Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1791
(1791)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijTafereel der Regeering van Frederik IIvan Pruissen; beneffens eene Vergelyking tusschen dien Vorst en filips II van Macedonien. Door John Gillies,LL. D.F.R.S. en S.A. Uit het Engelsch vertaald. Te Utrecht en Amsterdam, by G.T. van Paddenburg en Zoon en M. Schalekamp, 1791. Het eerste groot 375 bladz. de tweede 52 bladz. in gr. 8vo.Deeze beide Stukken volgen in het Werk zelve elkander in de omgekeerde orde van den Titel. De Vergelyking gaat voor, en dan volgt het Tafereel. Dit laatste, om den Titel te volgen, is eigenlyk niet anders dan een breedvoerig Uittreksel uit de Nagelatene Werken van Koning frederik zelven, welke hier doorgaans woordelyk gevolgd worden, alleenlyk met uitlaatinge van des Konings breedvoerige beschryvinge zyner Krygsverrichtingen, van welke hier doorgaans slechts de uitslag verhaald wordt, en van eenige herhaalingen, welke in des Konings schryfstyl hier en daar voorkomen. Dit Uittreksel is, ondertusschen, wel uitgevoerd, en, daar de Heer gillies zelve het niet hooger opgeeft, zoude men hiertegen niets met reden kunnen inbrengen, indien hy niet, in het slot der Vergelykinge tusschen frederik en filips, zynen arbeid ten koste van den schryfstyl van frederik den Leezer trachtte aan te beveelen. De styl des Konings konde hier en daar beknopter zyn, maar verdient nergens de vergelyking met ariosto's beschryvinge van alcina, van welke de Heer gillies spreekt. - Indien men voor het overige op dit Uittreksel eenige aanmerkingen wilde maaken, zoude men kunnen zeggen, dat het op sommige plaatzen al te getrouw is. Dat de Koning van Pruissen tegen het Huis van Oostenryk sterk ware ingenomen, dat hy zich verbeeldde onbetwistbaare rechten op Silesien te hebben, en, wanneer hem deeze betwist wierden, eene partydigheid tegen zyne tegenstreevers opvattede, welke hem somtyds verhinderde denzelven recht te doen, en bewoog om derzelver gedrag en character ruim zwart genoeg te schilderen; dit alles laat zich door ieder die van het menschelyke hart | |
[pagina 482]
| |
eenige kennis heeft, gemaklyk genoeg begrypen. Maar behoefde de Heer gillies, die hier als een onpartydig Geschiedschryver voorkomt, den Vorst te volgen in alles wat deeze zegt tot nadeel van karel den VI, van maria theresia, van den Vorst van kaunitz, en anderen? Het is waar, fomtyds voegt hy 'er by, indien men den Koning mag gelooven, of iets dergelyks; maar, behalven dat zulk eene byvoeging meestal weinig betekent, doet hy dit niet altyd, zelfs niet, wanneer hy den Koning volgt in beschryvingen en uitdrukkingen, in welke deeze door zyne drist en vooringenomenheid zich duidelyk te ver liet vervoeren. Van dien aart is gewisselyk het geen maria theresia ergens, (wy kunnen ons nu de bladzyde niet herinneren) wordt te last gelegd, dat zy kleinmoedig was in tegenspoed, daar al de waereld weet, hoe grooten roem zy verwierf door haare standvastigheid, wanneer zy, in den aanvang haarer regeeringe, bykans door Vyanden overstelpt was. - Ook worden dezelfde bedryven hier dikwyls in een verschillend licht voorgesteld, naarmaate zy door Oostenrykschen of Pruissischen gepleegd worden. By voorbeeld, het in brand schieten der Stad Trautenau door de Oostenrykschen, om de Pruissische Bakkery en Magazyn te vermelen, wordt, op bladz. 92, een onmenschelyk bedryf genoemd, terwyl, op bladz. 12, zeer koelzinnig verhaald wordt, dat, in het Jaar 1741, de Pruissischen te vergeess twaalf honderd bomben en drie duizend gloeiende kogels op de Stad Neisse spilden. - Drukfeilen zyn niet geheel te vermyden. Zy komen ook hier niet menigvuldig voor; maar wy hebben onder het leezen eenige misstellingen opgemerkt, welke niet wel op de lyst van drukfeilen kunnen geplaatst worden. Dus wordt op bladz. 43 gesproken van het onderhouden eener briefwisselinge door middel van een zeker canon Janini. De Vertaaler schynt hier het Engelsche woord Canon, dat een Kanunnik betekent, niet begrepen te hebben. - Bladz. 57 wordt gezegd, dat de Koning te Berlyn ‘eene nieuwe Academie oprichtte.’ De Koning zegt in zyne Nagelaten Werken, D. II. bladz. 49Ga naar voetnoot(*) ‘dat de Academie vernieuwd werd.’ En dit is naauwkeuriger: want de Academie, door des Konings Grootvader opgericht, was wel in verval geraakt, maar nooit vernietigd. Wy zouden twee of drie dergelyke misvattingen meer kunnen aantoonen; doch de Leezer, die niet | |
[pagina 483]
| |
