Wyl zy zich op den Koophandel niet toeleiden, hadden zy weinig gemeenschap met, en lieten zich ook door, vreemde natien niet verbasteren. Schoon zy hunne Vorsten en Overheden hadden, en door dezelven zich lieten bestieren, waakten zy zorgvuldig tegen alle inkruipend geweld en overheersching. Alle zaaken van gewigt wierden in hunne Volksvergaderingen afgedaan. De oorlog was de hoofdbezigheid der mannen, en tevens hun voornaamste vermaak. Dapper en standvastig waren zy getroost des noods voor het Vaderland niet alleen te vegten, maar ook te sterven. Liefde voor de Vryheid straalde in alle hunne bedryven door, indien men alleen het spel uitzondert, waarop zy zeer verzot waren, en waarin zy dikwerf dit dierbaar pand aan eene raazende drift opofferden, wanneer zy niets meer te verliezen hadden. En schoon zy, niet ergdenkende, zich met de Romeinen verbonden, dorsten zy zich tegen hen verzetten, zo dra deezen hun vertrouwen misbruikten. Niet minder eerbied hadden zy voor den Godsdienst, en lieten deszelfs invloed by alle gelegenheden gelden. Door geene Openbaaring begunstigd, moesten zy enkel by het licht der Rede geleid worden, welke, minder verbasterd by hen, dan by andere Volken, hen bewaard had by eene eenvoudigheid en zuiverheid van begrippen, waarvan deezen voorlang reeds waren afgeweeken. Zoo leefden de Batavieren, wel beroofd van veele voordeelen, die wy bezitten, maar ook bevryd van veele lasten, welke ons bezwaaren. Zoo eindigden zy hun leeven in de hoope van een toekomend geluk, en eerden de nagedagtenis hunner overledenen, wier uitvaard zy op een behoorlyke wyze gevierd hadden. - Ziet daar! de Batavieren in hunnen oorspronkelyken staat, waarin zy eerst door de Romeinen gevonden wierden, en waarin zy nog een geruimen tyd gebleeven zyn, wat de hoofdtrekken van hun nationaal character aangaat.’
Op de beschouwing van dit character, en het bezef dat de Batavieren vervolgens, met eene toeneemende burgerlyke beschaaving, inzonderheid door de Romeinen, de eenvoudigheid hunner zeden verlooren hebben, en in meer dan één opzigt verbasterd zyn geworden, zou men veelligt in den waan kunnen vallen, dat het hun, en gevolglyk ook ons, heilzaamer geweest zou zyn, als zy in die beschaaving niet gedeeld hadden, en dus ook wy nog, by die oorfpronglyke zeden gebleeven, als de Aartsvaders elk in het onze leefden. - Dan hiertegen staat, gelyk de