Uwe Godvrucht zij eene verlichte Godvrucht. Zij besta in geene andere gevoelens en bedrijven, dan God zelf, Uw Heer en Wetgeever, van U vordert. Zij verheffe zich niet alleen boven de dwaasheid van hun, die de bevordermiddelen der dougd boven de deugd zelve waardeeren, maar ook boven de zwakheid van hun, die hun licht willen laaten schijnen voor de menschen, door zoodanige betooningen van ingetoogenheid, die volstrekt redeloos en uit dien hoofde bij uitstek nadeelig zijn, voor de achtbaarheid en den voordgang van echte Godsdienstigheid.
Uwe Godvrucht zij eene blijmoedige Godvrucht, en uw geheel gedrag toone, dat Gij den God en Vader van onzen Heer Jesus Christus hebt leeren kennen, zoo als Hij zich in het Euangelie van Zijnen gekruisten en verheerlijkten Zoon aan zondaaren geopenbaard heeft. God is liefde, en, naar mate Gij deeze waarheid dieper inziet en leevendiger gelooft, in die mate zult Gij Hem niet alleen blijmoediger, maar ook oprechter, getrouwer, gelukkiger dienen.
Wat ik U bidden mag, mijne geliefde Broeders en Zusters! en ik bid het U by de eer van God, en bij het heil uwer medemenschen, poogt tog de leer van uwen God en Zaligmaaker Jesus Christus in allen uwen wandel te versieren. Draagt zorg, dat schrandere wereldlingen, van uwe kortzigtigheid en zwakheid misbruik maakende, uwe geboorte uit God, uwen Hemelschen adeldom, de hooge voortreflykheid uwes karakters, niet verdonkeren en miskennen doen.
Verwondert U niet over de verachting der wereld. Deeze was ten allen tijde het lot der Vroomen, en gelijk zij den meester volgde, wat wonder, dat zij den leerlingen aankleeft. Troost U, bij allen wederwil en wederstand met het vooruitzicht van den dag uwer zegenpraal, dien grooten dag, op welken de God van hemel en van aarde, voor het oog van Engelen en Menschen, dat woord aan U vervullen zal: die Mij eeren, zal Ik eeren. Amen.’