van kundigheid ontbloot en opmerkzaam is, zal ze van zelve wel bespeuren, en kan daarënboven, behaagt het hem, dit Uittreksel, of Tafereel, met des Konings eigen Werk vergelyken. Met zeer groot genoegen hebben wy de Vergelyking tusschen Frederik en Filips gelezen. Deeze is in haare soort een uitgewerkt stuk, en de veelvuldige punten van overeenkomst, tusschen de beide Vorsten, zo wonderbaar als treffende. Beiden waren, vóór hunne komst tot den Throon, onderwezen in de school des tegenspoeds; en ondervonden, by den aanvang hunner regeeringe, groote moeilykheden, en kwamen dezelve te boven door gelyke middelen, door werkzaamheid en spaarzaamheid, door verbeteringe hunner Legers in krygstucht en getal van manschap; beiden waren beminnaars van vermaak en van rykdom, maar zonder zich door dezelve te laaten regeeren; beiden verbeterden en volmaakten de krygskunde van hunnen tyd; beiden waren begaafd met de voortreffelykste hoedanigheden van eenen Veldheer; beiden muntten zo wel uit in de weetenschap als in den oorlog; beiden hadden achting voor Geleerden, en beiden ondervonden de ondankbaarheid van zodanigen, welken zy begunstigd hadden; beiden wisten de vermaaken der gemeenzaame verkeering te paaren met de Koninglyke waardigheid; beiden versierden hunne landen door de Bouwkunst; beiden verachtten geëerbiedigde dwaalingenGa naar voetnoot(*); beiden bevorderden de voortbrengende nyverheid, en beminden voor zichzelven de vermaaken van de tafel en de Musiek, zonder hun staatsbestuur te verzuimen. Zy bestuurden beiden hunne landen op het voordeeligste, waren voorbeelden van vlyt en werkzaamheid, vermeerderden driewerf hunne inkomsten en het getal hunner onderdaanen, zonder nieuwe belastingen op te leggen, en waakten byzonderlyk over de opvoedinge der Ingezetenen. Beider Staaten waren gedeeltelyk omringd door dappere en krygshaftige Volken, en zy schooten by hunne nabuuren veel te kort in daadelyke en uitwendig aanzien geevende vermogens, welker gemis zy beiden door de krachten van hunnen geest aanvulden. Hunne regeeringen geleeken in verscheidene voornaame byzonderheden grootlyks naar elkander, hunne Staatkunde was ondoorgronde- | |
[pagina 484]
| |
lyk, zy hadden geleerd hunne driften te beteugelen en zich te bedienen van die van anderen; en indien filips minder zwaarigheid maakte van het openlyk verbreeken van zyn gegeven woord, indien frederik zeldzaamer verviel tot laage bedryven, moet dit, waarschynelyk, veelmeer aan de onderscheiden tyden, in welken zy leefden, dan aan eenig weezenlyk verschil van character, worden toegeschreven. Alle deeze byzondere trekken worden in deeze leezenswaardige Verhandeling opgehelderd en gestaafd door uitvoeriger aanmerkingen. Tot een staal daarvan zullen wy het slot van des Schryvers vergelykinge gedeeltelyk opgeeven. ‘De vergelyking,’ zegt hy, bl. 44, ‘welke wy thans opgemaakt hebben, is niet slechts opmerkelyk wegens de naaukeurigheid der gelykenis, maar ook vooral wegens haren grooten omtrek. Tusschen groote Veldheeren en groote Staatsmannen, vindt men lichtelyk eenige overeenkomst, en de staatzucht van den eenen Vorst is dikwerf gelyk aan de staatzucht van eenen anderen; maar in de vergelyking van filips en frederik, worden twee mannen afgeschetst, wier byzondere karaktertrekken elk op zichzelven genoegzame stof konden opleveren, om een ruim boekdeel met vermaarde levensbeschryvingen te vullen. Den nederigen arbeid zyner landlieden te bestieren, en de krygsverrichtingen van het beleg van Schweidnitz te regelen; den Schryver van het Stelzel der NatuurGa naar voetnoot(*) te wederleggen, en den Maarschalk Daun het hoofd te bieden; de Voorrede der Henriade te schryven, en de rust van Duitschland te verzekeren; - wanneer wy frederik in deze en zo vele andere, zo het schynt onbestaanbare, bezigheden beschouwen, gelykt hy eerder een schepzel der verbeelding, dan een dadelyk wezen; niet een enkel man, maar een kort begrip van het gene de vlyt der menschen vermag; terwyl, volgens het getuigenis van Demosthenes, die zekerlyk de verdiensten van filips niet zoude vergrooten, de bevalligheid van Aristodemus, de geest van Philocrates, en, gelyk hy stilzwygend te kennen geeft, zyn eigen welsprekendheid ver- | |
[pagina 485]
| |
eischt wierden, om den Macedonischen Vorst te evenaaren.... Maar hoe treffend ook de overeenkomst dezer beroemde Vorsten, gedurende hun leven, moge geweest zyn, is echter het verschil ten aanzien van hunnen dood niet minder aanmerkelyk. Filips sneuvelde in het zevenënveertigste jaar zyns ouderdoms, door de hand van eenen Moordenaar, terwyl hy zich tot den krygstocht naar Asie toebereidde.... Frederik regeerde juist zo vele jaren als filips leefde, en hy stierf in zyn vyfënzeventigste jaar, door eenen nieuwen vriendenstoet omringd, die hem met deelneming, en met aandoening, in zyne laatste oogenblikken bystond, enz.’ |
|