afzonderlyken Vrede met Engeland, en dat hierdoor de Vryverklaaring van Noord-America by de Hooge Bondgenooten zou vertraagd worden.’ | |
[pagina 535]
| |
Op nieuw vervoegden zich de Kooplieden in de meeste Zuid-Hollandsche Steden by hunne Regeeringen, om dit te voorkomen, met sterke Adressen, waarvan een en ander, ten voorbeeld, in 't Werk wordt opgegeeven, en voorts geweezen na den aangehaalden Gedenkzuil. Waarop de Geschiedboeker vervolgt, ‘Betoonden de Hollandsche Kooplieden, zulk eene voorbeeldige werkzaamheid, met een gewenschten uitslag bekroond, die in de overige Bondgenootschaplyke Gewesten drukten hunne voetstappen. Het Collegie van Kooplieden te Middelburg, als mede bykans alle overige Kooplieden en Reeders daar ter Stede, niet tot dat Collegie behoorende, namen, met afzonderlyke, doch een zelfde einde bedoelende, schriftlyke Beden, de toevlugt tot hunne Burgervaderen. Die van Vlissingen deeden het desgelyks; doch de Zierikzeeënaars en Veerenaars volgden het voetspoor van Dordrecht, alleen by monde hun verzoek voordraagende. Wanneer Staaten van Zeeland, in 't einde van Lentemaand, deeze zaak in overweeging namen, betoonden zich de meeste Leden voor het erkennen der Onafhangelykheid van Noord-America; de Raadpensionaris maakte wel eenige zwaarigheid tot het opmaaken van 't Besluit; dewyl de eerste Edele van lynden afweezig was; doch op het gunstig uitgebragt berigt, om adams voor Gezant te erkennen, en met denzelven spoedig een Verbond van Vriendschap en Koophandel te sluiten, volgde, den vierden van Grasmaand, een Staatsbesluit, daartoe strekkendeGa naar voetnoot(*). ‘De belanghebbenden, in den Koophandel te Zwolle, Kampen en Almelo, vonden goed, het spoor te betreeden van de meeste Kooplieden in Holland en Zeeland, terwyl die van Deventer zich mede by hunne Regeering aanmeldden met een Verzoekschrift, dat eenige takken van Americaanschen Handel optelde. De Leden van den OEconomischen Tak, te dier Stede, het gunstig besluit der Deventersche Regeering vernomen hebbende, oordeelden zich eenpaarig verpligt, aan de Magistraat de eerstelingen eener Burgerlyke Dankbetuiging te moeten toebrengen, vertrouwende dat zulk een schuldpligtig bedryf, ten blyke van Burgerlyke goedkeuring, voor Vryheid- en Vaderlandlievende Overheden, niet anders dan aangenaam zyn konde, ja! naast het getuigenis van een goed Geweeten, de beste en heerlykste | |
[pagina 536]
| |
Belooning uitleverde. Het Staatsbesluit overeenkomstig de begeerte der Overysselsche Kooplieden, op den vyfden van Grasmaand genomen, gaf eene algemeene voldoeningGa naar voetnoot(*). ‘De Staaten van Utrecht ontvingen een soortgelyk Verzoekschrift van de Utrechtsche Kooplieden, als dat van de Hollandsche was ingeleverd. De Vroedschap der Stad besloot 'er eerst gunstig op, daarin, den tienden van Grasmaand, door de Staaten des Lands gevolgd. Harten vol dankerkentenis stortten de Fabrikeurs, Kooplieden en Traficanten, in den schoot der Staaten uit, met Bede, dat dit Gewest en het Vaderland, door de voorstellen van een Wapenstilstand, en de gevolgen van denzelven, niet ingewikkeld mogten worden in eenige Onderhandelingen tot eenen byzonderen Vrede met een trouwloozen VyandGa naar voetnoot(†). ‘Geen Aanzoeken lieten zich in Stad en Lande hooren, dan waren de Staaten, op handelbelang bedagt, van oordeel, om ter Algemeene Staatsvergaderinge, adams, in meergemelde hoedanigheid te erkennen, en in verdere onderhandelingen met hem te treedenGa naar voetnoot(‡). Staaten van Gelderland, die zo zeer schroomden al te voorbaarig te weezen, in het vervorderen deezer zaake, deeden eindelyk, ziende dat de andere zes Gewesten tot dien stap beslooten hadden, denzelven mede op den zeventienden van GrasmaandGa naar voetnoot(§). ‘Alle Gewesten waren, dewyl een sterkspreekende Volksstem zich in de meeste liet hooren, binnen kort, gereed, om den Americaanschen Gezant te erkennen, gelyk, op den negentienden van Grasmand, door hun Hoog Mogenden geschieddeGa naar voetnoot(**). - 't Ontbrak niet aan lieden die deezen stap wraakten, en over de Handel- en Fabriek- Voordeelen, welker aandrang zo veel hadt toegebragt om het Staatsbesluit te verhaasten en daar te stellen, geheel anders spraken, meenende, dat de Lasten hier te Lande, en de duurte der Leevensmiddelen, die by noodwendigen gevolge de Arbeidsloonen groot maakten, en nog dagelyks door den tegenwoordig gevoerden Oorlog steigerden, het beoogde voordeel der Fabrieken onmogelyk deeden worden; dat wy, om | |
[pagina 537]
| |
die reden, vreemde Goederen na onze eigene Volkplantingen hadden moeten zenden; dat de nieuwe Republiek de gemaakte Stoffen van die plaatzen zoude trekken, waar zy dezelve ten minsten pryze kon koopen; en dat, byaldien wy die Stoffen na Noord-America mogten zenden, onze Kooplieden ze alsdan nog van zodanige Plaatzen zouden ontbieden, waar men ze goedkoopst leverde. Tegenbedenkingen, welke niet onbeantwoord bleeven. - Het schreeuwen van zommige Predikanten, tegen het inleveren der Verzoekschriften, die zulks eene ongestuime drift van eene toomlooze Gemeente; een instuiven van het Gemeen ter Raadzaal, en de klaagende Kooplieden, de Hef van het Gemeen, noemden; alsmede het zeggen van eenige Tegenstanders der Vryverklaaringe, dat de Hooge Bondgenooten gedeeltlyk daartoe onwettig hadden moeten besluiten, als genoopt zynde door het geroep van een losbandig en ligtvaardig Gemeen, waardoor zy de Verzoekschriften der Kooplieden in de byzondere Steden bedoelden, werd allerbest en onwederspreekelyk wederlegd, door de Naamlysten der Ondertekenaaren, die nog heden ten dage kunnen getuigen, dat overal de aanzienlykste Handelhuizen, en voornaamste Kooplieden, dit stuk zogten te bevorderenGa naar voetnoot(*). ‘Dunkt u niet,’ schreef ten dien dage een Voorstander deezes Handels, ‘dat de Nederlanders zich eindelyk braaf gekweeten hebben? 't Is veel voor hun, dat zy, naa zulk een lang verwyl van alle onderneeming, en eene zo gezette geneigdheid om Geld te winnen, 'er na staan, om de tweede Mogenheid in Europa te weezen, die de Onafhangelykheid van America erkent. Zy hebben het zeer openbaar gedaan, en ik denk nooit iets met meer bereidvaardigheids. Zy agten het, met reden, voor een der schitterendste Tydperken hunner Geschiedenis. 't Was de Scheepstryd op Doggersbank, die hun moed opbeurde. Toen zy bevonden dat de Vingers hunner Zeehelden het vegten niet vergeeten hadden, begonnen zy te denken, dat zy in het Staatkundige iets mogten waagenGa naar voetnoot(†).’ |
|